Moeten we bang zijn voor het coronavirus? ‘Niemand heeft baat bij paniek zaaien’
Het aantal besmettingen met het coronavirus neemt toe. Een vaccin is nog niet in zicht. Wetenschappers discussiëren over de gevaren die het virus voor de mensheid betekent – en over het gevaar van paniek zaaien. Ook bij ons.
Het aantal besmettingen met het coronavirus zit in een stroomversnelling. Op 3 februari stond de teller op 17.485 registraties van besmettingen, waarvan 183 buiten China. Het virus maakte in januari 304 doden, vooral oudere en verzwakte mensen, allemaal in China. Op 1 februari overleed de eerste patiënt buiten China: een Chinese man op de Filipijnen.
Er worden draconische maatregelen genomen om het virus te counteren. In China zijn 56 miljoen mensen de facto afgesloten van de rest van de wereld. Grenzen worden gesloten, reizen geannuleerd, verplaatsingen beperkt. De economische schade loopt al in de miljarden.
Het medisch vakblad The Lancet waarschuwt voor grote uitbraken in grote steden de volgende maanden.
Tom Wenseleers (KU Leuven)
Toch blijft het aantal slachtoffers vooralsnog klein in vergelijking met andere virale uitbraken. Het griepvirus doodt elk jaar alleen in ons land al gemiddeld een duizendtal personen – ook vooral verzwakte mensen – en wereldwijd gaat het sommige jaren om meer dan een half miljoen doden. De ebolavirusuitbraak van 2014 in West-Afrika besmette meer dan 20.000 mensen, van wie er meer dan 8000 stierven.
Maar het aan het huidige coronavirus verwante mers (Middle East respiratory syndrome) veroorzaakte vanaf 2012 wereldwijd niet meer dan bijna 2500 besmettingen en 855 overlijdens – dat geeft wel een mortaliteit van zo’n 37 procent van de patiënten. Het allereerste coronavirus dat wereldwijd paniek veroorzaakte – sars (severe acute respiratory syndrome) – besmette in 2003 in een half jaar tijd iets meer dan 8000 mensen, van wie er 774 stierven, goed voor een mortaliteit van ongeveer 10 procent. Voor het nieuwe virus wordt momenteel slechts 2 procent mortaliteit gemeld. Ter vergelijking: de mortaliteit van een gewone griep bij ons is 0,1 procent (dus één sterfgeval per duizend besmettingen).
Naïeve onderschatting
Je zou dus kunnen stellen dat coronavirussen een relatief bescheiden impact op de volksgezondheid hebben. Een aantal coronavirussen veroorzaakt gewoon verkoudheden. Sars was het eerste dat echt problemen uitlokte. Het nieuwe virus lijkt relatief zwak te zijn in vergelijking met mers en sars. Virologen als Marc Van Ranst (KU Leuven) manen bijgevolg aan tot kalmte en sussen met de boodschap dat het allemaal onder controle is.
Dat strookt echter niet met wereldwijde reacties. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) kondigde op 30 januari aan dat ze de uitbraak als een ‘internationale noodsituatie’ beschouwt. Landen die mensen repatriëren uit China, zoals België, houden ze weken in quarantaine. De angst voor het importeren van een uitbraak zit er diep in.
Evolutiebioloog Tom Wenseleers (KU Leuven) maakt zich zorgen over wat hij ‘een naïeve onderschatting’ van de problematiek noemt. Hij zegt verbaasd te zijn over de tegenstelling tussen de draconische maatregelen enerzijds en de sussende verklaringen anderzijds. Hij is geen viroloog, maar heeft veel ervaring met wiskundige modellen. Er zijn de jongste weken al meer dan vijftig wetenschappelijke publicaties over de nieuwe uitbraak verschenen, met veel cijfers. Uit de gegevens leidt hij af dat de mate van mortaliteit van gehospitaliseerde personen veel hoger kan zijn dan de 2 procent waarmee geschermd wordt. Die bevinding wordt ondersteund door de recentste cijfers uit China: de Chinese Academie voor Wetenschappen hanteert nu een mortaliteit voor het coronavirus van 6,5 procent. Wenseleers berekende dat de mortaliteit van sars in de eerste weken van de epidemie destijds met de rekentechnieken die vandaag voor het nieuwe virus gehanteerd worden, ook slechts 2 procent zou hebben bedragen, en geen 10 procent zoals later zou blijken.
Het nieuwe virus is zeer besmettelijk, onder meer omdat het lang in een mens kan sluimeren voor het zich manifesteert. Ondertussen kan het wel al anderen besmetten. Daarin onderscheidt het zich van sars: dat kon alleen verspreid worden door mensen die al symptomen van de ziekte vertoonden. Vroeg in de huidige epidemie bleek dat elke geïnfecteerde persoon twee tot drie anderen besmette. Maar volgens de laatste Chinese cijfers zou het om vier of zelfs meer gaan. Het virus heeft zich in China in een recordtempo verspreid: het aantal bevestigde besmettingen is elke twee tot drie dagen verdubbeld.
Een aantal cruciale elementen voor een grondige evaluatie is nog onbekend. Zo is er geen zicht op de fractie van de besmette mensen die in een ziekenhuis terechtkomt. Het is wel duidelijk dat van de mensen die gehospitaliseerd worden, slechts een klein deel snel herstelt (amper 331 in de maand januari). De tijd die gemiddeld verloopt tussen diagnose en dood is evenmin bekend.
Zoektocht naar vaccins
De globalisering bezorgt epidemiologen kopzorgen, want mensen die al wel het virus dragen maar nog geen symptomen vertonen, kunnen het reizend verspreiden. ‘Gelukkig’, zegt Wenseleers, ‘lijkt de verspreiding van het virus buiten China te vertragen, mogelijk als gevolg van de maatregelen. Maar de laatste studie in het medisch vakblad The Lancet waarschuwt toch voor uitbraken in verschillende grote steden in de wereld de volgende maanden.’
Er zijn geen goede geneesmiddelen tegen coronavirussen. Er wordt wel intens gezocht naar werkzame vaccins. Die zullen er komen – ze zijn er ook voor sars gekomen en de kennis van toen kan nu meegenomen worden om het maakproces te versnellen. Maar de ramingen over de timing van de eerste vaccins variëren van binnen drie maanden tot meer dan een jaar. Het duurde twintig maanden voor er een vaccin tegen sars was. Wenseleers sluit daarom niet uit dat we afstevenen op een pandemie met grote problemen voor de volksgezondheid. Hij ziet daarin een verklaring voor het drastische optreden van veel instanties, en denkt dat de sussende woorden bedoeld zijn om paniek te vermijden.
Wenseleers legde zijn analyse zelf voor aan een collega: epidemioloog Philippe Lemey (KU Leuven). Hij kwam op basis van dezelfde vakliteratuur tot een minder pessimistische conclusie, wat illustreert dat er nog te weinig over het virus bekend is voor solide uitspraken. ‘We gaan er momenteel vanuit dat het nieuwe virus besmettelijker is dan sars, maar minder dodelijk’, zegt Lemey. ‘De cijfers van collega Wenseleers stellen de situatie te negatief voor. Zo is het waarschijnlijk dat een groot aantal besmette personen slechts lichte symptomen vertoont, waardoor het sterftecijfer voor de globale populatie op 2,5 procent van de besmettingen kan blijven hangen. Ook de verspreidingssnelheid ligt, volgens mijn bronnen, lager dan in zijn analyse. We moeten namelijk rekening houden met het gegeven dat de diagnose van de ziekte steeds beter wordt, waardoor er steeds meer gevallen worden opgepikt.’
Maar Lemey beschouwt het virus wel degelijk als een ernstig probleem: ‘Het komt bovendien samen met een piek in de jaarlijkse griepepidemie, waardoor het ziekenhuizen extra kan belasten. De eerste symptomen van griep en van het coronavirus lijken nogal op elkaar, wat een juiste diagnose kan bemoeilijken. Ik begrijp dus dat er drastische voorzorgen genomen worden om de verspreiding in te dijken. Maar niemand heeft baat bij paniek zaaien. We zien nu al de negatieve sociale gevolgen van de berichtgeving over het virus.’
Lemey doelt op berichten over stigmatisering van en onverholen racisme tegenover mensen van Aziatische origine. De kop ‘Het Gele Gevaar’ wordt te pas en vooral te onpas gebruikt boven artikels over het virus. Er zijn her en der mensen van Aziatische origine die hun job verliezen of niet op de trein mogen, en Chinese restaurants die moeten sluiten. De sociale media halen weer het slechtste in de mensheid naar boven, met fake berichten over het opduiken van het virus op de gekste plekken en niet-fake scheldpartijen tegen Aziatische mensen. Het zal de strijd tegen het virus niet vooruithelpen.
Stand op 3 februari 2020.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier