Kubisme: Wat maakt Picasso’s Guernica zo tijdloos?

Guernica. Wanneer een nazi-officier aan Picasso vraagt: 'Bent u daar verantwoordelijk voor?' antwoordt hij: 'Nee, ú bent daar verantwoordelijk voor.' © .
Eric Rinckhout

Guernica is een van de meest iconische kunstwerken van de twintigste eeuw. Pablo Picasso schilderde het monumentale doek nadat de Baskische stad Gernika tijdens de Spaanse burgeroorlog door de nazi’s werd gebombardeerd. Een expo in Parijs legt de bewogen ontstaansgeschiedenis bloot.

Eind deze maand opent in het Musée Picasso in Parijs de tentoonstelling Guernica. Laat het meteen duidelijk zijn: Guernica zelf zal er niet te zien zijn. Het reusachtige schilderij van Pablo Picasso hangt sinds 1992 in het Museum Reina Sofia in Madrid en de kans dat het ooit nog op reis gaat is nagenoeg onbestaande. In Parijs zullen wel tientallen voorstudies en schetsen worden getoond, plus de foto’s die Picasso’s toenmalige minnares Dora Maar van de verschillende stadia van het doek maakte.

Het ontstaan van Guernica was een moeizame, bewogen geschiedenis. Dat ging zo.

Begin januari 1937 krijgt Picasso, die in 1881 in Malaga werd geboren en al sinds 1900 in Parijs woonde, het bezoek van een Spaanse delegatie in zijn atelier aan de rue La Boétie. De delegatie bestaat onder anderen uit de jonge Catalaanse architect Josep Lluís Sert en de cultureel attaché van de Spaanse ambassade, Max Aub. De voorbereidingen voor de Wereldtentoonstelling in Parijs zijn volop bezig, en de Spaanse ambassadeur wil alsnog een poging wagen om een Spaans paviljoen te laten bouwen langs de Seine, vlak bij de Eiffeltoren. Al een half jaar lang woedt in Spanje een heftige burgeroorlog, en de republikeinse regering wil met de inbreng van een paviljoen aan de wereld tonen wat er in Spanje aan de hand is en een vuist maken tegen de fascistische rebellen. Na de verkiezingen van februari 1936 was een linkse regering op de been gebracht, maar het land was sterk verdeeld en in juli 1936 pleegde een groep officieren, onder wie de latere dictator Franco, een staatsgreep. Stilaan veroveren de rechts-nationalistische troepen het land. Ze rukken op naar de hoofdstad Madrid, gesteund door de fascisten van Benito Mussolini en de Luftwaffe van Adolf Hitler.

Anderhalve week werkt Picasso als een bezetene. Tientallen keren verandert hij de compositie, gooit de schikking om, voegt elementen toe en schildert ze weer weg.

Hoewel de Spaanse regering, die gevlucht is van Madrid naar Valencia, het project van haar ambassadeur in Parijs nog niet heeft goedgekeurd, hebben een aantal belangrijke kunstenaars al toegezegd: onder hen schilder Joan Miró, cineast Luis Buñuel en de theatergroep La Barraca van de enkele maanden eerder door Franco-aanhangers vermoorde dichter Federico García Lorca. De Spaanse delegatie vraagt aan Picasso om een monumentale muurschildering te maken die in de hal van het paviljoen zal worden gehangen. De kunstenaar mag het onderwerp vrij kiezen, hoewel het paviljoen duidelijk propaganda wil voeren tegen de fascistische nationalisten van Franco.

Picasso zegt niet ja en ook niet nee. Hij heeft niet meteen zin in zo’n opdracht: te officieel, te politiek geladen en bovendien op een Wereldtentoonstelling, die eigenlijk ter ontspanning en vermaak bedoeld is.

Uitstelgedrag

Hier moeten we meteen enkele kanttekeningen maken. Uiteraard is Picasso op de hoogte van wat er zich in zijn vaderland afspeelt, en toch neemt hij niet openlijk een standpunt in. Daniel-Henry Kahnweiler, Picasso’s oudste vriend en galeriehouder, omschrijft hem als ‘de meest apolitieke mens die ik ooit heb gekend’. Veel later zal de Britse historicus Simon Schama schrijven dat Picasso bijna zijn hele carrière gedacht heeft ‘dat de moderne kunst haar creatieve vrijheid alleen kon bewaren door onafhankelijk van de politiek te blijven’. Anderzijds heeft Picasso zich iets vroeger toch achter de Spaanse republiek geschaard: in september 1936 aanvaardde hij het eredirecteurschap van het Pradomuseum in Madrid. Dat was een persoonlijk verzoek geweest van de Spaanse president Manuel Azaña en zorgde ervoor dat Picasso zich, naar eigen zeggen, weer ‘zo Spaans’ voelde.

1934: Vrouw met kaars, strijd tussen stier en paard.
1934: Vrouw met kaars, strijd tussen stier en paard.

Door dat eredirecteurschap wordt Picasso rechtstreeks betrokken bij de burgeroorlog: in november 1936 bombarderen vliegtuigen van de Duitse Luftwaffe Madrid, waarbij het Prado zwaar beschadigd wordt. Picasso wordt plots erg bezorgd om ‘zijn voorouders’: hij steunt het plan om de belangrijkste schilderijen van Velazquez en Goya in veiligheid te brengen. Eerst in Valencia, later in Genève.

Kort daarna draait hij een eerste keer een knop in zijn hoofd om. Begin januari 1937 schrijft Picasso een voor zijn doen ongewoon scherp prozagedicht, Droom en leugen van Franco, en maakt hij een gelijknamige reeks etsen: een bittere satire, een stripverhaal van achttien kleine karikaturen, waarin hij Franco voorstelt als een kruisvaarder, een hansworst die nu eens op een paard dan weer op een varken zit en die een klassiek borstbeeld aanvalt, op z’n knieën bidt en – ten slotte in de gedaante van een paard – opengereten wordt door een monumentale stier. Stier en paard zullen enkele maanden later opduiken in Guernica.

Hoewel Picasso in januari 1937 dat propagandistische anti-Francopamflet maakt, aarzelt hij toch om in diezelfde maand de opdracht voor het Spaanse paviljoen volmondig te aanvaarden. Het is namelijk de eerste keer dat hij zo’n opdracht krijgt, en het gaat meteen om een monumentaal werk in de openbare ruimte. Oké, eerder had hij al decors ontworpen voor balletvoorstellingen, maar nu moet hij in z’n eentje aan de slag.

Hij wordt heen en weer geslingerd tussen zijn sympathie voor de republikeinse zaak en zijn afkeer van politieke standpunten in zijn kunst. Picasso aarzelt, twijfelt en zegt dan toch toe. En doet vervolgens lange tijd niets… Of beter: hij lummelt maar wat aan en maakt tussen januari en april 1937 geen haast met de opdracht. Hij neemt de draad op van een reeks tekeningen waarin het kunstenaarsatelier en het vrouwelijke model een centrale rol spelen, alsof hij overweegt om zo’n apolitiek tafereel te gebruiken voor het Spaanse paviljoen. Maar in zijn achterhoofd blijven ongetwijfeld de schilderijen, tekeningen en etsen spelen die hij recent heeft gemaakt van stierengevechten waarin steeds vaker een minotaurus opduikt: de mythische figuur van een man met de kop en de staart van een stier. Picasso graaft graag in oude mythes en betrekt ze op zijn eigen situatie. Hij is zelf de onverzadigbare minotaurus. Zijn vrouwen zijn gewonde paarden, die de minotaurus bespringt of dodelijk verwondt.

1933: Corrida: dood van de torero.
1933: Corrida: dood van de torero.

Picasso springt ook in het echte leven onbarmhartig om met zijn vrouwen. Hij dumpt zijn eerste echtgenote Olga Khokhlova en schildert haar vervolgens als een vraatzuchtig wezen. Ze wordt ingeruild voor de sensuele Marie-Thérèse Walter, die op 5 september 1935 hun dochter Maya op de wereld zet. Iets later wordt Marie-Thérèse ‘geparkeerd’ buiten Parijs, want Dora Maar is ten tonele verschenen. Zij krijgt toegang tot het atelier van Picasso en zal het ontstaan van Guernica begeleiden en documenteren.

Maar de eerste maanden van 1937 zit Picasso dus in een creatieve impasse. Het wordt eind april en de tijd begint te dringen. Hij heeft nog maar één maand om zijn opdrachtwerk af te maken: de Wereldtentoonstelling gaat open op 24 mei. Maar dan grijpt een tragedie plaats die Picasso – en niet alleen hem – door elkaar zal schudden.

De vuurzee

Om de hardnekkige tegenstand van de Basken te breken, besluit Franco, met de steun van de nazi’s en hun Luftwaffe, de oude Baskische hoofdstad Gernika te bombarderen. Het stadje met nauwelijks 7000 inwoners heeft geen strategische betekenis, maar is de wieg van de Baskische identiteit. In het centrum staat een oeroude eik waaronder het volk volgens eigen traditie samenkomt om zijn leiders te kiezen.

Op maandag 26 april 1937, omstreeks halfvijf ’s middags, gooien Duitse vliegtuigen bommen op het oude centrum van de stad, waarna een vuurzee ontstaat. Inwoners trachten zich in de velden in veiligheid te brengen, maar worden door Duitse oorlogsvliegers met machinegeweren bestookt. Als genadeslag worden nog eens 3000 brandbommen gedropt om de vuurzee maximaal op te stoken. Gernika zal drie dagen lang branden. Het aantal dodelijke slachtoffers ligt, afhankelijk van de bron, tussen de 125 en de 1650. Maar het is een feit dat het om een laffe aanval gaat op de burgerbevolking van een stadje dat niet eens door militairen werd verdedigd.

De berichtgeving over de aanval loopt sterk uiteen, ook in Frankrijk. De Duitsers ontkennen elke betrokkenheid en verklaren dat de communisten de stad hebben opgeblazen om Franco de schuld te geven. Dat wordt meteen tegengesproken door ooggetuigen. De correspondent van de Britse krant The Times, George Steer, is snel ter plaatse, verkent de brandende stad en vindt de huls van een brandbom met een Duits merkteken erop. Twee dagen later drukt de Franse communistische krant L’Humanité de reportage van Steer in vertaling af en publiceert de eerste foto’s: zwartgeblakerde muren in het compleet verwoeste stadscentrum.

Op 1 mei trekken een miljoen manifestanten door de straten van Parijs. Ze protesteren tegen het bombardement en roepen op tot hulp voor de slachtoffers. Diezelfde dag zit Picasso in zijn atelier in de rue des Grands Augustins 7. Normaal zou hij Marie-Thérèse en Maya gaan bezoeken, maar nu neemt hij een schetsboek ter hand en tekent heel losjes een stier, een paard, een huis en een vrouw die met een lamp in haar hand uit het venster hangt. Het is het begin van wat zijn Guernica zal worden.

Picasso, gepokt en gemazeld in het apolitieke kubisme, is er zich terdege van bewust dat zijn schilderij de terreurdaad moet oproepen maar ook tijdloos en universeel moet zijn. Dat hij de vormen mag breken, maar dat die tegelijk leesbaar moeten blijven voor een groot publiek. Vermoedelijk weet hij al dat hij archetypes uit zijn eigen mythologie zal gebruiken – stieren en paarden, maar geen vliegtuigen met het Duitse kruis erop. Hij beseft dat hij een kubisme met een geweten moet uitvinden. Diezelfde dag nog maakt hij vijf zeer uiteenlopende schetsen, waaronder een pure kindertekening van een paard. De volgende dag concentreert hij zich op het opgeheven hoofd van het stervende paard, de triomferende stier en de vrouw met de lamp: motieven die uit zijn eigen beeldenarsenaal komen en met het bombardement op Gernika niet meteen iets te maken hebben. De dagen erna doet hij niets…

1937: Studie voor Guernica.
1937: Studie voor Guernica.

Volgens Simon Schama in zijn boek De kracht van kunst gaat Picasso enkele dagen de stad uit en bezoekt Marie-Thérèse en Maya. ‘Daardoor aangemoedigd waagde Marie-Thérèse zich in de rue des Grands Augustins, met als gevolg een heftige ruzie tussen haar en Dora waarin Picasso – de smeerlap – met plezier als scheidsrechter optrad, terwijl de kleine Maya met haar handjes in de verf spetterde.’ Nog volgens Schama brengt Picasso daarna het melodrama van zijn huiselijke leven in het schilderij binnen. Is het toeval dat op de schetsen van 8 mei voor het eerst een schreeuwende vrouw opduikt met een baby in haar armen? Rechts tekent Picasso een brandend huis, en vooraan liggen enkele doden. De stier en het paard blijven present.

Historische inspiratie

Op 11 mei begint hij eindelijk het immense doek te beschilderen. Het enorme gevaarte van 3,50 bij 7,80 meter zit geprangd tussen vloer en plafond van zijn atelier. Picasso’s grootste bekommernis is het uitvergroten van de kleine schetsen op de enorme oppervlakte van het doek. Anderhalve week werkt hij als een bezetene. Tientallen keren verandert hij de compositie, gooit de schikking van personages en dieren om, voegt elementen toe en schildert ze weer weg. Een gestrekte arm met gebalde vuist overschildert Picasso een dag later, het is duidelijk een te politiek geladen symbool. We weten het allemaal dankzij foto’s van Dora Maar.

De chaos die Guernica in de eerste stadia overheerst, wordt dag na dag uitgezuiverd. Aanvankelijk schildert Picasso een scène die buiten is gesitueerd, terwijl de finale versie zich binnenskamers lijkt af te spelen: er is een claustrofobische verstikking voelbaar, ontsnappen lijkt onmogelijk uit de donkerte waarin het tafereel ondergedompeld is. Links staat nu de huilende moeder met een dood kind in de armen, geflankeerd door een rustige stier met een opvallend mannelijke kop. Rechts is de vrouw met opgeheven armen, die vastzit in een brandend huis. In het midden – als basis van de piramidale structuur die de Guernica bepaalt – ligt een in stukken gevallen standbeeld van een strijder met zwaard, plus een met een speer doorboord paard in doodsstrijd en een vrouw die wegrent van het brandende huis. Bovenaan brandt een kale gloeilamp, maar die brengt geen licht in de duisternis.

De teneur van het werk is duidelijk: de wereld brandt, er is moord en doodslag, vluchten kan niet meer. De figuren zijn op zich eenvoudige, potige lijntekeningen – platgedrukt kubisme – , maar tegelijk is de symboliek van het schilderij duister. Is het paard een verwijzing naar stierengevechten én naar het gewonde Spanje? Is de stier de republiek? Of is de stier Picasso zelf, en verwijzen de drie vrouwen naar zijn vorige drie relaties, terwijl Marie-Thérèse erbij zit met Maya in haar armen? Maar waarom is het kind dood?

Generaties kunstcritici hebben er zich het hoofd over gebroken, maar Picasso zelf zou geen krimp geven: ‘Die stier is een stier, dat paard is een paard… Natuurlijk zijn het symbolen, maar de schilder moet die niet duiden, anders kan hij evengoed opschrijven wat hij wil zeggen in plaats van te schilderen.’ Het staat de toeschouwers vrij om in de symbolen te zien wat zij willen, voegt hij eraan toe.

Naast zijn hoogstpersoonlijke symboliek heeft hij ook andere bronnen aangeboord, zijn lijfspreuk indachtig: ‘Goede kunstenaars kopiëren, grote kunstenaars stelen.’ Picasso heeft altijd volgehouden dat hij niet van Rubens houdt. ‘Wat Rubens vertelde zijn geen verhalen, het is journalistiek, historische film…’ Toch is een monumentaal, allegorisch werk van Rubens, het anti-oorlogsschilderij De gevolgen van de oorlog uit 1637 (2 bij 3,5 meter in het Palazzo Pitti in Firenze) een belangrijke inspiratiebron voor de Guernica. Picasso is zich er ongetwijfeld van bewust dat Rubens zijn leven lang een vredesambassadeur is geweest en als diplomaat – ook voor de Spaanse kroon – de toenmalige grootmachten aan de onderhandelingstafel probeerde te krijgen. De vrouw met opgeheven armen, de huilende moeder met kind en de brandende huizen komen regelrecht uit het Rubensschilderij. Bij de barokmeester ligt een man geveld op de grond: een architect, symbool van de verwoestingen die de oorlog aanricht. De oorlog zelf wordt verpersoonlijkt door de god Mars, die met bebloed zwaard ten strijde trekt. Bij Picasso is het Mars die op de grond ligt, als een hol standbeeld dat in stukken gevallen is.

Picasso vond inspiratie bij Rubens en Goya. 'Goede kunstenaars kopiëren, grote kunstenaars stelen.'
Picasso vond inspiratie bij Rubens en Goya. ‘Goede kunstenaars kopiëren, grote kunstenaars stelen.’

Ook Goya heeft mee Guernica bepaald. Picasso put zowel uit zijn roemruchte reeks prenten De verschrikkingen van de oorlog (1810-1820) – voor de moeder met het dode kind – als uit het schilderij De derde mei 1808 (1814), waar een man met geheven armen voor een vuurpeloton staat. Dat laatste werk is ook een aanklacht tegen wreedheden, begaan door Napoleon toen hij Spanje bezette.

Kunst op de vlucht

Wanneer Guernica in juni 1937 tentoongesteld wordt in het Spaanse paviljoen weerklinkt weinig meer dan beleefd applaus. Het werk steekt blijkbaar flauw af tegen de gespierde antifascistische affiches in het paviljoen. De Britse criticus Anthony Blunt doet het werk zelfs af als ‘a private brainstorm’. Ook de Franse collega’s van Picasso reageren lauw of niet. De pers negeert het paviljoen, dat bovendien overschaduwd wordt door het imposante Duitse, ontworpen door Hitler-architect Albert Speer: hoog, strak en bekroond met een dreigende adelaar. Alleen het literaire kunsttijdschrift Cahiers d’Art houdt een gloedvol pleidooi voor Guernica.

Hoewel Picasso vindt dat Guernica ook naar Madrid moet reizen, is daar na de overwinning van Franco geen sprake meer van. Het schilderij begint in 1938 wel aan een reis langs belangrijke musea en doet Oslo, Kopenhagen, Stockholm en twee plaatsen in Londen aan. Maar de belangstelling is gering. In 1939 reist het werk als ‘vluchteling’ aan boord van de SS Normandie, samen met kunstenaars en wetenschappers uit Wenen en Berlijn, naar de Verenigde Staten, waar het tot 1981 zal blijven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt het in diverse Amerikaanse steden getoond en telkens gaat een deel van het entreegeld naar Spaanse vluchtelingen en weeskinderen.

Picasso vond inspiratie bij Rubens en Goya. 'Goede kunstenaars kopiëren, grote kunstenaars stelen.'
Picasso vond inspiratie bij Rubens en Goya. ‘Goede kunstenaars kopiëren, grote kunstenaars stelen.’

In Parijs krijgt Picasso meermaals de Duitse bezetter over de vloer. Die wil hem het leven zuur maken en beweert zelfs dat hij een jood is of joodse kunstenaars verbergt. Picasso reageert laconiek en deelt prentbriefkaarten uit van zijn Guernica. Wanneer een nazi-officier hem vraagt: ‘Bent u daar verantwoordelijk voor?’ antwoordt Picasso droogjes: ‘Nee, ú bent daar verantwoordelijk voor.’

Uiteindelijk belandt Guernica in het Museum of Modern Art in New York en verwerft het stilaan een cultstatus. Tijdelijke exposities in Parijs, Brussel, Amsterdam en München versterken dat aura alleen maar. Pas in 1981 reist het werk definitief naar Spanje. Na de dood van Franco in 1975 kwam er een einde aan decennia fascistische dictatuur. Picasso was zelf in 1973 overleden. Zijn uitdrukkelijke wens was steeds dat het werk pas naar zijn vaderland mocht komen als daar vrijheid heerste en de democratie hersteld was. Guernica komt terecht in het Prado, aanvankelijk bewaakt door politie en achter kogelvrij glas, tot het in 1992 definitief verhuist naar het museum voor hedendaagse kunst Reina Sofia, ook in Madrid.

Uitgerekend doordat Picasso een open werk heeft gemaakt zonder concrete aanwijzingen naar het bombardement op Gernika blijft zijn schilderij tijdloos én actueel. Terwijl de bloedigste aanslagen van de IS, de schokkendste taferelen uit Syrië en zelfs beelden van kleuters in lijkzakken ons nog nauwelijks lijken te raken, blijkt Guernica een kracht te bezitten die ‘het nieuws’ overstijgt. Na de bomaanslag door moslimterroristen in het Madrileense treinstation Atocha op 11 maart 2004 (balans: 192 doden en 2050 gewonden) trokken duizenden rouwende Madrilenen naar Guernica, het kunstwerk dat blijkbaar hun protest verbeeldt. Guernica is de oerschreeuw tegen geweld en oorlog. De paniek, de uitzichtloosheid, de duisternis en het zinloze lijden zijn zo krachtig en eenvoudig weergegeven dat je vervuld raakt van beklemming en ontroering. De symboliek ervan mag dan cryptisch zijn, net daardoor blijft dit werk de toeschouwers intrigeren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content