In de straten van Stalingrad
De stad móet in Russische handen blijven, zo beveelt Stalin. Generaal Tsjoejkov geeft rigoureus uitvoering aan dat bevel. Zijn motto luidt ‘bloed is tijd’. Een nietsontziende strijd van huis tot huis ontbrandt.
Een rivier scheidt in de Griekse mythologie de wereld van de levenden van het dodenrijk. De Grieken noemen hem Styx, stroom van het afgrijzen. In 1942 bestaat er voor de soldaten van het Rode Leger een andere rivier die de levenden van de doden scheidt: de Wolga. Een paar kilometer breed, geringe stroming, ijskoud water.
Op de avond van de 15de september stappen 10.000 Russische soldaten in landingsvaartuigen – kleine binnenvaartschepen, viskotters en roeiboten – en varen de Wolga op. Aan de overkant zien de soldaten Stalingrad, gehuld in een dikke, zwarte rook. Tussen de ruïnes van winkels en fabrieken flakkeren vuren. Kreten, schoten en explosies dringen over de watervlakte tot in de boten door. Dode vissen drijven voorbij. Het moet de soldaten voorkomen alsof ze regelrecht de hel tegemoet varen.
Dan slaan tussen de boten de eerste granaten in en water hoost in fonteinen over de soldaten heen. Duitse mitrailleurs beginnen te ratelen, kogels doorzeven het hout van de roeiboten, mannen vallen in het water. Een mortiergranaat treft een kanonneerboot en rijt twintig mannen aan flarden. In de andere boten duiken de soldaten ineen en klampen zich vast aan hun karabijnen, trekken hun helmen strakker over het voorhoofd. De officieren verdelen munitie en handgranaten, herhalen de orders van Stalin ‘We wijken geen voetbreed terug.’ Dan bereiken ze de oever.
Die avond lijkt het een verloren strijd. Het Rode Leger heeft nog slechts een paar huizenblokken in de binnenstad en een deel van het aangrenzende industriegebied in handen. De Russische generaal Tsjoejkov stuurt zijn laatste reserves de Wolga over, de 13de Gardeschuttersdivisie. Op papier is dat een elite- eenheid, maar de meeste mannen zijn onder de twintig en hebben net hun militaire basistraining afgerond. Ze moeten vooral tijd winnen.
Njet! Wie zich terugtrekt wordt aan de Wolga-oever doodgeschoten
Nu komt het in de straten, huizen en het rioolstelsel tot een verbeten strijd. Voor de Sovjet-Unie zal het doden en sterven in Stalingrad symbool staan voor de onverzettelijkheid van het Rode Leger. De Duitsers spreken van een ‘rattenoorlog’. Historici noemen het een van de wreedste confrontaties uit de Tweede Wereldoorlog.
Twee maanden eerder, in augustus 1942, gaf Hitler opdracht Stalingrad te verwoesten. Zeshonderd Duitse bommenwerpers wierpen honderdduizenden bommen af boven de stad. Sovjetgeneraal Tsjoejkov beschreef de aanblik ervan als volgt: ‘De straten van Stalingrad zijn dood. Geen groen takje is er meer aan de bomen te vinden. Er zijn enkel nog puin en as, waaruit schoorstenen oprijzen.’
Sommige soldaten hebben geen wapen, maar de generaal zit daar niet mee
De Wehrmacht rukte op naar het centrum. Veel soldaten van Tsjoejkovs 62ste leger renden naar de Wolga om naar de overkant te zwemmen. Maar Stalin had terugtrekken verboden. Agenten van de geheime politie, de NKVD, stonden aan de oever en schoten op elke Rus die haar te dicht naderde. Enkele gevluchte officieren schoot Tsjoejkov met zijn eigen revolver dood. Hij verzekerde Stalin: ‘We houden de stad of gaan strijdend ten onder.’
Tsjoejkov had geluk. Hij merkte dat de Duitse tanks in de stad moeizaam vooruit kwamen. De eigen bombardementen hadden de stad zozeer verwoest, dat de straten nagenoeg onbegaanbaar geworden waren. Intussen arriveerden er ook Russische versterkingen aan de overkant van de Wolga. Ze stonden onder bevel van Alexander Rodimzev, een 37 jaar oude veteraan uit de Spaanse Burgeroorlog. Tsjoejkov beval hem alle tanks en mortieren achter te laten en alleen met mitrailleurs, antitankgeschut en messen naar de stad over te zetten. Rodimzev gaf als antwoord dat niet eens al zijn mannen een geweer hadden, maar Tsjoejkov leek dat niet te interesseren. Het enige waar het op aan kwam, was de stad te verdedigen tot er substantiële versterkingen gekomen waren. ‘Bloed is tijd,’ zou hij dat later noemen.
Op 15 september is het dan zover dat de gardeschutters de oversteek kunnen wagen. Ze nemen stormenderhand het centraal station in en heroveren de strategisch belangrijke Mamajevheuvel op de Duitsers. In het eerste etmaal verliest de divisie daarbij drieduizend man. Duidelijk is nu evenwel dat een deel van Stalingrad voorlopig in Russische handen zal blijven.
De Russen wagen nog meer uitvallen, maar doorgaans maken de Duitsers het terreinverlies snel weer ongedaan. Het centraal station gaat in een week vijftien keer in andere handen over. Een Duitse officier doet dit denken aan de zinloze loopgravenbestormingen van Verdun, maar dan ‘nog verschrikkelijker.’
Het Rode Leger stapt nu op een andere tactiek over. In Spanje heeft Rodimzev geleerd hoe je een stad huis voor huis verovert. Hij deelt zijn manschappen in groepjes van tien in en laat die een guerrilla voeren. Ze overvallen Duitse posities met pistolen, messen en scherp geslepen spades. Ze verplaatsen zich door het riool, plaatsen springladingen of schieten vanuit hinderlagen met pantserdoorborende munitie op Duitse tanks die in het puin zijn vastgelopen. De Duitse troepen zijn getraind op snelheid, niet op een strijd van huis tot huis. Wel ontdekken ze al gauw het nut van vlammenwerpers voor het uitschakelen van een ongeziene vijand in ondergrondse ruimtes.
Vriend of vijand? Als allen onder de modder zitten is dat haast niet uit te maken
Dag voor dag wordt deze ‘rattenoorlog’ onoverzichtelijker. In bijna elke straat loeren zowel Duitse als Russische scherpschutters. Beide partijen verplaatsen zich kruipend door het puin en door het aangekoekte stof zijn hun uniformen haast niet meer van elkaar te onderscheiden. De scherpschutters schieten op hun eigen kameraden. Overal weerklinken kreten van soldaten die in het puin doodbloeden.
De overlevende Russen bivakkeren in herfstkoude kelders en ruïnes. Ze zitten onder de luizen en hun rantsoen bestaat op sommige dagen uit niet meer dan vijftig gram droog brood. Hun positie is uitzichtloos. Ze staan met de rug tegen de Wolga. Wie vlucht, wordt doodgeschoten. Wie zich verstopt, vriest dood. Wie vecht, sterft. Aan een hel valt niet te ontkomen.
Begin november schrikt kanongebulder hen op uit hun slaap. De Duitsers bestormen in een ultieme poging het centrum van de stad. De Russen beantwoorden het vuur met mitrailleurs, maar dit keer weten de Duitsers de Wolga te bereiken. Tsjoejkovs leger heeft nog slechts een smalle oeverstrook in handen. Op 8 november 1942 verkondigt Hitler tijdens een toespraak in de Münchense Löwenbräukeller de inname van Stalingrad.
Maar Tsjoejkovs ‘bloed is tijd’-tactiek heeft gewerkt. Terwijl de Wehrmacht haar laatste reserves aanspreekt om de ruïnes van Stalingrad te veroveren, heeft het Rode Leger een tegenoffensief voorbereid. Weldra is het Zesde Leger ingesloten. Stalingrad wordt een keerpunt in de oorlog. Het is niet de grootste Duitse nederlaag, wel de ernstigste: de roes van onoverwinnelijkheid is geknapt, dat voelt ook de Duitse bevolking.
Rodimzev, die twee maanden eerder de 13de Gardeschuttersdivisie naar de stad overzette, verklaart in een interview: ‘Als ik maar een dag later gekomen was, had Stalingrad niet meer bestaan.’ Nu bestaat zijn eigen divisie niet meer. Van de 10.000 man die hij naar Stalingrad voerde zijn er nog maar 320 over.
MEER WETEN
Jochen Hellbeck, Stalingrad. The City That Defeated the Third Reich. Ingram 2016
Net niet
De Wehrmacht heeft haar zinnen op de gehele westoever van de Wolga gezet, maar in het noordelijke industriegebied van Stalingrad verzetten Russische soldaten zich hevig – met het pistool op de borst.
Deze man weerstaat de Duitsers
Vasili Tsjoejkov wordt in 1900 geboren. Zijn oudere broers zijn matrozen en bestormen het Winterpaleis. Tsjoejkov is onder de indruk van de hardheid van de communisten en gaat bij het Rode Leger. In de burgeroorlog voert hij het bevel over een regiment, in de Winteroorlog tegen Finland dient hij als generaal. Hij is ervan overtuigd dat een commandant zijn gezag fysieke kracht bij moet zetten. Wie zijn bevelen negeert, krijgt zijn vuist in het gezicht – of de kogel. De overwinning bij Stalingrad maakt hem tot ‘Held van de Sovjet-Unie’. In 1945 leidt hij zijn troepen naar Berlijn. Als hij in 1982 overlijdt, wordt zijn lichaam bijgezet op de Mamajev-heuvel, de plaats waar hij de Duitsers de voet dwars zette.