Expert Wim Moesen over eerste begroting De Croo I: ‘De regering spant zich onvoldoende in’

© Dieter Telemans
Ewald Pironet

De eerste begroting van de regering-De Croo is zeer optimistisch en weinig ambitieus, vindt Wim Moesen. De Leuvense expert in openbare financiën vraagt zich bovendien af: ‘Wanneer zal België eindelijk eens betrouwbare begrotingscijfers leveren?’

Drie jaar moest België het al zonder begroting stellen. De laatste goedgekeurde begroting is die van 2018. Na de val van de regering-Michel, eind 2018, kwamen we in een soort machtsvacuüm terecht met de regering-Michel II en de regering-Wilmès. Al die tijd werd er gewerkt met voorlopige twaalfden: de overheid mocht maandelijks niet meer uitgeven dan een twaalfde van de laatste goedgekeurde begroting. Van veel beleid is er dan geen sprake.

Een begroting is een cruciaal beleidsdocument: ze geeft aan waaraan de overheid geld wil uitgeven en waar ze dat geld wil halen. Eind oktober heeft de regering-De Croo haar draft budgetary plan voor 2021 aan de Europese Commissie bezorgd. De begroting wordt nu ook besproken in het Belgische parlement, waar ze tegen eind 2020 moet worden goedgekeurd.

De Leuvense expert Wim Moesen heeft de tabellen uitgeplozen, en deed drie vaststellingen.

1 ‘Onze begrotingscijfers zijn onbetrouwbaar’

‘Het is in deze onzekere tijd allesbehalve gemakkelijk om een begroting op te stellen’, zegt Moesen. ‘Wat zal bijvoorbeeld de economische impact zijn van de tweede lockdown? Tegen wanneer zal het vaccin voldoende verspreid zijn? De antwoorden op zulke vragen zullen meebepalen hoe de economie en de openbare financiën in 2021 evolueren. Als het over de begroting gaat, veroordeelt de coronacrisis de overheid om zich te behelpen.’

Uit de begrotingsontwerpen die alle lidstaten aan de Europese Commissie overhandigden, blijkt dat de crisis iedereen zwaar getroffen heeft. ‘Maar het Belgische begrotingstekort voor 2020 wordt geraamd op 11 procent, en dat ligt toch boven het Europese gemiddelde van 9 procent van het bbp (bruto binnenlands product, wat we met zijn allen aan goederen en diensten voortbrengen). Dat komt omdat België al een groter tekort had vóór de coronacrisis. Onze uitgangspositie was slechter dan die van de meeste andere Europese landen.’

België is doorgaans optimistischer in zijn eigen ramingen dan Europa.

Voor 2021 rekent de regering op een begrotingstekort van 7 procent. Dat is toevallig ook wat Europa raamt, en dat vindt Moesen opvallend: ‘België is doorgaans optimistischer in zijn eigen ramingen dan Europa. Onze regering denkt dat de economie meer zal groeien, terwijl de overheidsschuld kleiner zal zijn.’ Zo gaat de regering-De Croo uit van een reële groei van 6,5 procent in 2021, terwijl Europa het houdt op 4 procent.

We moeten uitkijken met onze budgettaire cijfers, vindt Moesen. ‘Europa en ook de OESO en het IMF hebben België er al herhaaldelijk op gewezen: we moeten eindelijk eens meer professionele en betrouwbare begrotingscijfers leveren. Dat is geen geringe aanklacht.’

De begroting van de regering-De Croo volgens Moesen ook weinig onderbouwd. Hij verwijst naar het Rekenhof, dat vraagtekens heeft geplaatst bij meer dan 3 miljard aan inkomsten en besparingen. Uit de bestrijding van fiscale en sociale fraude wil de regering bijvoorbeeld 1 miljard halen, maar hoe? Dat is onduidelijk.

2 ‘Economische groei is cruciaal’

Wat moet er gebeuren om de overheidsfinanciën na de coronacrisis weer gezond te maken? ‘Je hoort dat er een eenmalige vermogensbelasting moet komen of dat er zwaar moet worden gesaneerd. Dat klopt niet’, zegt Moesen. ‘Veel belangrijker is dat onze economie flink groeit. Dan worden het begrotingstekort en de overheidsschuld geleidelijk aan vanzelf kleiner.’

De regering-De Croo denkt dat onze schuldgraad volgend jaar 114 procent van het bbp zal bedragen, Europa gaat uit van 118 procent. Moesen: ‘De schuldgraad is de totale schuld (die van het verleden plus de schuld die erbij komt via het begrotingstekort, nvdr) in verhouding tot het bbp, de waarde van de hele economie. Als je het bbp voldoende kunt opdrijven, vermindert de schuldgraad automatisch. En er is een fundamentele regel: als de groei groter is dan de rentevoet die je moet betalen op de schuld, daalt je schuldgraad. Dat klinkt een beetje magisch, ik weet het, maar laat het me uitleggen aan de hand van twee concrete voorbeelden.’

De 1800 miljard die Europa in de economie wil pompen, is cruciaal.

Als eerste voorbeeld neemt Moesen de periode 1955-1975. In 1955 bedroeg onze schuldgraad 70 procent van bpp, twintig jaar later was hij gedaald tot 40 procent – bijna een halvering. Hoe was dat mogelijk? ‘Omdat we toen een gemiddelde groei van 5 procent per jaar hadden, dankzij het ontstaan van de Europese Economische Gemeenschap.’

De omgekeerde evolutie maakten we mee in de periode 1981-1991, het tweede voorbeeld. In 1981 was onze schuldgraad 91 procent, tien jaar later 131 procent. ‘De schuldgraad steeg enorm, ondanks besparingen en hoewel het begrotingstekort in die periode gehalveerd werd van 15 tot 7 procent van het bbp. En hoe kwam dat? ‘Omdat de rentevoet veel hoger lag dan de economische groei. Dan krijg je een zogenoemde rentesneeuwbal: je moet zelfs gaan lenen om de hoge rente te kunnen betalen.’

Vandaag zijn de rentevoeten historisch laag. Als onze economie voldoende groeit, krijg je een omgekeerde rentesneeuwbal en daalt de schuld automatisch. ‘We kunnen als nationale overheden allemaal ons best doen om de economie te schragen en te laten groeien,’ zegt Moesen, ‘maar de grote impuls zal van Europa moeten komen. De 1800 miljard die Europa in de economie wil pompen, is cruciaal.’

3 ‘We zijn niet ambitieus genoeg’

Het herstel van de economie hebben we maar voor een deel in eigen hand, en toch heeft de Belgische regering zelf een grote verantwoordelijkheid. Met name als het gaat over budgettaire discipline. Moesen: ‘De uitgaven die elk jaar terugkeren, zoals de wedden van de ambtenaren, de interesten op de staatsschuld enzoverder, moeten gedekt zijn door de reguliere inkomsten, waarop je elk jaar kunt rekenen: de opbrengsten van belastingen en socialezekerheidsbijdragen. Voor publieke investeringen mag de overheid wél gaan lenen. Gebouwen, bruggen, kanalen, sluizen, autowegen enzovoort kun je zeker 25 jaar nuttig gebruiken, en dus mag je de afbetaling van de lening over die periode spreiden.’

Voor publieke investeringen mag de overheid wél gaan lenen.

Dat zou de leidraad moeten zijn voor elke regering, aldus Moesen. ‘De regering-De Croo kan zeggen dat ze nog niet weet hoeveel de tweede lockdown ons zal kosten en wanneer voldoende mensen het coronavaccin zullen hebben gekregen. Maar ze zou wel, als een baken, voorop kunnen stellen dat de gewone begroting tegen het einde van de regeerperiode in 2024 in evenwicht zal zijn. Ze zou kunnen zeggen dat ze alleen nog zal lenen voor publieke investeringen, die meestal goed zijn voor 2,2 procent van het bbp.’

‘Anders gezegd, een tekort van 2,2 procent op de totale begroting tegen 2024 is verdedigbaar. Dat moet het richtsnoer zijn voor budgettaire discipline. Maar de regering-De Croo is veel minder ambitieus. Ze wil het tekort elk jaar met 0,2 procent van het bbp afbouwen. Dan kom je in 2024 nog uit op een tekort van 6 procent. Die 0,2 procent komt bovendien overeen met 1 miljard euro, en dat is precies het bedrag dat België vijf jaar lang jaarlijks krijgt uit de “herstelpot” van Europa voor de coronacrisis. Eigenlijk spant de regering-De Croo zich dus onvoldoende in om onze overheidsfinanciën te verbeteren.’

Wim Moesen

– 1944: geboren in Hoeselt

– 1975: doctoreert in de economie aan de KU Leuven

– 1985-1987: adviseur van minister van Financiën Mark Eyskens (CVP)

– 2006-2012: lid van de Hoge Raad van Financiën

– Emeritus hoogleraar economie (KU Leuven)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content