‘Een kwart van alle mensen zal een depressie krijgen’

Vergeet even overgewicht, hart- en vaatziekten en kanker. Depressie wordt volgens de Wereldgezondheidsorganisatie volksziekte nummer één. De Amerikaanse journalist en psychologieprofessor Andrew Solomon weet er alles over, uit eigen bittere ervaring.

De cijfers liegen er niet om. Elk jaar krijgt 6 procent van de Vlamingen een depressie. In Nederland zitten 800.000 mensen aan de antidepressiva. 9 à 10 procent van de Amerikanen slikt SSRI’s, een soort antidepressiva waartoe ook Prozac behoort. Wereldwijd lijden naar schatting 350 miljoen mensen aan de ziekte.

Voor zijn boek The Noonday Demon. An Atlas of Depression, in het Nederlands vertaald als Demonen van de middag, kreeg Andrew Solomon in 2001 de Amerikaanse National Book Award. Dat persoonlijke verslag van zijn eigen ervaringen met depressie (hij had er tot nu toe drie ernstige) verscheen in 24 talen en werd een wereldwijd succes. Nu is Solomon bepaald geen onetrickpony: hij publiceerde onder meer nog Ver van de boom, over ‘andere kinderen’ (met down, autisme, doofheid, dwerggroei…), is een kenner van de (Sovjet-)Russische kunst, publiceerde journalistiek werk over Afghanistan en Libië, en is ook een actief voorvechter van de rechten van seksuele minderheden (Solomon heeft een man en een zoon). Maar het is meer dan een bon mot wanneer hij zich een ‘beroepsdepressielijder’ noemt: de ziekte heeft zijn leven in aanzienlijke mate bepaald. Vier jaar geleden behaalde hij zijn doctoraat in de psychologie, en hij is intussen ook hoogleraar in de klinische psychologie aan het Columbia University Medical Center in New York. Kortom: iemand met enige kijk op de zaak.

Ieder mens is anders en culturen verschillen, maar bestaan er naar uw ervaring universele kenmerken van depressie?

ANDREW SOLOMON:Ja. Met Demonen van de middag wilde ik duidelijk maken dat depressie géén modern en specifiek westers verschijnsel onder de middenklasse is. Het tegendeel van depressie is niet opgewektheid, laat staan geluk, maar levenslust. Als je een depressie hebt, verlies je het gevoel te willen leven, weet je niet meer waaróm je zou willen leven. De last van het leven lijkt voor veel mensen die aan depressie lijden groter dan het onuitsprekelijke: het taboe van de dood. Depressie gaat vaak gepaard met enorme beklemming en een soort vrij zwevende, onbepaalde angst, en het gevoel totaal niet opgewassen te zijn tegen dingen die je gewoonlijk wel aankunt. Ze bevat elementen van echte, diepe wanhoop. Al die aspecten zijn universeel.

Een ander kenmerk is dat lijders aan depressie obsessief met zichzelf bezig zijn, wat dan weer tot het gevoel leidt dat de wereld krimpt tot je eigen persoon. Tegelijk verlies je dan ook vaak, paradoxaal genoeg, het gevoel van heelheid van je eigen wezen, er treedt depersonalisatie op, de sensatie dat je niet meer bestaat.

En dat alles is dus overal ter wereld terug te vinden?

SOLOMON: Zeker, van Groenland via Senegal tot Cambodja, zoals ik persoonlijk heb kunnen vaststellen. Natuurlijk, de manier waarop er over depressie gepraat wordt, kan verschillen van cultuur tot cultuur, net zoals de manier waarop men ermee omgaat. Maar de grondervaring, het verlies van de wil om te leven en je met het leven te verstaan, die vind je echt overal terug.

Wat zijn naar uw ervaring de hardnekkigste mythes over depressie?

SOLOMON: Of er echt mythes over bestaan, zou ik niet durven te zeggen, maar een van de meest gehoorde misvattingen is dat een ernstige depressie ‘eigenlijk’ ‘gewoon’ groot verdriet is. Nee, dat is ze niet. Depressie is een ernstige ziekte, terwijl verdriet, ook heel groot verdriet, niet iets is wat bestreden zou moeten worden – je moet erdoorheen, onvermijdelijk, er zijn mensen die veel geluk hebben in hun leven maar aan verdriet ontkomt niemand. Maar als het goed is, groei je daardoor als mens. Van depressie an sich niet.

Hier schiet ook de taal een beetje tekort. We gebruiken dezelfde woorden om wezenlijk verschillende ervaringen te benoemen. Het gevoel van een kind dat hoort dat de voetbalwedstrijd waarnaar het zo uitkeek is afgelast, is níét hetzelfde als wat er door iemand heen gaat voordat hij zich voor een trein werpt. Dat valt niet onder dezelfde noemer van ‘depri’.

Een andere misvatting is dat sterke mensen een depressie wel alleen afkunnen en geen hulp zoeken. Het kost veel meer kracht om te erkennen dat er iets mis is. Het kost veel meer kracht om hulp te zoeken. En het heeft ook niets met karakterzwakte te maken. Er zijn talloze mensen met een robuust karakter die niettemin aan deze ziekte ten prooi vallen.

En dan heb je ook het idee dat een depressie gewoon een chemisch onevenwicht in de hersens is. Gooi er de juiste medicijnen in en de zaak is weer gezond. Nu zijn er uiteraard chemische processen in de hersens gemoeid met depressie, en geneesmiddelen kunnen bijzonder nuttig zijn, maar die benadering is toch een grove versimpeling. Het toedienen van serotonine heeft inderdaad gewoonlijk een gunstige uitwerking op depressieve mensen, maar dat betekent niet dat die mensen dús een tekort aan serotonine in hun hersens hadden. Als je hoofdpijn hebt, wil dat ook niet zeggen dat je hersens een tekort aan aspirine hadden. En als je huis afbrandt, dan komt dat niet doordat het onvoldoende water bevatte.

Je hoort geregeld: psychofarmaca zijn allemaal troep, weg ermee.

SOLOMON:Ja, helaas. De tegenstanders vergissen zich dramatisch en richten veel schade aan. Kijk, ik vind volstrekt niet dat iedereen geneesmiddelen moet slikken. Wil je dat niet, prima, dan slik je ze niet. En psychotherapie is zonder de geringste twijfel een zéér belangrijke pijler van de geestelijke gezondheidszorg. Maar een groot aantal mensen heeft er nu eenmaal baat bij als ze die middelen wél nemen. Toegegeven, niet alles werkt bij iedereen, en er zijn ook mensen bij wie geen enkel middel helpt. Maar het idee dat antidepressiva nemen ‘onnatuurlijk’ is, zoals je weleens hoort, is bespottelijk. Je tanden poetsen is net zo goed onnatuurlijk, maar je ziet zelden mensen op straat actievoeren tegen tandpasta, toch? Als antidepressiva je helpen een beter en bevredigender leven te leiden, dan doet het er verder niets toe hoe al dan niet ‘onnatuurlijk’ ze precies zijn. Zo’n beetje alles in onze samenleving is ‘onnatuurlijk’, al onze technologie… U draagt een bril, ik contactlenzen, maar zijn er mensen die vervolgens zeggen: ‘Jouw werkelijke ik is bijna blind, het past bij jouw wezen om de dingen slecht te zien’? Het is echt een onzinargument.

Uw vader, Howard Solomon, stond jarenlang aan het hoofd van Forest Laboratories, een farmaceutisch bedrijf. Sommigen trekken daardoor uw objectiviteit op dit gebied in twijfel.

SOLOMON:Tegen zulke mensen zou ik willen zeggen: kijk gewoon naar het wetenschappelijk onderzoek. Ik ben helemaal voor niet-medicinale therapie, maar het is ook waar dat je daarmee niet alles kunt behandelen. De waarheid is dat antidepressiva vaak domweg helpen. De farmaceutische industrie heeft geen beste reputatie, het is ‘een bedrijfstak die profiteert van zieken’, nietwaar? Maar mijn ervaring is dat de mensen in die industrie weliswaar kapitalisten zijn, en dus graag winst willen maken, maar ook idealisten die graag willen dat hun werk nut heeft, voor mensen die anders wellicht niet geholpen zouden kunnen worden. Zonder de farmaceutische industrie zouden SSRI’s bijvoorbeeld niet bestaan, en dat zou geen goede zaak zijn.

Trudy Dehue, een Nederlandse hoogleraar psychologie, publiceerde het boek met de veelzeggende titel De depressie-epidemie (2008). Is ‘epidemie’ echt het juiste woord?

SOLOMON: Ja. Er wordt intussen gedacht dat maar liefst een kwart van alle mensen minstens één depressieve periode zal kennen in zijn leven. Dat wil zeggen dat iederéén met depressie te maken krijgt: als je ze niet zelf krijgt, dan is het je moeder of je vrouw wel – vrouwen zijn er vatbaarder voor dan mannen – of je zoon of een vriend. En depressie komt werkelijk in alle lagen van de bevolking voor.

En over de hele wereld. Maar misschien in het Westen toch meer dan elders? Het levenstempo en de belasting van de mensen zijn hier erg hoog. Velen klagen over de versplintering van de samenleving.

SOLOMON:We hebben hier te maken met twee dingen, die samenhangen. Het eerste is dat we veel meer depressies diagnosticeren, en dat komt weer doordat we er behandelingen voor hebben ontwikkeld. Als je in 1850 een depressie had, en je praatte erover, dan was dat wellicht belangwekkend voor je naaste omgeving maar verder kon men er niets aan doen. Nu denken we dat als je een depressie kunt onderkennen en erover kunt praten, je er misschien greep op kunt krijgen.

Het tweede is dat depressie wel degelijk vaker voorkomt dan vroeger. Ik krijg duizenden brieven van lezers met een depressie. Wat me opvalt, is het stramien van hun leven. ’s Ochtends gaan ze naar hun werk, waar ze de hele dag achter de computer zitten of met een industriële machine werken en niet met andere mensen. Na hun werk gaan ze iets te eten halen, wat ze opeten voor de televisie. En dan gaan ze naar bed. Allemaal vrijwel zonder enige interactie met andere mensen. Er is veel vervreemding die we nauwelijks opmerken, omdat zulke mensen zulke onzichtbare levens leiden.

Het heeft te maken met het uit elkaar vallen van gemeenschappen, maar ook met het feit dat zoveel mensen chronisch te weinig slapen. Sinds de uitvinding van elektrisch licht slapen we gemiddeld twee uur minder, en sinds de komst van de televisie is daar nog eens anderhalf uur van afgehaald. En slaapgebrek is een notoire uitlokker van depressie.

Dat is inderdaad anders dan in andere delen van de wereld. Ik wil me niet opwerpen als een deskundige van de slaappatronen in Senegal of zo, maar ik denk niet dat die daar even sterk zijn veranderd als bij ons. En ik geloof ook niet dat carrièrisme en de ratrace er even overheersend zijn als hier, noch dat er evenveel mensen volkomen geïsoleerde levens leiden. Ik wil geen geromantiseerd beeld ophangen van een ‘primitievere’ maatschappij, maar ik denk dat er echt wel verschillen op zitten.

Wat zou er moeten gebeuren om deze epidemie tegen te gaan? Je kunt dit toch niet zomaar op zijn beloop laten?

SOLOMON:Campagnes om het stigma tegen te gaan, lijken me zinvol. Ook een goed idee: een gezondheidszorg die ervoor zorgt dat mensen snel geschikte hulp vinden, en dat geneesmiddelen en psychotherapie terugbetaald worden. En dan is er nog iets wat ik aggressive outreach noem: een interventionistisch, proactief optreden. Mensen die zelf zeggen dat ze een depressie hebben, lukt het wel om een behandeling te krijgen. Maar er bestaan hele volksstammen die een depressie hebben maar dat zelf niet weten, die niet begrijpen wat er met hen aan de hand is, die in penibele omstandigheden leven en hun problemen dááraan toeschrijven. Voor zulke mensen zouden er echt screeningsprogramma’s moeten zijn, zodat je ze in een behandeling krijgt. Pas op, ik spreek niet van dwang. Niets moet. Maar zo’n screening zou veel verborgen depressies aan het licht brengen en behandelingen kunnen aanbieden.

En verder ben ik zeer te vinden voor specifieke depressiecentra. In de VS bestaan er al een paar, zoals we eerder al kankercentra hebben opgezet. Op die manier kun je expertise bundelen.

Wat is eigenlijk het nut van een depressieve aanleg, evolutionair gesproken? Voor schuchterheid kun je nog wel een verklaring bedenken, en voor een agressief karakter ook. Maar voor depressie?

SOLOMON:Een van de grote kwaliteiten van de menselijke soort is dat we een ruim emotioneel spectrum hebben. Het is erg nuttig en waardevol dat je bij een bepaalde gelegenheid boos kunt zijn, bij een andere verdrietig, bij nog weer een andere blij. Maar door de complexiteit van onze emotionele bedrading ligt het voor de hand dat daar ook dingen mis mee kunnen gaan. Zoals depressie. Die heeft volgens mij geen nut, maar is een potentieel manco van het systeem.

En toch wijdt u er in uw boek bijna waarderende woorden aan.

SOLOMON:Voor alle duidelijkheid, het is een ervaring die ik niemand aanbeveel of toewens. Maar als je ze dan tóch hebt gehad, kun je twee dingen doen. Je kunt jezelf er totaal voor afsluiten en zeggen: gruwelijk, het is godzijdank achter de rug en laten we het er nooit meer over hebben. Of je kunt ermee leren omgaan: het was een heel onaangename ervaring, maar ik heb ze nu eenmaal gehad en ik wil op zoek gaan naar de betekenis die ik erin kan vinden.

In mijn geval heeft het doormaken van een depressie me vriendelijker gemaakt, en ontvankelijker voor het tegelijk vreselijke en sublieme gewicht van liefdesrelaties in mijn leven. Ik ben er ook lankmoediger door geworden – sommige mensen krijgen dingen voor elkaar, andere niet, en sommige soms wel maar een andere keer weer niet: zo is het leven. Of zoals een van de mensen met wie ik heb gesproken voor mijn boek zei: ik heb leren te geven wat ikzelf altijd heb willen krijgen. Dat vond ik mooi. En verder geeft elke dag waarop ik wakker mag worden zonder depressie me een feestelijk gevoel – wat ik zonder de ervaring niet in die mate zou hebben gehad. Dat gezegd: als we zware klinische depressies konden uitroeien, zoals we polio hebben uitgeroeid: ja graag. Je kunt inderdaad veel leren uit een depressie, maar het lijden is gewoon te erg, de prijs is te hoog. Bedroefdheid, wanhoop, verdriet: die zou ik nooit willen doen verdwijnen. Maar de wurgende verlamming van een zware depressie, waarbij je iedere zin in het leven verliest? Nee, die zou ik echt wel kunnen missen.

Door HERMAN JACOBS

‘Tegenstanders van medicatie vergissen zich dramatisch en richten veel schade aan.’

‘Veel mensen slapen chronisch te weinig. En slaapgebrek is een notoire uitlokker van depressie.’

‘Als antidepressiva je helpen een beter leven te leiden, dan doet het er niets toe hoe “onnatuurlijk” ze zijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content