Oud-redacteur Gerrit Six over de wilde jaren van Knack: ‘We trapten de lezer graag tegen de ballen’

© Jean Guyauw
Stijn Tormans

In 1977 begon hij aan een vakantiejob bij Knack, die uiteindelijk zeventien jaar zou duren. Over zijn wonderjaren en die van dit blad schreef Gerrit Six een boek. ‘Een van mijn voornaamste bronnen was ’t Pallieterke.’

‘Het is net alsof ik weer naar mijn werk ga.’

Gerrit Six trekt zijn pet wat strakker over zijn hoofd en stapt de trap op van een prachtig herenhuis aan de Tervurenlaan. Ooit was dit de Knack Tower, vandaag huist hier de Maastricht University. Veel is er niet veranderd, alleen de prachtige lift heeft de tijd niet overleefd.

Op de tweede verdieping zegt hij: ‘Het bureau van Sus Verleyen, de plek ook waar hij mij ontslagen heeft.’

Hij wandelt het lege lokaal binnen, legt met enige binnenpret zijn benen op de donkerrode chesterfield en imiteert zijn voormalige baas: ‘”Gerrit, zo veel tikfouten in je teksten… Je hebt een radiofonische stem. Misschien wordt het tijd om je carrière te rebooten.” Zo was Sus. Elk ontslag stelde hij voor als een promotie. Ik kwam stralend buiten en verkondigde tegen jan en alleman dat ik wel voor iets beters in de wieg gelegd was.’ (lacht)

Verleyen pleitte altijd voor de grootst mogelijke diversiteit op de redactie. Het was een verzameling van karakters, die maar één ding deelden: ze hadden allemaal mei ’68 meegemaakt.

Na zijn exit in 1993 werkte Six nog voor de krant en hij stond ook meer dan twintig jaar in het onderwijs. ‘Maar zelfs toen droomde ik soms dat ik nog altijd voor Knack werkte. Midden in de nacht werd ik wakker en dacht ik: ik moet nu naar Hubert van Humbeeck bellen om te zeggen dat mijn stuk nog niet klaar is.’

Over zijn wonderjaren en die van dit blad heeft hij nu een boekje geschreven, omdat ‘iemand toch ooit eens de memoires van Knack moest optekenen’. Een boek vol jongenszweet, whisky en straffe verhalen.

Uit de Knack gesproken heet het. Of beter: Uit de Nèk gesproken. ‘Zo is het’, grinnikt hij. ‘Er was weinig informatie over de eerste vijfentwintig jaar van Knack. Aan de hoofdrolspelers kon ik het ook niet vragen, want die zijn dood. En andere bladen schreven in die tijd nooit over elkaar – je deed alsof de ander niet bestond. Alleen ’t Pallieterke overtrad die regel soms. Dat was een van mijn voornaamste bronnen.’

Naast zijn tanende geheugen natuurlijk. Toch zal Six nooit vergeten hoe zijn Knack-avontuur begon. ‘In 1977 woonde ik in een gemeenschapshuis met andere studenten in Leuven. Ik was net afgestudeerd als regent en was werkloos. Om de tijd zoek te maken, keek ik elke zaterdagavond naar Johan Anthierens in de Wies Andersen Show. Toen was hij zowat de beroemdste BV van het land. Ik bewonderde hem en wilde hem naar de Pieter De Someraula in Leuven halen. Hij stemde toe. Om reclame te maken voor het evenement moest er nog een brochure komen. Misschien, dacht ik, wil Roularta die wel drukken.’

'Knack was mijn universiteit. Ik werd hier geadopteerd door vele vaders.' Vlnr: Johan Anthierens, Patrick Duynslaegher, Johan De Roey en Hubert van Humbeeck.
‘Knack was mijn universiteit. Ik werd hier geadopteerd door vele vaders.’ Vlnr: Johan Anthierens, Patrick Duynslaegher, Johan De Roey en Hubert van Humbeeck.© Jean Guyauw

Six reed met zijn fiets van Leuven naar de Knack-redactie in Brussel. Karel Anthierens, die toen redactiesecretaris was, bekeek zijn teksten en vroeg: ‘Heb je geen zin in een vakantiejob, Gerrit?’

‘De Knack-redactie was toen zowat het walhalla van de journalistiek’, zegt Six. ‘Je raakte daar niet zomaar binnen, tenzij met een streng examen waar ik toch nooit voor geslaagd zou zijn. En plots kreeg ik zomaar een wildcard . De eerste maanden maakte ik vooral archieffiches. Ik was de loopjongen van de redactie, als ze weer eens sigaretten of whisky nodig hadden.’

Het hielp wel dat hij intussen een R4 had, maar ’toch kon ik de bestellingen nauwelijks bijhouden’.

Tussendoor keek hij vooral rond. ‘Ik zag hoe politici als Hugo Schiltz of Karel Van Miert hier over de vloer kwamen. Eerst wist ik niet wie ze waren, maar dat veranderde snel. Knack was mijn universiteit en misschien nog meer dan dat. Ik kom uit een gebroken gezin, mijn vader is heel vroeg gestorven. Bij Knack werd ik geadopteerd door vele vaders: de Anthierensen in de eerste plaats. Karel en Johan waren The Daltons van de journalistiek – je kon maar beter op goede voet met hen staan. Onderschat de rol van Karel niet: hij heeft als redactiesecretaris het blad vormgegeven in de jaren zeventig. Dat gold zeker ook voor Jan Moriaux, een pater die meestal bleef slapen op de redactie. En daarnaast was er Frans Verleyen zelf natuurlijk. Hij was afstandelijker, maar hij gedoogde me.’

Al snel had Six door dat de echte baas van Knack naast hem zat. ‘Dat was secretaresse Denise Braeckman. Ze rookte niet alleen de ene Belga-sigaret na de andere, ze zorgde ook als een moederkloek voor ons. Op feestjes zongen we uit volle borst Denise Denise, zoals Debbie Harry. Denise was een beetje de mascotte van Knack, maar ook de enige die Sus kon intomen. Ik snapte al gauw dat je bij haar op een goed blaadje moest staan. Maar je moest haar respect wel verdienen. Daarom ben ik jaren elke middag met haar gaan eten. Dat loonde op den duur ook.’

'Sus Verleyen heeft dit blad groot gemaakt en Vlaanderen mee ontvoogd.' Vlnr: Herman De Croo, Hubert van Humbeeck, Frans Verleyen en Louis Tobback.
‘Sus Verleyen heeft dit blad groot gemaakt en Vlaanderen mee ontvoogd.’ Vlnr: Herman De Croo, Hubert van Humbeeck, Frans Verleyen en Louis Tobback.© Jean Guyauw

‘Na een paar jaar vroeg Verleyen op een redactievergadering: “Haal eens een colaatje voor mij, Gerrit.”

“Sus,” antwoordde ik, “als je een colaatje wilt, haal het dan zelf.”

Dat was mijn vrijheidsverklaring’, zegt Six. ‘Johan Anthierens was intussen vertrokken en ze vroegen of ik ook kon schrijven. Ik kreeg de rubriek “Feiten en Mensen”, die ik later omdoopte tot “Verzameld Werk”. In die tijd was ik vooral een epigoon van Anthierens. Ik imiteerde zijn stijl en zijn leven: ik had ook mijn eigen column, was even panellid in Namen Noemen op de BRT. En net als hij was ik gescheiden en probeerde ik overeind te blijven in de Tervurenlaan.’

Die oerredactie van Knack was een krabbenmand met clans en intriges, zegt Six. ‘Maar welke redactie was dat niet? Zo veel verschil met een doorsneebureau was er niet. Rosanne Germonprez, de eerste vrouwelijke journaliste die voor Knack werkte, mailde me onlangs: “We waren deels gelijkgestemd.” Zo was het. Verleyen pleitte altijd voor de grootst mogelijke diversiteit op de redactie. Het was een verzameling van karakters, die maar één ding deelden: ze hadden allemaal mei ’68 meegemaakt. Vergeet niet dat Vlaanderen in de jaren zeventig behoorlijk conservatief was, nog meer dan nu. We leefden in de CVP-staat. Knack wilde dit land ontvoogden. Johan Struye zei altijd: “We moeten de lezers tegen de ballen trappen.”‘

Die lezers reageerden woest en schreven kwade lezersbrieven terug. ‘Maar intussen bleven ze het blad wel kopen’, zegt Six. ‘Zo ruimdenkend waren ze dan weer wel. Ooit ging ik zo’n lezeres interviewen, die elke week een brandbrief naar de redactie stuurde. Dat bleek een doodbraaf dametje met een dotje, dat in Brasschaat tussen de zilverberken woonde. Wellicht is ze tot het einde van haar leven geabonneerd gebleven op Knack, want daar kreeg ze een forum.’

Knack was niet alleen Six’ universiteit, het blad schopte ook zijn leven omver. ‘Eind jaren tachtig zat ik in een huwelijkscrisis. Ik liep depressief rond op de redactie. Verleyen had dat gezien en haalde een vliegtuigticket uit zijn lade: “Ga jij maar eens naar een bedrijfspresentatie van General Motors in Detroit.” Zo ging dat in die dagen: snoepreisjes werden à la tête du client uitgedeeld.’

Op de terugweg belandde Six op een huwelijksfeest in Milaan. Daar wees een man naar hem, terwijl hij in het oor van een vrouw fluisterde: ‘Ooit zul je op die man verliefd worden. Maar pas op, want hij is getrouwd.’ ‘Veel later kwam ik die vrouw opnieuw tegen in een galerie in Milaan en nog eens tien maanden daarna werd mijn eerste buitenechtelijke kind geboren. Ik wilde verhuizen naar Milaan. “Oeeeee, Gerrit,” zei Verleyen, “dat gaan de bazen in Roeselare nooit pikken. Dat kan ik helaas niet toestaan.” Achter zijn rug ben ik dan naar Rik De Nolf gestapt, die me de toestemming gaf. Daar ben ik hem nog altijd heel erkentelijk voor. Een jaar heb ik vanuit Milaan gewerkt als Knack-redacteur. Verleyen heeft me nooit vergeven dat ik hem gepasseerd had. Misschien heeft dat ook meegespeeld bij mijn ontslag.’

Uit de Knack gesproken van Gerrit Six is te bestellen via www.uitdeknack.be. Daarnaast is het ook te vinden in de Standaard Boekhandel.
Uit de Knack gesproken van Gerrit Six is te bestellen via www.uitdeknack.be. Daarnaast is het ook te vinden in de Standaard Boekhandel.

In Uit de Knack gesproken schrijft Six: ‘Sus was een hoofdredacteur uit de duizend, maar ook een slecht mens.’

‘Ik kon natuurlijk moeilijk schrijven: hij was geniaal en ook nog eens een zeer goed mens. Dan had ik geen verhaal meer. (lacht) Over hem doen alleen hagiografieën de ronde. Voor een groot deel zijn die ook terecht. Zijn verdiensten zijn gigantisch: hij heeft dit blad groot gemaakt en Vlaanderen mee ontvoogd. Verleyen werd gedreven door de waarheid die hij wilde bovenhalen, maar tegelijkertijd wilde hij ook zijn positie op de redactie beschermen. Hij heeft onterechte ontslagen op zijn geweten. Op den duur zagen we hem ook steeds minder. Na de redactievergadering was hij een week weg. Hij was niet langer ons aller vader en entertainer, maar vertoefde liever in de salons bij Schubert en Verhofstadt.’

We wandelen verder door het gebouw. ‘Hier was ooit de documentatiedienst van Walter De Bock’, zegt Six. ‘Walter hield een dossier over alles en iedereen bij. Nadat Knack hier in 1999 was vertrokken, huurde een bank het gebouw af. Op de plaats van zijn mappen kwamen kluizen. Misschien hebben hier wel de Panama Papers gelegen. Of andere offshore leaks van lui over wie Walter een dossier had.’ (lacht)

Time waits for no one. Ook De Bock is er al lang niet meer. Net als de andere leden van de oerredactie. ‘Johan Struye, Johan Anthierens, Sus: allemaal hebben ze niet eens de pensioenleeftijd gehaald. Was het de vloek van de farao of zat er in dit gebouw asbest? Ik weet het niet. We waren nachtbrakers, maar niet allemaal. Frank De Moor bijvoorbeeld was een topsporter. Ik zie hem daar nog altijd staan (wijst naar een lege ruimte). Hemdsmouwen opgestroopt – een beetje zoals Carl Bernstein en Bob Woodward dat deden op de redactie van The Washington Post. Maar ook hij is jong gestorven. Daarom wilde ik een boek schrijven tégen het vergeten. Iemand als Johan Struye was in de jaren zeventig een journalistiek icoon, maar vandaag weet niemand nog wie hij was. Dankzij mij staat er nu een foto op internet. Misschien had ik dit boek niet geschreven als ze allemaal nog geleefd hadden. Ook uit angst voor hun reactie.’ (lacht)

Binnenkort wil Six een reünie organiseren voor de schaarse overlevenden uit de tijd van de Tervurenlaan. Eerst wilde hij dat doen bij de Joegoslaaf, waar de redactievergaderingen in die tijd altijd eindigden. Maar na het vertrek van Knack zag die zijn omzet fameus dalen en is hij gaan lopen.

‘We zullen het dan maar in dit gebouw doen’, zegt Six. Op de bel-etage, waar hij en de anderen ooit de stand van de planeet besproken.

Hij rookt nog een laatste sigaret op het balkon, kijkt naar het verkeer op het Montgomeryplein en mompelt: ‘Je hebt hier toch een geweldig uitzicht op de wereld.’

Op 17 februari verschijnt een extra dik jubileumnummer naar aanleiding van het 50-jarige bestaan van Knack.

Gerrit Six

– Geboren in 1955

– Doet in 1977 een vakantiejob op de Knack-redactie

– Wordt daarna redacteur en columnist bij Knack onder meer van de rubriek ‘Verzameld Werk’.

– Werkt vanaf 1993 als freelancejournalist bij onder meer De Tijd en De Standaard en als columnist bij Radio 1

– geeft twintig jaar les in het Franstalig onderwijs

– verkoopt in 2007 België als stunt op Ebay

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content