De toekomst van het huisartsenberoep: ‘Mensen moeten aanvaarden dat ze hun huisarts minder zullen zien’

Sophie Van Steenbergen ‘Wil ik veel geld verdienen, dan moet ik alle griepspuiten zelf zetten en alle covidtests zelf afnemen.’ Thibault Detremerie: ‘Laat je een nieuwe patiënt in je praktijk toe, dan ga je een engagement voor een heel leven aan.’ © REBECCA FERTINEL
Ann Peuteman

Steeds meer huisartsen vallen uit, houden ermee op of voeren een patiëntenstop in. ‘Zo kan het niet verder’, zeggen Sophie Van Steenbergen en Thibault Detremerie. ‘Ons beroep moet dringend worden hervormd én er moet iets aan ons imagoprobleem worden gedaan.’

‘Wie bij mij op consultatie wil komen, moet twee tot drie weken wachten. Dat vind ik zelf heel erg, maar het kan gewoon niet anders’, zegt huisarts Sophie Van Steenbergen. De voorzitster van Jong Domus, de vereniging van jonge huisartsen, werkt in een groepspraktijk in Berchem. Zoals haast overal in Vlaanderen is er in die regio een nijpend tekort aan huisartsen. Daardoor vinden dokters die met pensioen gaan geen opvolger meer en worden collega’s die een tijdje ziek zijn of bevallingsverlof opnemen vaak niet vervangen. Bijgevolg neemt de werkdruk almaar toe. Steeds meer huisartsen lopen tegen een burn-out aan, andere stoppen er op den duur helemaal mee. Veel praktijken hebben ondertussen ook een patiëntenstop ingevoerd. Het gevolg is dat je als patiënt soms erg lang op een afspraak moet wachten en dat het op heel wat plaatsen bijna onbegonnen werk is om een nieuwe huisarts te vinden. ‘Het is heel hard om mensen te moeten weigeren’, zegt huisarts Thibault Detremerie, die in een wijkgezondheidscentrum in Gent werkt. ‘Vlamingen zijn dat ook niet gewoon. Tot voor kort kon iedereen zonder problemen bij een huisarts op consultatie. Maar maak je je vandaag zorgen over je koortsige baby, dan is het helemaal niet zeker dat je snel een afspraak kunt krijgen. Veel mensen zijn daar echt door geschokt.’

Daarom zijn Van Steenbergen en Detremerie pleitbezorgers van een grondige hervorming van de huisartsgeneeskunde. De afgelopen maanden werkten ze onder meer mee aan het actieplan Together We Make Change Happen. Daarin doet een groep huisartsen en academici concrete aanbevelingen voor de toekomst van hun vakgebied. Ook minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) wil het huisartsenberoep hervormen. ‘Wij waren betrokken bij de voorbereiding van de new deal voor de huisarts die de minister onlangs presenteerde’, zegt Van Steenbergen. ‘Na de zomer gaan we in werkgroepen aan de slag om die de plannen concreet te maken. Begin volgend jaar zou er al een wetsontwerp klaar moeten zijn. Maar goed ook, want we hebben geen tijd meer te verliezen. Het is nu al vijf over twaalf.’

Wij worden constant geacht attesten af te leveren voor dingen die we eigenlijk niet kunnen checken.

Thibault Detremerie

Ondertussen worden de wachtlijsten bij veel huisarts-praktijken almaar langer. Houdt dat geen grote gezondheidsrisico’s in?

Sophie Van Steenbergen: Mensen met echt dringende klachten kunnen altijd in onze praktijk terecht. Alleen is dat dan vaak niet bij hun vertrouwde huisarts. Velen vinden dat moeilijk omdat ze gehecht zijn aan hun dokter. Ik krijg soms zelfs patiënten met ernstige medische problemen over de vloer die weken hebben gewacht omdat ze per se bij mij op consultatie wilden komen.

Thibault Detremerie: Op dat vlak moet de mentaliteit echt wel veranderen. Mensen moeten beseffen dat ze bij acute problemen niet altijd door hun eigen arts kunnen worden geholpen, maar wel door iemand anders die dat even goed kan.

Nemen jullie nog nieuwe patiënten aan?

Van Steenbergen: Bij ons in de praktijk is er een patiëntenstop. Wel hebben we nog een hele tijd nieuwe patiënten uit de directe omgeving aangenomen. Het is heel moeilijk om iemand die om de hoek woont te weigeren. Maar ook dat kunnen we niet meer volhouden. Zo iemand komt natuurlijk niet één keer langs.

Detremerie: Dat is het net. Wij volgen mensen van de wieg tot het graf. Laat je een nieuwe patiënt in je praktijk toe, dan ga je een engagement voor een heel leven aan. Er zijn ook steeds meer mensen die chronische aandoeningen hebben en die we dus heel geregeld terugzien. Men denkt vaak dat wij ons alleen bezighouden met kinderen met koorts, een wondje dat moet worden gehecht of een sporter met kniepijn. In werkelijkheid volgen we steeds meer mensen met heel complexe problemen op.

Vaak wordt de vervrouwelijking van het beroep als verklaring voor het huisartsentekort naar voren geschoven. Vrouwelijke huisartsen zouden minder uren willen werken.

Detremerie:Daar erger ik me verschrikkelijk aan! Dat tekort heeft niets met mannen of vrouwen te maken. Wel is het oude model van meneerdoktoor achterhaald. Vroeger was een huisarts de kostwinner. Zijn vrouw stond in voor het huishouden, zorgde voor de kinderen en nam tussendoor in de praktijk de telefoon op. Die tijden zijn voorbij. De meeste huisartsen hebben nu een partner met een drukke job. Dus moeten zij – of ze nu man of vrouw zijn – ook hun deel van het huishouden en de zorg voor de kinderen op zich nemen.

Sophie Van Steenbergen: ‘Ik zou het heel zwaar vinden om vijf dagen per week van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat alleen maar patiënten te ontvangen.’
Sophie Van Steenbergen: ‘Ik zou het heel zwaar vinden om vijf dagen per week van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat alleen maar patiënten te ontvangen.’ © REBECCA FERTINEL

Van Steenbergen: Veel huisartsen doen tegenwoordig nog van alles naast hun praktijk. Zelf trek ik elke week een dag uit om les te geven aan de Universiteit Antwerpen, me met Jong Domus bezig te houden en een palliatief communicatieplatform te coördineren. Ik ben ervan overtuigd dat ik daardoor een betere arts word. Ik zou het heel zwaar vinden om vijf dagen per week van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat alleen maar patiënten te ontvangen. En dat geldt voor veel van mijn collega’s.

Frank Vandenbroucke laat een grootschalige enquête uitvoeren om na te gaan hoeveel uren huisartsen in de toekomst nog willen werken. Een goed plan?

Detremerie: Hoeveel uren huisartsen werken of willen werken, is maar een deel van het verhaal. Veel belangrijker is hoe je die werktijd invult.

Van Steenbergen: Ik ken een collega die elke dag gemiddeld veertig patiënten ziet. Ik werk evenveel uren, en toch ontvang ik maar een twintigtal mensen. Dat komt niet doordat ik luier of trager ben. Ik doe gewoon op een andere manier aan geneeskunde. Vorige week nog had ik drie patiënten die klaagden over steken in hun hoofd. Allemaal vreesden ze dat ze een tumor hadden en vroegen ze me om een scan voor te schrijven. Had ik dat gedaan, dan stonden ze na minder dan tien minuten alweer buiten. Maar dat was geen goede zorg geweest. Dus nam ik bij elk van hen de tijd om naar onderliggende oorzaken op zoek te gaan. Dat duurt natuurlijk veel langer.

Met een systeem van verplichte ziektebriefjes is er meer ziekteverzuim dan zonder.

Thibault Detremerie

Detremerie: Ook het soort praktijk waaraan je bent verbonden, heeft grote impact op je tijdsbesteding. Werken daar alleen huisartsen of ook andere zorgverleners? Is er in de praktijk een verpleegkundige die sommige taken van de artsen overneemt, dan kunnen veel meer patiënten worden geholpen.

Uit onderzoek blijkt dat huisartsen een derde van hun tijd spenderen aan taken waarvoor ze eigenlijk te hoog zijn opgeleid.

Detremerie: Dat is historisch zo gegroeid. Vijftig jaar geleden smeekten huisartsen om werk en dus probeerden ze een zo groot mogelijk deel van de zorg naar zich toe te trekken. Vandaag is de situatie helemaal anders. Huisartsen verzuipen nu in het werk. In plaats van zo veel mogelijk taken naar ons toe te trekken, willen we net meer kunnen delegeren. Dan kunnen we ons tenminste focussen op de dingen waar we echt voor zijn opgeleid.

Van Steenbergen: Dan bied je ook betere zorg. Hoe gaat het vandaag vaak? Je komt op consultatie, de huisarts neemt bloed af en achteraf mag je bellen voor de uitslag. Blijkt je cholesterol te hoog te zijn, dan krijg je snel even te horen waar je op moet letten.

Detremerie: Dat is ook heel stresserend. Onze consultaties worden tegenwoordig constant door zulke telefoontjes onderbroken. Als patiënt zou ik daar gek van worden.

Van Steenbergen: Daarom laat ik bloedafnames aan een verpleegkundige over en ontvang ik de patiënt als de resultaten binnen zijn. Dan kan ik tenminste de tijd nemen om uit te leggen wat er aan de hand is en, bijvoorbeeld, ook zijn eetpatroon te bespreken.

Detremerie: Er zijn nog veel meer tijdrovende taken die een verpleegkundige ons uit handen kan nemen, zoals wratjes behandelen of vaccineren.

Van Steenbergen: Ook bij complexere problemen kan een verpleegkundige worden ingezet. Gaat een diabetespatiënt voor een controle naar de huisarts, dan is het logisch dat hij eerst door een verpleegkundige wordt ontvangen. Die kan zijn bloeddruk meten, hem wegen, zijn voeten onderzoeken en zijn medicatieschema bespreken. Vervolgens gaat de patiënt naar de huisarts, die zich helemaal kan concentreren op de problemen die de verpleegkundige signaleert. Op die manier kun je als arts veel meer tijd voor je patiënten uittrekken. Dus worden ze beter opgevolgd en belanden ze minder snel in het ziekenhuis.

Maar mensen zullen hun vertrouwde huisarts wel veel minder te zien krijgen.

Detremerie: In het begin zullen ze dat misschien niet fijn vinden. Tot ze merken dat hun dokter op die manier minder gestrest is en meer tijd voor hen kan uittrekken.

Van Steenbergen: Dan zullen ze ook geen drie weken meer op een afspraak hoeven te wachten én zullen er geen patiëntenstops meer nodig zijn.

Detremerie: Het is ook niet zo dat de mensen ons helemaal niet meer zullen zien. Hebben ze ernstige kwalen, zoals een depressie of leverproblemen, dan zullen wij hen uiteraard zelf ontvangen. Maar als ze voor een spuit of een bloedafname komen, kan de verpleegkundige dat afhandelen.

Van Steenbergen: Dat evenwicht zullen we heel goed moeten bewaken. Ik wil ook niet alles wat ik kan delegeren aan een verpleegkundige overlaten. Dan riskeer ik sommige patiënten maar een keer per jaar meer te zien en dat is natuurlijk de bedoeling niet. Als huisarts is het ontzettend belangrijk dat je een goede band met je patiënten hebt. Net doordat je iemand goed kent, kun je in veel gevallen inschatten of er al dan niet iets ernstigs aan de hand is.

Dan moet er natuurlijk wel een verpleegkundige in de praktijk werken. Vandaag is dat op de meeste plaatsen nog niet het geval en het is ook allesbehalve gemakkelijk om verpleegkundigen te vinden.

Van Steenbergen: Er is inderdaad een tekort aan verpleegkundigen. Toch lijkt het me niet zo heel moeilijk om mensen te vinden die in een huisartsenpraktijk willen werken. Wij kunnen hun een aantrekkelijke job met vaste uren bieden en het werk is fysiek veel minder belastend dan op veel andere plaatsen in de zorg.

Detremerie: Het is eerder het huidige financieringssysteem dat de aanwerving van praktijkverpleegkundigen in de weg staat.

Van Steenbergen: Klopt. Huisartsen worden nog altijd voor het grootste deel per prestatie betaald. Wil ik veel geld verdienen, dan moet ik zo veel mogelijk consultaties doen, alle griepspuiten zelf zetten en alle covidtests zelf afnemen. Ook al zijn dat dingen die evengoed door een verpleegkundige kunnen worden gedaan.

Detremerie: Hoe meer we zelf doen, hoe meer geld er binnenkomt. Wil je in je praktijk een verpleegkundige inzetten, dan moet je die uit eigen zak betalen.

Van Steenbergen: Zo doen wij het in onze praktijk. Vanaf september komt er een verpleegkundige in dienst die mijn collega’s en ik zullen vergoeden.

Detremerie: Dat is heel mooi, maar ik vrees dat de meeste collega’s die stap niet zullen zetten zolang de financiering niet is aangepast.

Wat moet er dan gebeuren?

Van Steenbergen: In het actieplan Together We Make Change Happen wordt voor een gemengd systeem gepleit. Huisartsen worden dan nog altijd een stukje per prestatie betaald, maar het grootste deel van hun inkomen halen ze uit een forfaitaire vergoeding per patiënt. Dat is ook de richting die minister Vandenbroucke uit wil.

Als we meer konden delegeren, waren er geen patiëntenstops meer nodig.

Sophie Van Steenbergen

En de huisartsen zelf?

Van Steenbergen: De meeste jonge artsen lijken ervoor open te staan. Ook veel oudere collega’s die een beetje vooruitkijken, weten dat het zo niet verder kan.

Detremerie: Dat weet ik nog zo niet. Lang niet alle collega’s zijn er al van overtuigd dat we weg moeten van de prestatiegeneeskunde.

Van Steenbergen: Zoals het er nu naar uitziet, zal het gemengde systeem ook niet worden verplicht. Huisartsen zullen er nog altijd voor kunnen kiezen om per prestatie te worden betaald.

Detremerie: Onlangs vertelde een jonge collega me dat hij het best fijn vindt om zelf een reeks covidtests af te nemen. ‘Zo’n consultatie duurt nog geen vijf minuten. Dat is dus heel gemakkelijk verdiend’, zei hij. Mocht die man niet langer per prestatie worden betaald, dan zou hij ook niet meer worden aangemoedigd om dat soort werk zelf te doen. Hij zou dat aan een verpleegkundige overlaten of de patiënt door de onthaalmedewerker naar een testcentrum laten doorverwijzen. Dat zou de samenleving minder kosten en hij zou veel meer tijd voor zijn andere patiënten overhouden.

Huisartsen spenderen ook veel tijd aan het schrijven van attesten. Is het een goede zaak dat werknemers voortaan tot drie keer per jaar een dag afwezig mogen zijn zonder ziektebriefje?

Van Steenbergen: Eén dag is veel te kort. Er is haast geen enkele ziekte waar je al na een dag helemaal van bent genezen. Zelfs als je buikgriep hebt, moet je daar de volgende dag nog even van bekomen. In de meeste gevallen zullen mensen dus toch nog naar de huisarts moeten voor een ziektebriefje. Om écht een verschil te maken, zouden werknemers drie dagen moeten kunnen thuisblijven zonder langs de dokter te gaan.

Detremerie: Uit onderzoek blijkt dat er met een systeem van verplichte ziektebriefjes meer ziekteverzuim is dan zonder.

Thibault Detremerie: ‘Onze consultaties worden constant onderbroken door telefoontjes. Als patiënt zou ik daar gek van worden.’
Thibault Detremerie: ‘Onze consultaties worden constant onderbroken door telefoontjes. Als patiënt zou ik daar gek van worden.’ © REBECCA FERTINEL

Van Steenbergen: Logisch. In de meeste gevallen kan ik moeilijk inschatten hoeveel tijd mijn patiënt precies nodig heeft om beter te worden. Schrijf ik één ziektedag voor, dan is de kans groot dat hij de volgende dag weer voor mijn neus staat. Dus schrijf ik hem voor de zekerheid drie dagen voor.

Detremerie: En wat doet die patiënt dan? De volle drie dagen thuisblijven. Ook als hij zich eigenlijk al beter voelt. Dat is nu eenmaal wat de dokter op dat attest heeft geschreven.

Van Steenbergen: Door de lange wachttijden gebeurt het tegenwoordig ook vaak dat mensen pas na een paar dagen op consultatie kunnen komen. Dan kan ik niet veel anders dan hen een ziektebriefje te geven vanaf de eerste dag dat ze zijn thuisgebleven.

Een tijd geleden lanceerde een van jullie collega’s een actie die veel navolging kreeg. Artsen voorzien attesten die ze nutteloos vinden van een stempel met een blauwe krokodil. Doen jullie dat ook?

Van Steenbergen: Zeker. Die actie is een groot succes. Er zijn al meer dan tweeduizend krokodillenstempels verkocht.

Detremerie: Ik heb er ook een. Al voel ik altijd een beetje schroom tegenover mijn patiënten als ik hem gebruik. Zij kunnen er ook niet aan doen dat ik zo veel overbodige attesten moet maken.

Van Steenbergen: In veel gevallen ligt dat aan allerlei ingewikkelde en vaak nutteloze procedures. Voor elke leerkracht die ziek is, moeten wij bijvoorbeeld twee documenten opmaken: een medisch attest en een afwezigheidsattest. Ondertussen hebben we al verschillende keren met mensen van het kabinet Onderwijs samengezeten, maar het is nog altijd niet gelukt om één standaardattest in te voeren. Zo moeilijk kan dat nochtans niet zijn, want tijdens de covidpiek hoefden we tijdelijk maar één document meer in te vullen. Toen kon dat blijkbaar wel. In september gaan we met Jong Domus nog eens actievoeren in de hoop dat er eindelijk beweging in het dossier komt.

Detremerie: Niet alleen de overheid vraagt mensen allerlei medische attesten voor te leggen. Ook heel wat organisaties en verenigingen stellen zulke eisen. En dat komt dus allemaal bij ons terecht.

Van Steenbergen: Breekt een leerling zijn been, dan heeft hij vaak een briefje van de huisarts nodig om op school de lift te mogen nemen. Geregeld komt iemand me ook een verklaring vragen waarin staat dat hij geschikt is om de hengelsport te beoefenen. Sommige hengelsportverenigingen willen dat nu eenmaal. In september krijgen we dan weer een hele groep jonge basketballers over de vloer. Van de basketbalfederatie moet ieder kind een attest kunnen voorleggen waarin staat dat het medisch geschikt is om basketbal te spelen. Niet één keer, maar elk jaar opnieuw.

Detremerie: Zo worden wij constant geacht attesten af te leveren voor dingen die we eigenlijk niet echt kunnen checken. Je kunt het zo gek niet bedenken of ze komen het ons vragen.

Van Steenbergen: Onlangs vroeg een patiënt me om op papier te zetten dat hij artrose heeft omdat hij dan korting kon krijgen op een golfkarretje. (lacht) Soms krijg ik ook vragen waar ik eigenlijk niet op kan ingaan. In volle pandemie was er bijvoorbeeld iemand die een ziektebriefje wilde om zijn fitnessabonnement te kunnen stopzetten. Hij was bang dat hij in de gemeenschappelijke douches besmet zou worden.

Detremerie: Het frustrerende is dat we daar ontzettend veel tijd mee verliezen. Ook al dat overbodige papierwerk draagt bij aan de lange wachttijden bij huisartsen.

Is de simpelste oplossing voor het tekort niet gewoon om meer huisartsen op te leiden?

Van Steenbergen: Dat alleen zal het probleem niet oplossen, maar we hebben zeker meer collega’s nodig. Daarom moeten we ervoor zorgen dat studenten tijdens hun opleiding uitgebreid met huisartsgeneeskunde in contact komen. Vandaag is dat niet overal zo. Aan sommige universiteiten moeten studenten maar twee weken stage doen in een huisartsenpraktijk. Dat is veel te kort.

Detremerie: Hoelang zo’n stage ook duurt, er zijn altijd te weinig studenten die daarna beslissen om huisarts te worden. Op de dienst chirurgie is dat wel anders. Na een stage van drie maanden in het glamoureuze en spannende operatiekwartier, willen er altijd veel meer mensen chirurg worden dan er plaatsen zijn. Ongeveer de helft moet dus iets anders gaan doen. Natuurlijk is het positief dat sommigen dan beslissen om huisarts te worden, maar de vraag is hoe gemotiveerd zij zijn.

Van Steenbergen: Het probleem is dat geneeskundestudenten veel te weinig weten wat wij allemaal doen.

Detremerie: We zitten inderdaad met een imagoprobleem. We zouden veel meer in de verf moeten zetten dat wij heel actieve, maatschappelijk geëngageerde artsen zijn die het overzicht bewaren over het leven van mensen.

Van Steenbergen: Eigenlijk begint het probleem al bij de instroom in de opleiding. Het toelatingsexamen focust heel erg op wetenschappen. Wie slaagt daarvoor? Allemaal primussen op het vlak van wiskunde, fysica en chemie. Terwijl je om huisarts te worden ook heel andere talenten moet hebben. Je moet bijvoorbeeld heel goed kunnen communiceren en empathisch zijn.

Detremerie: Al is het natuurlijk wel fijn als ook een chirurg een beetje empathie heeft en wat kan communiceren. (lacht)

Stond het voor jullie wel meteen buiten kijf dat het huisartsengeneeskunde zou worden?

Wie slaagt voor het toelatingsexamen? Primussen in de wetenschappen. Maar je hebt ook empathie nodig.

Thibault Detremerie

Van Steenbergen: Nee, ik twijfelde of ik internist, pediater of huisarts wilde worden. Eerst ben ik met een coassistentschap interne geneeskunde begonnen, maar dat viel toch wat tegen. Elke dag deed ik mijn ronde langs de patiënten, maar veel langer dan een uur duurde dat niet. De rest van de tijd zat ik aan mijn computer. Omdat ik intensiever met mensen wilde kunnen werken, heb ik uiteindelijk voor huisartsgeneeskunde gekozen.

Detremerie: Ik wist op mijn achttiende totaal niet wat ik wilde worden. In een soort van idealistische vibe ben ik dan maar geneeskunde gaan doen. Plots was het zeven jaar later en had ik geen idee welk specialisme ik moest kiezen. Ik wist niet eens zeker of ik wel een dokter wilde zijn. Eerder toevallig kwam ik in een wijkgezondheidscentrum in Aalst terecht. Een fantastische plek is dat. Ik was meteen verkocht. Daar heb ik ontdekt hoe boeiend mensen zijn. Op dat vlak zijn wij erg geprivilegieerd.

Van Steenbergen: Dat is zo. Mensen nemen ons in vertrouwen, vertellen ons dingen die niemand anders weet.

Detremerie: Op den duur leer je hen echt kennen, weet je waar ze vandaan komen en waar ze van dromen. Een mooiere job is niet denkbaar. Net daarom vind ik het zo erg dat zo veel collega’s het voor bekeken houden. Dat kan alleen maar betekenen dat de werkdruk niet meer houdbaar is. Anders stap je niet uit een prachtig vak als het onze.

Sophie Van Steenbergen

– 1991 geboren in Turnhout

– Studeerde geneeskunde aan de KU Leuven

– Sinds 2017 coördinator IRIS Platform

– Sinds 2018 huisarts in groepspraktijk Fruithof (Berchem)

– Sinds 2018 praktijkassistente aan de Universiteit Antwerpen

– Sinds 2021 voorzitster Jong Domus

Thibault Detremerie

– 1992 geboren in Aalst

– Studeerde geneeskunde aan de UGent

– Postgraduaat Tropical Medicine en International Health aan het Tropisch Instituut

– 2018-2020 huisarts in wijkgezondheidscentrum Daenshuis (Aalst)

– Sinds 2021 huisarts in wijkgezondheidscentrum Rabot (Gent)

– Sinds 2020 praktijkassistent aan de UGent

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content