Stressdokter Luc Swinnen: ‘Het studentenkot is een kweekplaats voor burn-outs’

© iStock
Trui Engels
Trui Engels Journalist Knack

We zijn de nieuwe generatie burn-outpatiënten aan het kweken, waarschuwt de bekende stressdokter Luc Swinnen. Want burn-out is tegenwoordig niet enkel en alleen meer een werkgerelateerde ziekte. Steeds meer jongvolwassenen gaan er aan ten onder.

Zakenman Roland Duchâtelet mag dan wel beweren dat een groot deel van de burn-outs in ons land fake is, de cijfers liegen er niet om: eind vorig jaar waren er bijna 400.000 mensen in België langer dan een jaar ziek thuis. Bijna een derde van de langdurig zieken lijdt aan een psychische stoornis, vooral burn-out en depressie.

Luc Swinnen, een expert op het gebied van stress en burn-out, ziet de evolutie met lede ogen aan. Al in 2009 legde hij de vinger op de wonde in het boek ‘Stress is geen probleem’. Zopas stelde Swinnen samen met co-auteur Dirk Coeckelbergh zijn intussen vijfde boek over stress en burn-out voor. Maar in plaats van nog maar eens een theoretisch naslagwerk over de ziektes van onze tijd op de markt te brengen, gooiden de auteurs het deze keer over een andere boeg. Aan de hand van veel gestelde concrete en realistische vragen bundelden Swinnen en Coeckelbergh hun kennis, die ze in de loop der jaren verwierven, in een zeer toegankelijke en praktische gids waarbij elke vraag waar een mens mee zou kunnen zitten over stress en burn-out, kort en helder wordt beantwoord. Van hoe burn-out ontstaat tot hoe je het kan voorkomen en wat je moet doen om uiteindelijk weer gezond te worden.

Een simpele vraag als ‘Wat is burn-out?’ lijkt vandaag niet meer zo eenvoudig te beantwoorden. Het lijkt wel dat hoe meer erover gepraat wordt, hoe meer mensen het lijken te hebben. Krijgen mensen niet te snel het label burn-out opgeplakt?

Swinnen: ‘Het is inderdaad een containerbegrip geworden. We moeten de ziekte daarom blijven scherp definiëren. Er zijn maar liefst 15 ziektes die geweldig op een burn-out lijken, maar je moet daarom natuurlijk niet alles meteen met dat etiket gaan benoemen. Om van een burn-out te kunnen spreken, moeten drie factoren aanwezig zijn: vermoeidheid, cynisme en een ongeloof in de eigen capaciteit. De patiënt is extreem moe, ziet zichzelf enkel nog maar als een nummer en voelt zich niet meer bekwaam om bepaalde problemen op te lossen. Zijn die drie factoren niet aanwezig, dan is er misschien sprake van een andere aandoening zoals een slecht werkende schildklier, chronische vermoeidheid of een depressie. Dat heeft met een burn-out niets te maken. Depressie bijvoorbeeld is een stemmingsziekte en dat vergt een heel andere aanpak. In dat geval is zelfs medicatie misschien aangewezen. Het is daarom belangrijk om bij klachten naar de huisarts te gaan en in de eerste plaats een bloedonderzoek te laten uitvoeren. Burn-out is bovendien niet enkel en alleen meer een werkgerelateerde ziekte. Ik zie het tegenwoordig ook al opduiken bij gepensioneerden en langdurig werklozen, maar ook bij jongvolwassenen en zelfs kinderen.’

Onlangs bleek in het reportageprogramma Pano dat de druk bij kinderen om te presteren erg groot is. Bijna 4 op de 10 Vlaamse jongeren kampen met psychische problemen. Zijn we een generatie van nieuwe burn-outpatiënten aan het kweken?

Na de paasvakantie starten weer heel wat jonge peutertjes met de instapklasjes terwijl ze eigenlijk nog niet droog zijn. Ik vind dat dramatisch.

Swinnen: ‘Ik denk het wel. Ik heb 10 jaar geleden al een dergelijke studie uitgevoerd en het lijkt alleen maar erger te worden. Kinderen móeten ook zoveel tegenwoordig. Ze moeten naar de turnles, ballet volgen, piano spelen,… Er wordt zoveel gevraagd van hen. Laat een kind toch kind zijn. Kinderen moeten gewoon kunnen spelen. Meer niet. Na de paasvakantie starten ook weer heel wat jonge peutertjes met de instapklasjes terwijl ze eigenlijk nog niet droog zijn. Ik vind dat dramatisch. Moet een kind dan op het potje leren gaan op school? Volgens mij is het veel beter als dat bij de mama gebeurt. Maar ja, er is nu eenmaal een grote nood aan kinderopvang en met die instapklasjes is dat probleem natuurlijk in één klap opgelost. Mama en papa moeten immers gaan werken. Een andere kweekplaats van burn-outs is het studentenkot. Studenten eten goedkope en slechte voeding, bewegen te weinig en hebben weinig sociale steun, behalve af en toe een pintje gaan drinken met de kameraden. Bovendien beginnen ze nu meteen te werken in een omgeving waar het er veel moeilijker aan toe gaat dan vroeger. Toen ik jong was, namen we het leven net na het afstuderen nog niet meteen al te serieus. Vandaag is die overgang er niet meer.’

Ook iets waar onze jongeren heel vaak mee geconfronteerd worden, zijn een overdaad aan prikkels en digitale schermen. Welke invloed hebben deze factoren op de ontwikkeling van burn-out?

We zitten van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat voor blauw licht. En dat verstoort onze slaap.

Swinnen: ‘Blauw licht is voor onze hersenen dé voornaamste stimulus om actief te worden. En we worden er een hele dag mee geconfronteerd via onze computer en smartphone. Ook ’s avonds komen we thuis, gooien we ons avondmaal snel naar binnen en zetten we ons nog vlug even achter het scherm om wat mails te bekijken. Dat kan nu allemaal dankzij de iPad, iPhone en laptop. Om de dag af te sluiten kijken we tot slot nog wat tv. We zitten dus van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat voor blauw licht. En dat verstoort onze slaap. Om goed te kunnen slapen, mag je minstens twee uur op voorhand niet meer worden blootgesteld aan blauw licht.’

Wordt burn-out tegenwoordig voldoende ernstig genomen door de werkgevers?

Swinnen: ‘Ik ken werkgevers die heel goed zorgen voor hun werknemers. Er zijn een aantal bedrijven die hun personeel zelfs beletten om na de werktijden nog in te loggen op de server van het werk. Zij hebben goed in de gaten dat veel werken niet noodzakelijk efficiënt is en willen daar dan ook wat aan doen. Maar “offline gaan” bij wet verplichten, zoals in Frankrijk is beslist, vind ik niet nodig. Iets verplichten is altijd slecht. Burn-out is immers een ziekte van een gebrek aan autonomie, dus moet de overheid ook niet de dingen gaan bepalen. Wanneer de werkgever een dergelijk initiatief in samenspraak met de werknemer neemt, geeft dat een heel ander gevoel.’

Wat vindt u van het initiatief van Kris Peeters rond ‘werkbaar werk’ dat onlangs in werking is getreden? Kunnen die maatregelen de burn-outepidemie indijken?

Kris Peeters zou beter een taal spreken die mensen begrijpen

Swinnen: ‘Wat is werkbaar werk? Ik zou Kris Peeters voorstellen om een taal te spreken die de gewone mensen begrijpen. Kijk, er zijn een aantal dingen die burn-out kunnen tegengaan. Eén daarvan is status. Mensen moeten een zekere status kunnen ontlenen aan hun werk, fier zijn op wat ze doen en niet gaan werken omdat het niet anders kan. Er zijn veel mensen die uit werken gaan om hun huis te kunnen af te betalen en hun levensstijl aan te houden. De politiek kan dan wel zeggen wat ze wil, mensen moeten het kunnen geloven. En dat doen ze niet als ze horen dat ze tot hun 67e zullen moeten werken. Ten tweede moet er een bepaalde vorm van zekerheid zijn. Hoe je het ook draait of keert, als je weet dat je de volgende dag kunt ontslagen worden, gaan mensen met schrik werken. Een derde zaak wat mensen moeten zien te vinden, is autonomie, zelf mee kunnen beslissen. Werknemers willen graag processen die op het werk gebeuren, zelf kunnen beslissen. En dan zijn er de collega’s. Vroeger stond de relatie met de collega’s in de top van de oorzaken van burn-out. Dat is nu niet meer zo. Nu is de werkbelasting de grootste oorzaak. Een laatste factor is eerlijkheid. Je wordt elke dag geconfronteerd met een grote oneerlijkheid waardoor mensen hun laatste greintje motivatie verliezen. Kijk maar naar de lonen van bepaalde mensen die tot 20 keer hoger zijn en de schandalen rond de bijkomende vergoedingen van politici. Die vijf punten zouden bijvoorbeeld “werkbaar werk” kunnen zijn, al blijf ik het een wollig begrip vinden, hoor.’

In uw boek verwijst u, zonder hem expliciet bij naam te noemen, naar Roland Duchâtelet, die het wel heel verdacht vindt dat steeds meer mensen getroffen worden door burn-outs. Meer nog, hij denkt dat veel mensen faken. Kan u begrijpen dat een man, die tegelijk ook een voorstander is van het basisinkomen, zo een uitspraak doet?

Ik nodig Roland Duchâtelet uit om hier eens een week te komen kijken.

Swinnen: ‘Daar kan ik helemaal geen begrip voor opbrengen. Toen hij die uitspraak deed, was ik woedend. Duchâtelet mag zijn mening hebben, maar ik vond het vooral erg dat hij al die zieke mensen persoonlijk aanviel. Ik nodig Duchâtelet uit om hier eens een week te komen kijken. Je mag de sociale zekerheid en de problemen van de schatkist niet oplossen op de kap van mensen die zo moe zijn dat ze deur niet meer in of uit kunnen. Ook in artsenkringen was er grote consternatie. We noemden hem zelfs ‘collega Duchatelet’. Als hij het allemaal zo goed weet, wat zitten wij hier dan nog te doen?’

Kan iemand die gebeten is door zijn werk en hard werkt uit liefde voor de job ook een burn-out krijgen? Is stress altijd negatief?

Swinnen: ‘Dat er goede kanten zijn aan stress wist Charles Darwin al. Een zekere hoeveelheid stress kan de aanpassing aan nieuwe tijden en nieuwe gewoonten stimuleren. De soort die volgens de evolutietheorie overleeft, is de soort die zich het beste weet aan te passen aan nieuwe omstandigheden. En dat aanpassen wordt bevordert door stress. Maar stress mag niet de oorzaak zijn van het verwaarlozen van bijvoorbeeld je gezin. Je mag bezeten zijn door je job, maar je moet ook wel je grenzen weten te stellen, bijvoorbeeld niet werken in het weekend. En als je een partner hebt, ben je nu eenmaal verplicht om daar tijd voor te maken. Als je altijd wil werken, moet je maar als eenzaat door het leven gaan.’

Uit het World Happiness Report blijkt dat de Scandinavische landen de gelukkigste landen ter wereld zijn. Ook in uw boek stelt u dat Scandinaviërs weinig stress hebben. Wat kunnen wij Belgen van hen leren?

Stressdokter Luc Swinnen: 'Het studentenkot is een kweekplaats voor burn-outs'
© iStock

Swinnen: ‘Veel. Er is een experiment geweest in een rusthuis in Zweden met het verminderen van het aantal werkuren. Men heeft dat moeten opblazen omdat het te duur was. Er wordt daarom gezegd dat het experiment mislukt is, maar dat is allesbehalve zo. Men heeft aangetoond dat mensen met deze manier van werken veel minder klachten hadden en veel meer gemotiveerd waren. De Nederlanders weten dat trouwens ook al. Je werkt veel efficiënter als je maar 32 of 33 uur per week bezig bent. Dat kost natuurlijk geld, maar op het vlak van burn-out kan je niet zeggen dat het experiment mislukt is. Een hoger aantal uur per week werken is geen goed idee. Dat doet de efficiëntie dalen. Je hebt daarnaast ook minder tijd over voor de kinderen, met alle gevolgen van dien. In Scandinavië heerst ook een heel andere maatschappelijke organisatie. Men is er minder bezig met eigendom, maar meer gericht op de gemeenschap.’

Hoe komt het dat wij Vlamingen aan de top staan van alle Europeanen als het gaat over werkuitval als gevolg van burn-out?

Vroeger had je échte vrienden, nu heb je een opgestoken duim

Swinnen: ‘Ik heb gelezen dat we ook aan de top van de landen met de hoogste belastingdruk staan. Dat zal wellicht geen toeval zijn. De lonen in België zijn dan wel hoog, maar we leven in een duur land. Ook, de volksaard speelt een rol. Wij zijn nogal introvert van aard en daar is niets mis mee, maar dat maakt net dat we de dingen opkroppen en dat gaat uiteindelijk vreten aan mensen. Ik zie dat ook bij jongeren. Hun hele leven staat dan wel online, maar vroeger had je échte vrienden, nu heb je een opgestoken duim. Ik waarschuw mijn patiënten vaak voor sociale media, want de werkgever leest mee. Het is al gebeurd dat mensen ontslagen worden omdat ze iets negatiefs over hun werkgever op Facebook hebben geschreven.’

Tot slot, u geeft in het boek heel wat tips om een burn-out te voorkomen. Van alle tips, welke zijn volgens u de belangrijkste?

Swinnen: ‘Ik denk dat er twee belangrijke zaken zijn. Verzorg enerzijds je verplichtingen zoals je werk, je gezin, maar ook je sociaal contact. Sociale steun is immers de beste buffer tegen burn-out en stress. Het is dus belangrijk dat je daar de nodige aandacht aan besteedt. Anderzijds mogen we ook het belang van ons brein niet vergeten. Daarbij zijn voeding, een juiste ademhaling, genoeg slapen, en bewegen essentieel. Dat zijn heel belangrijke partners om burn-out aan te pakken. Als je niet beweegt en slecht eet, blijf je zitten met je oude hersencellen. Je kan zelf de celvernieuwing in gang zetten, maar daar moet je wel wat voor doen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content