De verzwegen crash van Sabena-vlucht C712: 35 ton Belgische wapens aan boord

BOEING 707. 13 kilometer voor de landingsbaan van Lagos stortte het vliegtuig neer. Zeven bemanningsleden kwamen om, 35 ton cargo ging in vlammen op. © Christian Ueten
Brecht Castel
Brecht Castel Journalist en factchecker

Op 13 juli 1968, in volle Nigeriaanse burgeroorlog, stortte bij Lagos een Boeing 707 van Sabena neer. De cargo bestond uit 35 ton Belgische wapens voor het regeringsleger. Het topje van een ijsberg, zo blijkt uit onthullend archiefonderzoek.

‘Gelieve goed te zorgen voor Flappy. Ik ga terug naar Bob. Vaarwel.’ Het laatste woord op het kattebelletje op een keukentafel in Sint-Pieters-Woluwe is onderlijnd. Yvonne Sohet schreef het briefje net voor ze een zelfmoordpoging ondernam. Ze kon het verlies van haar man niet te boven komen. Bob Laroche had ze leren kennen bij Sabena, waar zij werkte als airhostess en hij als vluchtingenieur. Hun kat doopten ze Flappy, omdat zijn oren bewogen als de flaps van een vliegtuig. Dat zijn de verstelbare delen van een vleugel, die omlaag kantelen bij de landing. Bij zo’n landing, vroeg in de ochtend van 13 juli 1968, ging het fataal mis voor Bob.

Bob Laroche vloog met een Boeing 707 van onze nationale luchtvaartmaatschappij van Brussel naar Lagos, de toenmalige hoofdstad van Nigeria. Voor de landingsbaan stortte het vliegtuig neer. Laroche en de zes andere crewleden kwamen om. Ook de 34.994 kilogram cargo ging in vlammen op.

BOB LAROCHE EN YVONNE SOHET Na zijn crash durfde de airhostess niet meer te vliegen.
BOB LAROCHE EN YVONNE SOHET Na zijn crash durfde de airhostess niet meer te vliegen.© Philippe Sohet

Politieke donderslag

André Chaval was toen de Belgische ambassadeur in Lagos. ’s Middags vernam hij het tragische nieuws van een medewerker van Sabena. Een halfuur later kreeg hij telefoon van een Belgische journalist:

‘Is het waar dat deze morgen een vlucht van Sabena is neergestort bij de landing?’

‘Dat klopt. Ik heb het net vernomen.’

‘Gaat het over een passagiersvliegtuig of cargo?’

‘Een cargovlucht.’

‘Sinds wanneer heeft België een wapenembargo voor Nigeria ingesteld?’

‘De verklaring van de woordvoerder van Buitenlandse Zaken kwam er op 4 juli.’

‘Maar het vliegtuig vervoerde wapens?’

‘Dat weet ik niet. Het was een gewoon cargovliegtuig, zoals dat elke zaterdag aankomt in Lagos.’

Chaval schreef het gesprek neer in een brief aan de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, de Waalse christendemocraat Pierre Harmel. De reden? Hij wilde benadrukken welke ‘ruime manoeuvreerruimte’ zijn vage antwoorden boden.

Zo wilde hij Harmel van dienst zijn, want de crash vormde een ‘donderslag aan de politieke hemel’, om het te zeggen met de woorden van Constant De Clercq, CVP-senator én lid van de meerderheid. Op 4 juli, negen dagen voor de crash, had Harmel geen echt wapenembargo afgekondigd, zoals de journalist verklaarde, wel een bevriezing van de wapenexport. ‘Zolang onschuldige burgers in levensgevaar zijn, is het niet gepast voor België om wapenleveringen toe te laten.’

Een week later sprak Harmel in de Senaat dat er nog wel een ‘vrij kleine rest’ aan wapens moest worden geleverd. De vergunning voor die ‘onbelangrijke bestelling’ was al toegekend, en de levering kon niet meer gestopt worden, volgens de minister.

Slachtpartij bij Asaba

Die restbestelling zou vertrekken naar een land in burgeroorlog. De kiemen daarvoor waren al gelegd in het koloniale Nigeria. Het beleid van de Britse kolonie in West-Afrika, met een oppervlakte van ongeveer viermaal het Verenigd Koninkrijk, creëerde spanningen tussen de verschillende bevolkingsgroepen. In het noorden mochten islamitische emirs hun macht behouden van de Britten, maar werd onderwijs tegengehouden. In het zuidoosten kreeg de Igbo-bevolking wel onderwijs en introduceerden missionarissen het christendom.

Door hun scholing kwamen de Igbo’s in de lagere administratie terecht, en verspreiden ze zich als handelaars over heel Nigeria. Hun succes veroorzaakte afgunst bij andere stammen. Sommige Igbo’s namen daardoor de geuzennaam ‘de Joden van Afrika’ aan.

Yvonne Sohet - De nabestaanden kregen nooit uitleg van Sabena.
Yvonne Sohet – De nabestaanden kregen nooit uitleg van Sabena.© Philippe Sohet

Zoals bij wel meer Afrikaanse ex-kolonies kwam de onafhankelijkheid van Nigeria, in oktober 1960, achteraf gezien zowel te laat als te plots. De jonge federale staat was instabiel. Bij een militaire coup in 1966 werd onder andere de premier, een moslim uit het noorden, vermoord. Sommige coupplegers waren Igbo’s. Hoewel de coup mislukte, nam het leger de macht over onder leiding van de Igbo hoofdcommandant. Dat feit en hate speech wakkerden de anti-Igbogevoelens verder aan.

Als gevolg daarvan werden op verschillende plaatsen tienduizenden Igbo’s afgeslacht. De pogroms jaagden een miljoen Igbo’s over heel Nigeria op de vlucht richting hun oorspronkelijke land in het zuidoosten. Daar riep kolonel Ojukwu, zelf een Igbo, op 30 mei 1967 de onafhankelijkheid van Biafra uit. Zo begon een oorlog tussen het Biafraanse leger van Ojukwu en het Nigeriaanse regeringsleger.

In het stadje Asaba, vlak bij Biafra, stroomden gevluchte Igbo’s toe. In oktober 1967 staken Nigeriaanse soldaten daar huizen van onschuldige burgers in brand, verkrachtten vrouwen en meisjes en dreven mannen en jongens samen. Die groep van 700, met daarbij jongens van twaalf, werden op bevel neergeschoten met machinegeweren.

Ify Uraih was een die jongens. Hij overleefde de slachtpartij van Asaba door zich stil te houden tussen de lijken: ‘De machinegeweren bleven schieten. Mijn lichaam was bedekt met bloed, maar ik was zelf niet geraakt. Wat verderop lag mijn vader, dood, met zijn ogen open. Mijn oudere broer probeerde te vluchten, maar ze schoten hem in de rug. Ik bleef liggen tot de nacht viel. Zo kon ik ontkomen.’

Schijnheilige vredesboodschap

De wandaden van de Nigeriaanse troepen bereikten pas tegen de zomer van 1968 de westerse publieke opinie. Volgens het Rode Kruis stierven toen dagelijks 3000 Biafranen de hongerdood. De vliegtuigen met noodhulp van de internationale organisatie raakten niet tot in het afgesloten Biafra, want Nigeria had dat verboden. Uithongering was een bewust oorlogswapen van de regering om de Igbo’s tot overgave te dwingen.

Foto’s van uitgemergelde kinderen met opgezwollen buiken door kwashiorkor, een ziekte door een gebrek aan eiwitten, schokten de wereld.

De noodkreten van de Biafraanse kinderen resoneerden ook in het katholieke België. Het waren namelijk geloofsbroeders die honger leden en werden afgeslacht. Inzamelacties in de kerken kwamen op gang. Uitzonderlijk werd deze Afrikaanse kwestie, op die beruchte 4e juli, in het Belgisch parlement besproken. In een vlammend betoog klaagde CVP-politicus Fernand Vandamme de ‘schijnheiligheid’ van de Belgische vredesboodschap aan: ‘Wij weten dat in Afrika tienduizenden onschuldige Biafranen, vrouwen, kinderen, bejaarden en weerloze opstandelingen met Belgische wapens en munitie worden afgeslacht. Kleeft er geen bloed aan onze handen? Moeten wij niet beslissen een einde te maken aan alle wapenleveringen aan Nigeria?’

De machinegeweren bleven schieten. Mijn lichaam was bedekt met bloed, maar ik was zelf niet geraakt.

Ify Uraih

Die Belgische vredesboodschap werd belichaamd door Harmel met zijn ethisch kompas. Zo zocht hij in volle Koude Oorlog toenadering tot landen in Oost-Europa. ‘Vredesapostel’ Harmel ging akkoord met de opschorting van de wapenexport aan Nigeria. Als op 13 juli de bewuste Boeing 707 niet was neergestort, was Harmels ‘restje’ geruisloos in de plooien van de geschiedenis verdwenen.

Opvallend genoeg maakte Harmel na de crash geen gebruik van de manoeuvreerruimte die ambassadeur Chaval had geschapen. Hij gaf in de Senaat grif toe dat het gecrashte Sabena-vliegtuig 35 ton Belgische wapens vervoerde. Het ging om een deel van een bestelling van in totaal 100 ton.

Het zogenaamde restje bestond uit 5000 rookgranaten, 15.000 projectielen voor mortieren, 60.000 gewone granaten en 22 ton buskruit. Een andere levering van 10.000 granaten stond ook nog gepland. Harmel kende de precieze inhoud van die leveringen vóór de crash. Dat weten we vandaag door onderzoek in het archief van Buitenlandse Zaken. In dat archief vinden we ook een geheime nota voor de minister, gedateerd op 20 juni 1968, met als bijlage een gedetailleerd overzicht van alle wapenexport vanuit België vanaf het begin van de oorlog. In een tabel staat per maand welke fabrikanten welke wapens en munitie leverden aan het Nigeriaanse regeringsleger. De hoeveelheden zijn nu eens in kilogram, dan weer per stuk uitgedrukt. Daardoor is een optelsom (zie infografiek) maken moeilijk. Eind november 1968 kreeg Harmel in de Kamer de vraag of het ging over 1200 ton wapens in 40 Boeings. ‘Ik bevestig noch ontken’, antwoordde hij toen vanaf het spreekgestoelte. De bijlage die nu boven komt, toont ondubbelzinnig aan dat die grootteorde klopt.

‘Het gaat om een enorme hoeveelheid wapens en munitie’, zegt Nils Duquet, expert wapenexport van het Vlaams Vredesinstituut. ‘Die munitie was cruciaal, want ze vormt vaak een bezorgdheid in oorlogsvoering: je hebt de wapens wel, maar onvoldoende kogels om die te kunnen blijven gebruiken.’

Zakelijke opportuniteit

Uit de onderzochte diplomatieke documenten blijkt ook de zuiver economische logica die speelde bij het goedkeuren van de wapenvergunningen.’Sinds enkele weken is de publieke opinie geraakt door de Biafraanse beschuldigingen over een genocide door Nigeria’, klonk het in die geheime nota. ‘In de hypothese van een beleidswijziging (over de wapenleveringen aan Nigeria, nvdr) zijn er drie opties.’

De genoemde mogelijkheden waren een totaal wapenembargo, het intrekken van de verleende vergunningen, en geen nieuwe vergunningen toekennen. ‘De eerste twee opties zijn zeer zwaar, de derde volstaat meestal voor de publieke opinie.’ Harmel koos die milde derde optie, de bevriezing.

De verzwegen crash van Sabena-vlucht C712: 35 ton Belgische wapens aan boord

Een andere beslissing was al genomen in februari 1968. Vanaf toen voerde België geen wapens uit Duitsland, Portugal of Italië meer door naar Nigeria. Om de Belgische economische belangen te verdedigen, werden alleen nog wapens van Belgische makelij naar het regeringsleger gestuurd. Twee uitzonderingen werden getolereerd: Duitse wapens mét Belgische onderdelen en Duitse munitie mét Belgisch buskruit.

Toen de gruweldaden in Nigeria in de zomer van 1968 doorsijpelden tot bij de Belgische bevolking, besefte zelfs de Luikse wapenindustrie het perceptieprobleem voor haar lucratieve zaak. De directie van wapenfabrikant FN Herstal ontving net op dat moment een gigantische bestelling uit Nigeria: tientallen miljoenen kogels en 12.000 volautomatische geweren.

FN toonde goodwill aan Harmel, die verkozen was in Luik, door slechts een licentie te vragen voor 15 miljoen kogels en 5000 geweren. In zijn verzoek verwees de fabrikant naar de concurrentie met een Duitse wapenproducent. Die licentie werd uiteindelijk geweigerd, maar toont de directe banden tussen de politiek en de wapenlobby.

Die lobby zag de burgeroorlog als een opportuniteit. De Belgische politiek ging mee in dat verhaal – tot de crash met de zeven landgenoten. Voor andere westerse landen stond er nog meer op het spel in het conflict tussen Nigeria en Biafra. Het Verenigd Koninkrijk, de ex-kolonisator, steunde het regeringsleger massaal met wapens en technische bijstand, omdat de oliewinningen van British Petroleum in gevaar kwamen. Biafra van zijn kant kreeg clandestien wapens van de Franse president Charles de Gaulle. Hij wilde de macht van het grote Nigeria breken, in het voordeel van de omliggende Franse ex-kolonies.

Noodwet over mensenrechten

De keuze voor slechts een bevriezing viel Harmel achteraf zwaar. Zijn kabinetschef, Etienne Davignon, getuigde: ‘De vliegtuigcrash kwam voor Harmel als een grote schok. Hij was woedend dat ook de katholieken nu corrupt overkwamen.’ Om zijn hachje te redden, verschool Harmel zich achter fouten in zijn administratie, de onduidelijke licentieprocedure en een wet uit 1962 over de in-, uit- en doorvoer van goederen. In het parlement verklaarde hij dat die wet hem had verboden om de verleende licenties in te trekken. Uit een interne nota blijkt dat vergunningen annuleren toen wél al mogelijk was, maar dat de regering niet voor die optie koos. Na de crash gaf Harmel een signaal door middels een noodwet de wet van 1962 aan te passen. De haastig gemaakte spoedwet van 19 juli 1968 verbond mensenrechten aan wapenexport. ‘Hoewel de verwijzing naar mensenrechten vaag was, kreeg de controle op wapenexport toen voor het eerst een ethisch karakter’, zegt Nils Duquet. ‘Dat die cruciale vooruitgang er kwam na de Sabena-crash is logisch: wapenwetgeving is meestal event-driven policy. Opeens heb je de publieke opinie mee, is er meer mogelijk en kun je veel verder gaan in de wetgeving.’

Pas in 1991 kwam er een volwaardige controle op wapenhandel, en wat later gingen mensenrechten echt een rol spelen in de Belgische Afrikapolitiek.

Door de crash op 13 juli 1968 en de noodwet die er zes dagen later op volgde, werd wapenexport aan Nigeria tijdens het verdere verloop van de burgeroorlog écht stopgezet.

Of er in de decennia nadien licenties geweigerd zijn door Harmels wet is moeilijk na te gaan, maar het is onwaarschijnlijk. De wet was een zwak juridisch instrument zonder verwijzing naar het internationale recht. Bovendien bleef de toekenning van wapenvergunningen nog lang niet transparant. Pas in 1991 kwam er een volwaardige controle op wapenhandel, en wat later gingen mensenrechten echt een rol spelen in de Belgische Afrikapolitiek. In 2003 ontstond commotie over de levering van machinegeweren aan Nepal, waar een burgeroorlog woedde. De controle op wapenexport werd daardoor geregionaliseerd. Vandaag is FN Herstal een Waals overheidsbedrijf dat de laatste drie jaar 762,1 miljoen euro aan wapens en munitie exporteerde naar Saudi-Arabië. Hun Minimi-machinegeweren doken recent op bij milities in de burgeroorlog in Jemen. Ook het Nijvelse Mecar levert granaten aan Saudi-Arabië. Beide bedrijven produceerden in 1967 en 1968 al wapens voor Nigeria.

Geweren nog bruikbaar

Die leveringen zijn een halve eeuw oud, maar hun impact blijft voelbaar. ‘De kans is reëel dat een aantal van de 6500 volautomatische geweren van FN nog altijd actief is’, zegt Duquet. ‘De FAL’s die toen werden geleverd, kun je nog altijd gebruiken, en dat zal dus ook gebeuren. Het is waarschijnlijk dat ze nog opduiken in Nigeria, of in conflicten in de regio.’

Ook de burgeroorlog zelf blijft nazinderen. Na dertig maanden strijd en twee miljoen burgerslachtoffers eindigde de oorlog in januari 1970 met de overgave van Biafra. Bijna vijftig jaar later waart de geest van die gruweltijd nog rond in Nigeria. Veel Igbo’s voelen zich vandaag gemarginaliseerd in het federale Nigeria, en een belangrijke stroming wil nog altijd onafhankelijkheid. In 2016 werd een vreedzame optocht van de Indigenous People of Biafra door het Nigeriaanse leger in de kiem gesmoord. Het schoot 150 betogers dood. ‘De Nigeriaanse regering reageert vaak met geweld op binnenlandse oppositiegroepen. De harde repressie van de sekte Boko Haram in het begin is ook een belangrijke verklarende factor voor de burgeroorlog van vandaag’, zegt professor Afrikaanse politiek Leila Demarest (Universiteit Leiden). ‘Door de repressie van vreedzaam protest blijft de kans op escalatie aanwezig.’

Gelukkig verliepen de uitgestelde presidentsverkiezingen van vorige maand rustig. Het feit dat er geen Igbo-kandidaat was en dat er zelfs nog nooit een Igbo president is geweest, blijft wel een teer punt voor veel Nigerianen van die etnische groep.

Voor de Belgische Nigeriaan Collins Nweke is de etniciteit van de president niet belangrijk. Hij is Igbo, maar wil niets weten van het separatisme dat zijn jeugd tekende. Nweke was anderhalf jaar oud toen de oorlog uitbrak, en woonde op zeven kilometer van Asaba. Toen zijn ouders de geweerschoten hoorden, vluchtten ze met hem de jungle in.

Bij het overheidsbedrijf Sabena heerste een ware omerta over de crash, niemand durfde te praten.

Gebruikten de Nigeriaanse soldaten bij het bloedbad van Asaba Belgische geweren? Dat valt zeer moeilijk te bewijzen, maar het zou kunnen. 4500 FAL’s hadden toen al de troepen bereikt. ‘Als oorlogskind heb ik geluk gehad,’ zegt Nweke, ‘want ons gezin kon overleven in de jungle. In mijn gebied kwam 30 procent van de burgerbevolking om door geweld of uithongering. Als kind werd me geleerd om dekking te zoeken voor overvliegende bommenwerpers. Nu woon ik in Oostende, vlak bij de luchthaven. Als er een vliegtuig overvliegt, overvalt me nog altijd de angst.’

Omerta bij Sabena

Angst voor vliegtuigen werd ook het lot van airhostess Yvonne Sohet vanaf het moment dat ze hoorde dat haar man was omgekomen in Lagos. Haar zelfmoordpoging door het verdriet om Bob mislukte, maar ze kwam haar lot als weduwe niet te boven. Nooit durfde ze nog een voet in een vliegtuig te zetten, ze verloor bijgevolg haar job en moest hun huis verkopen. Ze trok weer bij haar ouders in, en stierf in 1980 aan kanker.

In haar graf nam ze vragen mee, die andere nabestaanden vandaag nog altijd bezighouden. Zo liet de boordwerktuigkundige Marcel Vanhemelryck drie dochters na. Ingrid, Marleen en Sandra proberen vijftig jaar na de feiten het drama dat hen als kind overkwam nog altijd te begrijpen.

Sandra werkte ook bij Sabena en probeerde jarenlang informatie in te winnen. Tevergeefs: bij het overheidsbedrijf heerste een ware omerta over de crash, niemand durfde te praten. De medische dossiers van de zeven slachtoffers waren verdwenen. Bovendien werd het ongeluk zelfs letterlijk uit de geschiedenisboeken geschrapt. Het boek dat uitkwam in 1993, bij het zeventigjarig bestaan van de luchtvaartmaatschappij, rept met geen woord over de vliegtuigcrash bij Lagos. Andere ongevallen komen wel aan bod.

Misschien is het stilzwijgen niet verwonderlijk, want de crash was het meest tastbare bewijs van een van de donkerste pagina’s in de historie van Sabena. Nu weten we dat alle wapenleveringen vanuit België naar Nigeria gebeurden met vliegtuigen van het verliesgevende overheidsbedrijf. Toen de regering in februari 1968 besloot om te stoppen met de doorvoer van niet-Belgische wapens, werd dat als een jammerlijk nadeel voor Sabena gezien.

Hoewel bij de crash zeven Sabeniens omkwamen, bleef de maatschappij ook nadien goede banden onderhouden met het Nigeriaanse leger. In 1969 verkocht Sabena voor 10 miljoen frank vijf afgedankte Douglas C-47’s aan de Nigeriaanse luchtmacht. Een van die vliegtuigen werd met zekerheid ingezet tijdens het conflict.

De gecrashte Boeing 707 was allesbehalve een afdankertje. De OO-SJK was amper twee jaar eerder gebouwd, en kon fungeren als cargo- en als passagiersvliegtuig. Het was een tijd uitgeleend aan Congo Air, en werd minstens voor één wapenvlucht ingezet.

Toen de regering in februari 1968 besloot om te stoppen met de doorvoer van niet-Belgische wapens, werd dat als een jammerlijk nadeel voor Sabena gezien.

Bij een onderzoek naar de crash, uitgevoerd door Nigeriaanse en Britse experts, werden geen defecten van voor de inslag gevonden. Dat rapport is gedetailleerd, maar trekt geen sluitende conclusie over de oorzaak. De Britten en de Nigerianen hadden zo hun eigen belangen: over de wapencargo wordt bijvoorbeeld niet gesproken. Terwijl een explosieve lading relevant lijkt als je het puin van een gecrasht vliegtuig onderzoekt.

Noodweer

Geen defect dus. Maar wat was dan de oorzaak van de crash? De zussen Vanhemelryck worstelen met verschillende complottheorieën, omdat objectieve informatie over de crash tot op vandaag ontbreekt.

Twee dagen na de crash kwamen vijf experts van Sabena aan in Lagos. Hun onderzoeksrapport blijft tot op heden spoorloos. ‘Zolang er geen duidelijk antwoord is, blijven de wildste scenario’s de ronde doen’, zegt Collins Nweke, die begaan is met de Belgische slachtoffers. ‘Het is belangrijk om inzage te krijgen in de Sabena-archieven om de oorzaak vast te stellen. Anders blijven de vragen malen.’

Volgens de Belgische ambassadeur in Nigeria was de oorzaak toentertijd duidelijk: ‘Het onweer dat de regio van Lagos gisterenochtend teisterde, tart alle verbeelding. Ik ben gewend aan de tropische stormen hier, ze maken me zelfs niet meer wakker. Maar op 13 juli, rond kwart over vijf, werd ik wel gewekt. Door mijn raam zag ik amper tien meter ver. Mijn tuin was herschapen tot een vijver.’

Het Brits-Nigeriaanse rapport spreekt die versie tegen. Er waren wel onweders die ochtend, maar niet op de plaats en het moment van de crash. Dat rapport houdt het erbij dat vlucht C712 te vroeg te laag ging, zonder aanwijsbare reden. Zo stortte het neer in een bos op 13,6 kilometer van de landingsbaan.

Een menselijke fout dan? Zou kunnen, maar de zwarte doos geeft geen uitsluitsel. De laatste woorden van kapitein Paul Taminiaux aan de Nigeriaanse luchtverkeersleiding waren: ‘ Would you put your runway lights on maximum bright, please?‘ Maximale helderheid is ook waar de nabestaanden, een halve eeuw na de crash, op blijven hopen.

Hebt u na het verhaal van Yvonne vragen over zelfdoding? Bel dan naar 1813 of surf naar zelfmoord1813.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content