Belg heeft nood aan gezondere voedselomgeving: ‘De overheid moet het doen’

© GETTY

In het gevecht met de weegschaal heeft de Belg nood aan een gezondere voedselomgeving. Daaraan draagt de voedingsindustrie onvoldoende bij, leert nieuw onderzoek. “Alleen onze overheid kan de balans tussen gezonde en ongezonde prikkels herstellen.”

Bijna de helft van de Belgen torst te veel kilo’s mee. Ongeveer 1 op de 6 is zelfs ernstig zwaarlijvig. Onder jongeren (2- tot 17-jarigen) worstelt 19% met overgewicht, een kleine 6% lijdt aan obesitas. ‘Het aantal mensen met overgewicht zit al jaren in de lift’, weet voedingsdeskundige en expert voedingsbeleid Stefanie Vandevijvere (Sciensano). ‘Dat is zorgwekkend. Zwaarlijvigheid verhoogt je risico op suikerziekte, kanker en hart- en vaatziekten. Een gezonde levensstijl is dus letterlijk levensbelangrijk.’

Moeten gezondheidsorganisaties mensen beter voorlichten over gezonde voeding? Vandevijvere: ‘Die strategie volgen we al decennia. Zonder de verhoopte resultaten. Geen enkele overheidscampagne leidde tot een fundamentele gedragsverandering. Eigenlijk is dat logisch. Overal waar je komt, word je geconfronteerd met tal van ongezonde verleidingen. In de supermarkt, in tankstations, op veel werkplekken, in de sportclub, enzovoort. We leven in een obesogene voedselomgeving; een omgeving die mensen continu aanzet tot ongezond eten. Loop maar eens een supermarkt binnen en je ziet wat ik bedoel. Voorverpakte, calorierijke voeding staat er meestal op ooghoogte. Advertenties promoten veel vaker ongezonde producten dan gezonde. Daar vallen namelijk de grootste winsten te halen. Ongezonde voeding is bovendien relatief goedkoop en snel of makkelijk consumeerbaar. Wie gezond wil eten, moet daar een grotere inspanning voor leveren: een recept bedenken, groenten snijden, koken. Dat vergt tijd, kookvaardigheden en het vermogen om alle gemakkelijke, ongezonde opties te weerstaan. Niet vanzelfsprekend.’

39% tot 55% van alle voedingsmiddelen die grote supermarkten aanbieden, blijken ongezond te zijn, wat betekent dat ze een Nutri-Score D of E hebben.

Bodytalk expert Stefanie Vandevijvere, voedingsdeskundige en expert voedingsbeleid (Sciensano)

Balans herstellen

Vandevijvere pleit voor een sterkere regulering van onze voedselomgeving. ‘De overheid zou de balans tussen ongezonde en gezonde prikkels moeten herstellen, zodat de gezonde keuze opnieuw aantrekkelijker wordt. Dat raakt niet aan onze keuzevrijheid, integendeel. Als gezond en ongezond elkaar beter in evenwicht houden, kunnen mensen op een meer weloverwogen manier voedingskeuzes maken. Vandaag stuurt de voedingsindustrie ons massaal in de richting van ultrabewerkte, calorierijke voeding. Vaak zonder dat we het zelf beseffen.’

Supermarkten en voedingsproducenten opperen soms dat ze actief meewerken aan een gezondere voedselomgeving. Zo is er bijvoorbeeld Belgian Pledge, een initiatief waarbij voedingsspelers zich vrijwillig engageren om ongezonde voedingsreclame te beperken naar kinderen toe. Alleen producten die voldoen aan een reeks zelf ontworpen nutritionele criteria mogen gepromoot worden. ‘Klinkt mooi op papier, maar dat soort zelfregulering werkt niet’, oordeelt Vandevijvere. ‘Veel koekjes, chips en ijsjes blijven netjes binnen de afgesproken drempelwaardes rond suiker, zout en vet. Producenten kunnen ze dus zonder probleem promoten naar kinderen.’

‘Natuurlijk vertelt de industrie dat ze haar beloftes nakomt, maar dat is het punt niet’, vervolgt ze. ‘Wat mij interesseert is of een engagement zoals Belgian Pledge de blootstelling van kinderen aan ongezonde reclame vermindert. Dat is niet het geval, wijst studie na studie uit. Nochtans weten we dat blootstelling aan reclame voor ongezonde voeding op termijn leidt tot obesitas bij kinderen.’

Fastfood aan de schoolpoort

Tussen woord en daad gaapt vaak een grote kloof. Dat blijkt ook uit het nieuwe BIA-Obesity-project dat Vandevijvere coördineerde voor Sciensano. Het project beoordeelt en vergelijkt voor het eerst de engagementen én praktijken van de 31 grootste voedingsbedrijven, fastfoodrestaurants en supermarkten in België. Hoe dragen zij bij aan een gezondere voedselomgeving en obesitaspreventie? ‘Er is nog veel ruimte voor verbetering’, begint Vandevijvere diplomatisch. ‘39% tot 55% van alle voedingsmiddelen die grote supermarkten aanbieden, blijkt ongezond te zijn, wat betekent dat ze een Nutri-Score D of E hebben (zie kader). Ook fabrikanten van verpakte voeding en niet-alcoholische dranken scoren matig tot slecht op dit vlak. Slechts 2 van de 18 onderzochte fabrikanten kunnen zeggen dat de meerderheid van hun producten gezond is. Fastfoodrestaurants scoorden het slechtst in onze analyse. Zij missen vaak duidelijke engagementen en verkopen hoofdzakelijk sterk gepromote, ongezonde voeding. In Vlaanderen opereren ze bovendien op plaatsen waar veel kinderen komen. 4 van de 7 onderzochte ketens positioneren de meerderheid van hun vestigingen op minder dan 500 meter van een basisschool.’

‘Er zijn ook enkele lichtpuntjes. De Nutri-Score vindt stilaan zijn weg in de supermarkten. Voorlopig staat Delhaize hierin het verst. Eind 2019 was de gezondheidsscore al op 30% van zijn huismerken te zien. Via schaplabels scoort Delhaize bovendien ook voor producten die niet uit eigen huis komen. Aldi promootte het vaakst verse groenten en fruit in zijn folder, Colruyt presteert op dat vlak het slechtst van alle supermarkten. Daarnaast beloven voedingsbedrijven om producten met minder zout en suiker op de markt te brengen, al verloopt die aanpassing zeer langzaam. In België daalde de dagelijkse zoutinname per persoon met ongeveer 1 gram in 10 jaar tijd. Dat is beter dan niks, maar illustreert tegelijk hoeveel werk de industrie nog heeft.’

Nutri-score

De Nutri-Score is een visuele weergave van de voedingswaarde tabel en bestaat uit een kleur en een letter. Die combinatie geeft aan welke voedingsmiddelen binnen een bepaalde productgroep gezonder zijn dan andere. Het doel van het logo is consumenten gezondere keuzes te laten maken bij hun aankopen binnen een productgroep.

Onrust

‘Dat het BIA-Obesity-project commerciële voedingsspelers met elkaar vergelijkt, maakte velen ontzettend nerveus’, merkt Vandevijvere. ‘We keken naar de voedingsstrategie van bedrijven, de nutritionele samenstelling van hun aanbod, voor welke voeding ze vooral promotie maken, op welke manier ze etiketteren, enzovoort. Ik begrijp die onrust dus wel. Een supermarkt zoals Delhaize profileerde zich de laatste jaren bijvoorbeeld sterk op gezondheid. Onze analyse doorprikt die positieve beeldvorming. Hoewel ze vooroplopen met de Nutri-Score en geregeld gezondheidsacties organiseren, bestaat hun portfolio uit overwegend ongezonde producten, die ook nog eens sterk gepromoot worden. In het jaar van onderzoek bleek 52,1% van alle reclameacties promoties voor ultrabewerkte voedingsmiddelen te zijn. Minder dan 7% van de promo’s zette groenten en fruit in de kijker. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie mag 70,7% van de Delhaize-producten om gezondheidsredenen niet gepromoot worden tegenover kinderen. Met cijfers tussen 64% en 82% scoren andere supermarkten op dit punt overigens niet beter.’

Iedereen gebuisd

Voor hun engagementen scoorden de onderzochte voedingsspelers tussen 2% en 75%. ‘Het is belangrijk om die cijfers juist te interpreteren’, benadrukt Vandevijvere. ‘Neem een voedingsproducent als Unilever. Met een globaal cijfer van 72 op 100 scoort het bedrijf relatief goed voor die engagementen. Toch bestond op het moment van onderzoek 88,3% van zijn assortiment uit ultrabewerkte producten. Een mediaan Unilever-product heeft een Nutri-score ‘D’, dat is de op 1 na slechtste gezondheidsscore. 70% van zijn producten zijn dan ook ongeschikt voor promotie naar kinderen. Conclusie? Zelfs relatief sterke engagementen kunnen niet verhullen dat de gezondheidsprestaties op het terrein vaak ondermaats zijn. Dat toont de verhouding tussen gezonde en ongezonde producten in ieders aanbod nog het beste aan. Op dat vlak is iedereen nipt tot zeer zwaar gebuisd.’

Opvallend: de scores liepen soms sterk uiteen, ook tussen concurrerende spelers met een vergelijkbaar aanbod. ‘We hopen dat deze verschillen onderpresteerders zullen motiveren om het beter te doen. Niemand wil de slechtste leerling van de klas zijn. Daarnaast hopen we dat onze resultaten de basis vormen voor een krachtiger overheidsbeleid. We weten dat een ongezonde voedselomgeving tot obesitas leidt. Leg de verantwoordelijkheid voor ongezonde voedingskeuzes dus niet exclusief bij de consument. Soms beweert men dat ouders hun kinderen moeten behoeden voor die slechte voedingskeuzes. Maar kun je het mensen verbieden te snoepen als ze zich constant in een soort grote snoepwinkel bevinden? De waarheid is dat ouders in zo’n context amper zichzelf in de hand hebben, laat staan hun kinderen.’

Daadkrachtig beleid

Voedingsbedrijven en supermarkten vertellen dat ze oprecht bezorgd zijn om de gezondheid van de consument. Misschien zijn ze dat op een manier ook. Maar zolang ze vooral winst halen uit ongezonde voeding, kunnen en zullen ze hun koers niet fundamenteel bijsturen. Daarom vergt een gezondere voedselomgeving in de eerste plaats daadkrachtige beleidsmakers. ‘Probeer als overheid gezonde voedselkeuzes vanzelfsprekender te maken. Dat kan bijvoorbeeld via een strengere regulering van reclame voor ongezonde voeding en fastfood, zeker naar kinderen toe. Of met prijsstrategieën die gezonde voeding goedkoper en ongezonde voeding duurder maken. De Britse suikertaks haalde in 1 jaar tijd meer suiker uit frisdranken dan de industrie via vrijwillige engagementen in 10 jaar tijd wist te realiseren. Tot slot moeten supermarkten anders worden ingericht: geen chocoladerepen en snoepgoed meer aan de kassa, meer promoties voor gezonde voedingsproducten, groenten en fruit centraal en zichtbaar in de winkel.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content