Marc Vanfraechem

Geen wonder dat zij weent

Marc Vanfraechem Marc Vanfraechem (1946) is essayist en blogger.

Een mooi trekje van Louis XIV was dat hij zo zorgvuldig toezicht hield op de intellectuele vorming van zijn zoon, de Dauphin.

Het was toen nog niet mogelijk om zo’n knaap zogenaamd F-16-piloot te laten worden, maar wel kon je hem al goede teksten laten lezen. Stukken Homerus bijvoorbeeld, Aristofanes, Ovidius, Juvenalis, oudtestamentische dingen, tot Racine toe.

Helaas hebben die klassieke kerels soms uitdrukkingen of passages die voor jeugdige ogen ongeschikt zijn. Dat wist de koning, en dus liet hij gekuiste versies drukken ad usum Delphini.

Deze week stond in het Berlijnse blad Die Welt een weeklacht van een journalist, Marko Martin geheten. Hij vond het ongepast dat alle Duitse kranten, ’tot zelfs Die Tageszeitung aan toe’, Strauss-Kahn voortdurend in één adem met Casanova noemden. Of ze noemden DSK een Möchtegern-Casanova, een would-be-Casanova. ‘Hiermee doen zij de formidabele Seigneur de Seingalt gruwelijk onrecht aan’, zegt Martin, ‘want fysiek geweld had Casanova nooit nodig’. En hij wordt lichtvaardig: ‘Dat kan men in zijn Mémoires nalezen.’

Het spreekt: de mogelijkheid bestaat dat Martin een gekuiste tekst van de Mémoires heeft gelezen, want de uitgever Brockhaus had al in 1821 het Franse manuscript laten vertalen door een zekere Wilhelm von Schütz, en die brave ziel had de aanstootgevende passages herschreven of gewoon weggelaten. Zijn Duitse vertaling werd tweedehands vertaald naar het Frans, Engels &c. maar voor een getrouwe uitgave van het manuscript – nu schitterend te zien bij gallica.bnf.fr – was het wachten tot 1960, honderdtweeënzestig jaar na Casanova’s dood.

Toch vind ik het aannemelijker dat onze journalist helemaal niets gelezen heeft, het overkomt de besten. De man loopt, wat DSK betreft, ook vooruit op de schuldvraag. Casanova zelf pleit zonder meer schuldig en vertelt over meerdere verkrachtingen. Daarbij was in 1746 ook een groepsverkrachting. 21 was hij toen, en dit staat al in het tweede van zijn twaalf boeken:

Niet huilen schoonheid, zei onze chef, we doen jou immers geen kwaad. We gaan naar Rialto een glas drinken, en dan brengen we je weer naar huis.

Waar is mijn man?

Morgenochtend thuis zul je hem zien.

Dit antwoord troostte haar, en zo mak als een schaap ging ze met ons mee naar de herberg ‘De Twee Degens’. Daar in een kamer boven lieten we een goed vuur aanmaken en spijs en drank aanrukken. We namen onze maskers nu af, en zagen hoe onze geschaakte in een hoopje mens veranderde zodra ze onze gezichten zag en onze gedragingen. We hebben haar direct wat moed gegeven met goede woorden en een paar glazen wijn, en dan overkwam haar datgene wat ze kon verwachten. Zoals het hoort, mocht onze chef als eerste haar zijn amoureuze diensten bewijzen, niet zonder dat hij met veel beleefdheden haar had bewogen haar weerzin opzij te zetten om zich in het bijzijn van de hele bende aan hem te geven. Zij koos de wijste partij, lachte en liet begaan.

Jacques Casanova de Seingalt,

Histoire de ma vie, Volume 2 – Chapitre VII,
Robert Laffont, 1993

Marc Vanfraechem

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content