Neonatoloog An Eerdekens: ‘Kinderen die meer dan een jaar borstvoeding hebben gekregen, verdienen op hun dertigste meer’

© Debby Termonia
Karin Eeckhout

Nog altijd worden te weinig baby’s langdurig met moedermelk gevoed, terwijl de gezondheidsvoordelen groot zijn, zegt kinderarts en lactatiekundige An Eerdekens. Hoe dat komt? ‘Er is te weinig kennis over borstvoeding, het beleid ondersteunt moeders die borstvoeding geven niet genoeg en de lobby van de kunstvoeding is te sterk.’

‘Dat borstvoeding goed is voor het kind is alom bekend. Het beschermt niet alleen tegen infecties, maar ook tegen de ontwikkeling van obesitas’, zegt An Eerdekens, kinderarts-neonatoloog in het UZ Leuven. ‘Maar de gezondheidsvoordelen voor de moeder zijn veel minder bekend. Zo vermindert langdurige borstvoeding het risico op borst- en eierstokkanker en op aandoeningen zoals diabetes type 2 en osteoporose op latere leeftijd.’

Die gezondheidsvoordelen zijn wetenschappelijk bewezen, maar toch zijn de cijfers in Vlaanderen erg laag: amper tien procent van de baby’s krijgt een jaar of langer borstvoeding. Dat heeft uiteraard te maken met de moeilijke combinatie van borstvoeding en werk, maar volgens Eerdekens is er meer aan de hand. Jonge ouders worden te weinig geïnformeerd en begeleid, en ook de kennis bij medisch personeel is vaak ontoereikend. Bovendien is de melkpoederindustrie een miljardenindustrie die met dure campagnes zowel zorgverleners als jonge ouders bespeelt.

De Internationale Week van de Borstvoeding (van 1 tot 8 oktober), een initiatief van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en Unicef, krijgt dit jaar het thema ‘de warme keten rond borstvoeding’. ‘Daarmee bedoelen we iedereen die betrokken is bij borstvoeding’, zegt An Eerdekens. ‘Dat zijn uiteraard moeder en kind en hun directe omgeving, maar ook artsen, andere zorgverleners, de kinderopvang en eigenlijk de hele maatschappij.’ Want ‘it takes a village to raise a child’, maar ‘it takes a village to breastfeed a child’ gaat evenzeer op.

‘Artsen hebben te weinig wetenschappelijke kennis over borstvoeding om jonge ouders goed te kunnen begeleiden.’

De WHO beveelt aan om baby’s uitsluitend borstvoeding te geven tot ze zes maanden oud zijn, daarna nog minstens tot de leeftijd van twee jaar in combinatie met gevarieerde vaste voeding, en nadien zo lang moeder en kind dat wensen. Wereldwijd wordt minder dan de helft van de kinderen volgens die aanbeveling gevoed. Hoe zit het in ons land?

83 procent van de pasgeborenen krijgt borstvoeding,’ zegt Eerdekens, ‘waarvan 77 procent uitsluitend borstvoeding. Maar na het einde van de eerste levensweek is het percentage baby’s dat alleen borstvoeding krijgt al gedaald tot 64 procent. Als zoveel moeders binnen de week al afhaken, dan wijst dat op een gebrek aan begeleiding en ondersteuning van de omgeving of van zorgverleners. Beginnen met borstvoeding is niet altijd vanzelfsprekend. Soms treden er complicaties op. Tepelkloven, bijvoorbeeld, of een borstontsteking. De juiste hulp maakt dan het verschil.

Hoe komt het dat die ondersteuning tekortschiet? 

An Eerdekens: Artsen en andere zorgverleners hebben zelf te weinig wetenschappelijke kennis over borstvoeding om jonge ouders goed te kunnen begeleiden. Dat is jammer, niet alleen omdat heel wat kinderen op die manier de gezondheidsvoordelen van moedermelk missen, maar ook omdat de juiste ondersteuning moeders veel psychisch leed kan besparen. Vrouwen die gemotiveerd zijn om borstvoeding te geven en onderweg opgeven, worstelen vaak met schuldgevoelens.

U bent ervan overtuigd dat de uitval kleiner zou zijn met meer kennis en betere begeleiding?

Eerdekens: Zeker. Ik zie in mijn eigen praktijk genoeg moeders die op consultatie komen met een probleem en daarna toch verder kunnen. Helaas krijgen jonge ouders soms tegengestelde adviezen over borstvoeding, waardoor ze onzeker worden. Het gebeurt ook nog te vaak dat moeders op aanraden van een dokter overstappen van moedermelk naar kunstvoeding, terwijl dat misschien niet nodig was. Dat is geen typisch Belgisch fenomeen. Mijn buitenlandse collega’s ervaren dezelfde moeilijkheden.

Veel heeft te maken met een hiaat in het onderwijs. In de opleiding vroedkunde komt borstvoeding uitgebreid aan bod, bij verpleegkunde en geneeskunde is dat veel minder het geval. Terwijl ook eerstelijnsverpleegkundigen, huisartsen, kinderartsen, gynaecologen en andere specialisten in contact komen met patiënten die borstvoeding geven. Net zoals alle gezondheidsmedewerkers kennis moeten hebben over antibioticagebruik, covid of hartinfarcten, zouden zij voldoende thuis moeten zijn in borstvoeding.

‘Langdurige borstvoeding reduceert het risico op borst- en eierstokkanker bij de moeder.’

Dat ondersteuning werkt, bewijst trouwens het Baby Friendly Hospital Initiative (BFHI) van de WHO. Dat programma houdt in dat ziekenhuizen het Baby Friendly Hospital-label kunnen krijgen wanneer ze aan een aantal voorwaarden voldoen: ze mogen kunstvoeding alleen gebruiken wanneer het medisch noodzakelijk is, moeten een borstvoedingspercentage van meer dan 75 procent halen en alle stappen ondernemen die nodig zijn om de borstvoeding te laten slagen.

In de ziekenhuizen die dat label hebben, verloopt de borstvoedingsstart vlotter, gebeurt de ondersteuning op een meer wetenschappelijke manier en wordt er meer borstvoeding gegeven. In ons land heeft nog maar 33 procent van de materniteiten dat BFHI-certificaat, maar als voorzitter van de toekenningscommissie zie ik een beweging in de goede richting. 

Hoeveel kinderartsen zijn er in ons land gespecialiseerd in borstvoeding?

Eerdekens: Twee. (lacht) Uiteraard is het een niche binnen een niche van de kindergeneeskunde. Er wordt maar weinig gepubliceerd over borstvoeding, terwijl het nochtans een essentieel deel van de biologie is en er ook ziektes bij kunnen ontstaan.

© Debby Termonia

Wat zijn de voornaamste verschillen tussen moedermelk en kunstvoeding?

Eerdekens: De gezondheidsvoordelen van moedermelk zijn zoals gezegd talrijk, zowel voor het kind als voor de moeder. Verder zit moedermelk boordevol bacteriën die het microbioom van de baby stimuleren. Dat effect kun je met kunstvoeding nooit bereiken. Fabrikanten proberen dat wel, door een aantal substanties toe te voegen, bijvoorbeeld suikers die beschermen tegen infecties. Op die manier willen ze hun melk zo veel mogelijk op moedermelk laten lijken. Maar terwijl in moedermelk honderden van die substanties zitten, zijn dat er bij kunstvoeding maar enkele.

Kunstvoeding is trouwens ultrabewerkte voeding en we kennen ondertussen de effecten daarvan op onze gezondheid. Uit onderzoek is gebleken dat die ultrabewerkte babymelk in de eerste levensjaren al een negatieve impact heeft op het microbioom van de darmwanden. Een Braziliaanse studie heeft ook aangetoond dat er op zevenjarige leeftijd al verschillen in bloeddruk te noteren zijn tussen kinderen die borst- of flesvoeding kregen.

‘Uitsluitend borstvoeding geven de norm? Maak het dan ook mogelijk’

Klopt het dat hoogopgeleide moeders meer borstvoeding geven? Kunnen de verschillen die in die onderzoeken naar voren komen misschien verklaard worden door een minder goede kennis over gezondheid of een minder gezonde levensstijl in gezinnen die niet kiezen voor borstvoeding?

Eerdekens: Uit de data van Kind en Gezin weten we dat hoogopgeleide moeders inderdaad meer borstvoeding geven. Maar er is ook een Braziliaanse studie uit 2016 die tienduizenden moeders en kinderen uit verschillende sociaal-economische klassen heeft gevolgd van bij de geboorte tot de leeftijd van dertig jaar. 
Dat onderzoek heeft aangetoond dat kinderen die langer dan een jaar moedermelk hadden gekregen op hun dertigste een hoger inkomen en een beter opleidingsniveau hadden dan wie weinig of geen borstvoeding had gekregen. En dat was onafhankelijk van het sociaal-economische milieu waarin ze waren opgegroeid. 
De conclusie was duidelijk: moedermelk geeft een baby optimale ontwikkelingskansen. Dat was de eerste studie die dat onomstotelijk heeft bewezen. 

Als borstvoeding zoveel voordelen heeft, waarom zetten we daar als maatschappij dan niet veel meer op in?

Eerdekens: We zitten zo vast in ons vooruitgangsdenken dat we over het hoofd zien dat borstvoeding een onderdeel is van onze voortplantingscyclus als zoogdier. Borstvoeding wordt economisch ook niet gevaloriseerd. Terwijl kunstvoeding in het bruto nationaal product zit, wordt de gezondheidswinst door borstvoeding niet meegenomen. Investeren in borstvoeding loont nochtans, omdat het de volgende generatie gezonder en welvarender maakt.

‘Het aanvragen van borstvoedingspauzes is een administratieve rompslomp. Dat moet eenvoudiger kunnen.’

Als we kijken naar het aantal baby’s dat langdurig borstvoeding krijgt, scoren we in Vlaanderen niet goed. Op de leeftijd van zes maanden krijgt nog maar 39 procent borstvoeding, op de leeftijd van één jaar is dat amper 10 procent. Het lijkt de norm dat je stopt met borstvoeding wanneer je weer aan het werk gaat.

Eerdekens: Helaas zijn er niet zoveel moeders die borstvoeding en werk combineren, al hebben we daar geen exacte cijfers over. Ik denk niet dat de eenduidige oplossing ligt bij moeders langer thuishouden, want naarmate zij langer weg blijven van het werk, wordt de impact op hun carrière groter. 
Werkende moeders hebben recht op borstvoedingspauzes, alleen is dat praktisch niet overal goed geregeld. Vrouwen belanden met hun borstkolf op het toilet of in ruimtes met weinig privacy. En het aanvragen van de pauzes bij het ziekenfonds, dat ze betaalt, is een administratieve rompslomp. Dat moet eenvoudiger kunnen. Anderzijds ben ik wel optimistisch over de mogelijkheden die de technologie biedt. Bij ons in het UZ Leuven zijn er bijvoorbeeld arts-assistenten die handenvrije kolfapparaten gebruiken tijdens het werk. 

Ook producenten van melkpoeder spelen een bedenkelijke rol?

Eerdekens: De melkpoederindustrie is een miljardenbusiness met een jaarlijkse omzet van 55 miljard dollar. Uiteraard mogen commerciële bedrijven marketingtechnieken hanteren om hun producten aan de man te brengen, zolang ze zich aan de wettelijke regels houden. Zo is reclame voor ‘eersteleeftijdpoedermelk’ verboden, maar dat weten ze creatief te omzeilen door te adverteren voor andere producten met dezelfde merknaam. 

Erger vind ik dat ze zorgverleners in kraamklinieken proberen te beïnvloeden zodat zij hun melk zouden aanbevelen. Dat doen ze bijvoorbeeld door gadgets te verspreiden en reisjes of congressen met sociale activiteiten aan te bieden. Het gaat om praktijken die vroeger courant werden toegepast door de farmaceutische industrie maar die door de wet aan banden zijn gelegd. Maar fabrikanten van kunstvoeding zijn door die wetgeving niet gebonden, zij vallen onder de regels van de voedingsindustrie. Voor ziekenhuizen die het Baby Friendly Hospital-label willen krijgen, geldt wel de voorwaarde dat er geen belangenconflict mag bestaan met kunstvoeding. Dat houdt in dat zorgverleners geen cadeaus mogen ontvangen en het ziekenhuis geen enkele vorm van sponsoring mag aanvaarden van die bedrijven. 

‘Producenten van babymelk spelen handig in op de angst en de onzekerheid van jonge ouders.’

In hun campagnes verspreiden producenten van babymelk ook soms desinformatie?

Eerdekens: Klopt. Ze spelen handig in op de angst en de onzekerheid van jonge ouders. Het medisch tijdschrift The Lancet heeft dat onlangs aangeklaagd. Van veel typische ongemakken die bij de normale ontwikkeling van een baby horen, maken producenten een medisch probleem dat dan zogezegd opgelost kan worden met melk uit hun gamma, terwijl daar helemaal geen wetenschappelijk bewijs voor bestaat. 

Tijdens de coronacrisis werd borstvoeding in Italië en India ondermijnd door de boodschap dat moedermelk gevaarlijk was voor het kind en dat het beter was om kunstvoeding te geven. Terwijl het toen juist belangrijker was dan ooit om baby’s te beschermen dankzij de moedermelk. 
Ook wat lobbying betreft, gaat de industrie soms ver. The Lancet heeft beschreven hoe fabrikanten van kunstvoeding in de Verenigde Staten lobbyen bij politici om het moederschapsverlof, dat er al erg beperkt is, vooral niet uit te breiden. Want de industrie weet dat een moeder die langer bij haar baby kan blijven, minder kunstvoeding koopt.

‘Wat als een Vlaams parlementslid borstvoeding wil geven in het parlement?’

Gaat die lobby bij ons in Europa of in België ook zo ver?

Eerdekens: Daarover durf ik mij niet uit te spreken. Ik heb er in ieder geval nog geen bewijs van gezien. 

Ziet u ook positieve evoluties als het over borstvoeding gaat?

Eerdekens: Zeker. Neem nu de groeicurves. Tot twee jaar geleden gebruikte Kind en Gezin als referentie de curves van baby’s die kunstvoeding krijgen. In de periode tussen 2 en 4 maanden groeien die sneller dan baby’s die moedermelk drinken. Nu gelden de groeicurves van baby’s die borstvoeding kregen als referentie. Wat dan weer reacties uitlokte bij mensen die zich daardoor gestigmatiseerd voelen. Het blijft een delicaat onderwerp.

Positief is ook dat het agentschap Opgroeien bezig is met een borstvoedingsactieplan voor de kinderopvang, want ook die kan een belangrijke rol spelen in de ondersteuning van moeders die borstvoeding geven. 

© Debby Termonia

Hoe kunnen we de kennis over borstvoeding bij het grote publiek nog verbeteren?

Eerdekens: Dat begint al in het onderwijs. Het is heel subtiel allemaal. Toen ik bij mijn zoontje in de kleuterschool op klasbezoek ging, zag ik in de poppenhoek alleen maar flesjes voor de babypoppen. Waarom geen pop die een poppenbaby de borst geeft? Of een pop met een borstkolf? Want wat je ziet van kleins af, ga je vanzelf normaal vinden.
Daarom ben ik ook blij dat scenaristen van televisieprogramma’s de weg naar onze afdeling vinden wanneer ze advies nodig hebben. Als borstvoeding aan bod komt in een veelbekeken soap als Thuis, dan heeft dat een grote impact op hoe het publiek borstvoeding percipieert. Hetzelfde geldt voor bekende mensen die praten over hun ervaringen met borstvoeding. 

Daar zit wel wat spanning. Bij een deel van de maatschappij leeft het gevoel dat de nadruk zo veel op borstvoeding is komen te liggen, dat die hen wordt opgedrongen. 

Eerdekens: Ik vind dat een vrouw altijd haar persoonlijke keuze moet kunnen maken. Het gaat tenslotte om het zelfbeschikkingsrecht over haar lichaam. Zodra een moeder haar beslissing heeft genomen, moeten wij als zorgverleners die beslissing respecteren en haar de begeleiding geven die ze nodig heeft, zonder te oordelen of te veroordelen. Het laatste wat wij moeten doen is meegaan in de polarisatie tussen ‘goede’ en ‘slechte’ moeders. 
Cruciaal is wel dat iedere moeder haar keuze moet kunnen maken op basis van wetenschappelijk correcte informatie en zich niet laat leiden door uitspraken zoals ‘een flesje is even goed’ of ‘wij zijn ook groot geworden zonder moedermelk’.

‘Mensen moeten zich ervan bewust zijn dat het niet gaat om een keuze tussen twee dingen die even goed zijn, de gezondheidsvoordelen van borstvoeding zijn wetenschappelijk bewezen.’

Er is natuurlijk wel een hele generatie met flesjes groot geworden.

Eerdekens: Dat is zo, maar de gezondheidsvoordelen van borstvoeding, zowel voor mama’s als voor baby’s, zijn wetenschappelijk bewezen. Mensen moeten zich ervan bewust zijn dat het niet gaat om een vrijblijvende keuze tussen twee dingen die even goed zijn.

Er zijn wel gevallen waarin een vrouw geen borstvoeding kan geven. Omdat ze te weinig melk produceert, bijvoorbeeld?

Eerdekens: Soms is borstvoeding inderdaad onmogelijk, bijvoorbeeld wanneer een moeder ziek is of medicatie moet slikken, of wanneer de baby lijdt aan een zeldzame stofwisselingsziekte zoals galactosemie. 
Te weinig melk produceren, bijvoorbeeld na borstchirurgie, kan een probleem zijn, maar dat is een zeldzaam fenomeen en vaak is het vooral zaak om in te zetten op gepersonaliseerde begeleiding.

Moeders die borstvoeding geven klagen er weleens over dat ze negatieve reacties krijgen wanneer ze hun baby voeden in het openbaar. 

Eerdekens: Heel jammer vind ik dat. Enkele generaties geleden vond men dat nochtans heel normaal. Als je verder teruggaat in de tijd zie je daar trouwens een mooie illustratie van in kerken en kathedralen, waar je op schilderijen ‘Maria Lactans’ ziet, een madonna die haar baby aan de borst voedt. Terwijl er voor de rest een conservatieve cultuur heerste, nam niemand daar aanstoot aan. Ondertussen hebben we de biologische functie van borsten weggeduwd en de seksuele connotatie vooropgezet. Daardoor hebben we als beschaving een grote stap teruggezet.

An Eerdekens

– 1979: Geboren in Leuven.

– 2009: Studeerde geneeskunde en vervolgens specialisatie kindergeneeskunde aan de KU Leuven, met stages aan de Maastricht University en University of Pretoria.

– 2010: Afgestudeerd als neonatoloog aan de KU Leuven.

– 2016: Behaalt het IBCLC-certificaat, verleend door de International Board of Lactation Consultant Examiners (IBLCE), een internationale kwalificatie voor lactatiekundigen.

– Is lid van de International Academy of Breast Feeding Medicine, de European Association of Breast Feeding Medicine en het Federaal Borstvoedingscomité.

– Is voorzitter van de BFHI-toekenningscommissie van België.

– Medeoprichter van de Belgische moedermelkbanken.

Lees meer over:
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise