Laat alle hoop varen
Modder, sneeuw en eindeloze vlakten zijn sedert de dagen van Napoleon de bondgenoten van de Russen. Als op 22 juni 1941 Duitse pantsers richting Moskou denderen, is de Wehrmacht niet op een winteroorlog voorbereid. Eerst smoort het offensief met drie miljoen soldaten in de modder, vervolgens vriest het voor de poorten van Moskou vast. De techniek faalt, de bevoorrading hapert en de infanteristen ontbreekt het aan uitrusting en voldoende kleding voor de winter. En dan plannen de generaals voor de zomer van 1942 een massaal offensief richting Wolga en de Kaukasus. De Duitsers moeten wel: de olie in de Kaukasus is dringend nodig, de Amerikanen dreigen Europa binnen te vallen en het Rode Leger is in razend tempo aan het uitbreiden.
Een strategisch doel is Stalingrad. Hitler is vast van plan de stad met de naam van zijn aartsrivaal van de aardbodem te vegen en stuurt zijn legers in de val. Terwijl in de stad aan de Wolga om elke fabriek, elk huis en zelfs elk appartement fel wordt gevochten, bereidt veldmaarschalk Tsjoejkov een gigantische tangbeweging van zijn legers voor. Eind november bezwijken de Roemeense stellingen, hulptroepen van de Wehrmacht, aan de aanvallen van de T-34 tanks. Als deze flanken vallen, wordt het Duitse Zesde Leger ingesloten.
Hitler wil hoe dan ook een Nibelungen-einde. Zijn soldaten zullen tot de laatste kogel vechten. Tienduizenden sterven een akelige dood, aan honger, aan bevriezing. Het is een militair zinloze opoffering. De 91.000 soldaten die deze hel overleven, wacht een dodenmars door de sneeuwvlakten, richting krijgsgevangenkampen. Voor wie Dantes La Divina Commedia kent, weet dat de kern van de hel een inferno van ijs is.