Eigen kweek eerst: kunnen overheden het geboortecijfer opkrikken?

In Hongarije hoeven gezinnen met drie kinderen weldra geen inkomstenbelasting meer te betalen. © GETTYIMAGES
Jeroen Zuallaert

In landen als Polen en Hongarije zetten de heersende partijen grootschalige programma’s op om de lage geboortecijfers te doen stijgen. Ook Vlaams Belang wil nieuwkomers het liefst ‘zelf maken’ en migratie aldus overbodig maken. Maar kunnen overheden dat wel?

Vreugde ten huize Tom Van Grieken. Met een kamerbrede glimlach deelde hij vorige week de afdruk van een echografie op sociale media. De voorzitter van Vlaams Belang wordt eind oktober voor het eerst vader. Die heuglijke tijding liet Van Grieken vergezeld gaan van de boodschap ‘Nieuwkomers maken we zelf’. Met die slogan trapte Vlaams Belang in januari 2018 nog de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen af. Op de begeleidende affiche stond toen het zwangerschapsbuikje van een blanke vrouw afgebeeld. Antwerps boegbeeld Filip Dewinter, die de campagne losjes baseerde op een campagne van de Duitse extreemrechtse partij Alternative für Deutschland in 2016, zag er een manier in om de ‘islamisering’ van Antwerpen tegen te gaan.

België zal de komende decennia sowieso migratie nodig hebben.

Karel Neels, demograaf (Universiteit Antwerpen)

Het idee zingt al enige tijd rond in nationalistische milieus: door het aantal geboortes in eigen land te verhogen, zou de behoefte aan migratie wegvallen, en blijft het eigen volk gloriëren in al zijn etnische zuiverheid. Vooral in Oost-Europa, waar de geboortecijfers na de val van het communisme drastisch afnamen en nooit meer helemaal zijn hersteld, zijn regeringen geobsedeerd door demografie. In Rusland spreekt Vladimir Poetin al twee decennia over de absolute noodzaak om het geboortecijfer omhoog te krijgen. Ook in Polen promoot de zittende conservatieve PiS-partij grotere gezinnen. In april 2016 lanceerde de regering het 500+-programma, waarbij families een maandelijkse toelage van 500 zloty (ongeveer 110 euro) krijgen voor elke geboorte vanaf het tweede kind.

Het agressiefste vruchtbaarheidsbeleid vinden we terug in Hongarije. Premier Viktor Orbán besteedt naar schatting 5 procent van het Hongaarse bruto nationaal product aan maatregelen om de vruchtbaarheidscijfers op te krikken. Sinds vorig jaar kunnen koppels die van plan zijn een kroostrijk gezin te stichten een goedkope lening aanvragen. Die lening bedraagt 10 miljoen forint (ongeveer 28.176 euro) en wordt volledig kwijtgescholden als het koppel binnen een afgesproken periode drie kinderen krijgt. Gezinnen met vier kinderen hoeven sinds vorig jaar geen inkomstenbelasting meer te betalen, een voordeel dat binnenkort ook voor gezinnen met drie kinderen zou gelden. En sinds februari kunnen Hongaarse vrouwen jonger dan veertig een gratis fertiliteitsbehandeling krijgen, op voorwaarde dat ze niet lesbisch zijn. De overheid heeft daarvoor maar liefst zes fertiliteitsklinieken gekocht.

In zowat alle landen van Oost-Europa liggen de vruchtbaarheidscijfers bijzonder laag. Onder het communisme hadden vrouwen er gemiddeld nog meer dan twee kinderen. Door de economische crisis die volgde op het uiteenvallen van het communisme halveerde het aantal geboortes bijna in de jaren negentig. Hoewel meerdere voormalige communistische staten ondertussen economisch enorm groeiden, zorgde dat niet voor een spectaculaire toename in het aantal geboortes. Karel Neels, demograaf aan de Universiteit Antwerpen, wijst ter verklaring naar de bredere toegang tot hoger onderwijs. ‘Daardoor stellen vrouwen het stichten van het gezin uit, omdat ze eerst een diploma willen halen en een stabiele arbeidsmarktpositie willen opbouwen. Door dat uitstelgedrag krijg je vaak decennialang erg lage geboortecijfers.’ Dat die geboortecijfers ook in relatief goede economische tijden niet opnieuw stijgen, is volgens Neels te wijten aan de toegenomen economische onzekerheid. ‘Onder het communisme was er geen echte werkloosheid. Je had een laag loon, maar je had bestaanszekerheid. Nu al die landen markteconomieën zijn geworden, is kinderen krijgen een groter risico geworden.’

Verkeerde prioriteiten

Ondanks de uitgebreide en dure aanmoedigingen is het aantal kinderen in Hongarije en Polen niet spectaculair gestegen. De gemiddelde Hongaarse vrouw had in 2019 1,48 kinderen, even onder het Europese gemiddelde (1,55 geboortes per vrouw). In Polen lag het gemiddelde in 2018 op 1,42 kinderen. De absolute koploper in Europa is Frankrijk (1,88 geboortes per vrouw), hekkensluiter is Malta (1,23); België zit met 1,62 in de middenmoot. De ‘gulden snede’ ligt op 2,1 kinderen per vrouw: dat is de zogenoemde vervangingsratio, of het aantal geboortes dat nodig is om het bevolkingsaantal op peil te houden.

De geboortecijfers in België zijn de voorbije decennia nooit voor een lange periode gedaald tot de extreem lage waarden die we zien in Oost-Europa.

Het dient gezegd dat de resultaten van het Poolse en het Hongaarse beleid niet onmiddellijk spectaculair zijn. In Polen steeg het aantal geboortes na de invoering van 500+ van 1,39 naar 1,48 per vrouw, maar intussen is het opnieuw gezakt naar 1,42. ‘500+ heeft gezinnen die al kinderen hadden gestimuleerd om hun volgende kind vroeger te hebben’, zegt Irena Kotowska, hoogleraar demografie aan de Warsaw School of Economics. ‘Maar het heeft weinig Polen ertoe aangezet om meer kinderen te nemen dan oorspronkelijk gepland.’

‘Eigenlijk legt zo’n programma de verkeerde prioriteit. De voornaamste uitdaging voor Polen die kinderen willen is de combinatie tussen werk en gezin. Flexibele werkuren, vlot toegankelijke kinderopvang, een betere zorgverdeling tussen man en vrouw: daarmee kun je mensen aanmoedigen om meer kinderen te krijgen.’ Ondanks die maatregelen zal het geboortecijfer in Polen de komende jaren dalen, voorspelt Kotowska. ‘Dat heeft te maken met de leeftijdsstructuur van de bevolking. Doordat we in de late jaren negentig zulke lage geboortecijfers hadden, zijn er de komende jaren minder vrouwen op een leeftijd waarop je aan kinderen begint.’

In Hongarije zorgden die maatregelen voorlopig evenmin voor een nieuwe babyboom. Karel Neels is sceptisch over de slaagkansen van premier Orbáns nieuwste plannen. ‘Het kan niet werken’, voorspelt hij. ‘Stel dat u een hoogopgeleide Hongaar bent. Zou u dan uw carrièreperspectieven in het gedrang brengen voor een eenmalige premie? Zo’n geldsom weegt niet op tegen het vooruitzicht om al die jaren een extra kind te hebben, waardoor het in een context zonder kinderopvang sowieso moeilijker wordt om met zijn tweeën voltijds aan de slag te blijven, en je dus aan inkomen dreigt in te boeten.’

Neels verwijst naar landen als Frankrijk, Zweden en Denemarken, waar de vruchtbaarheidscijfers nog altijd redelijk dicht bij de vervangingsratio liggen. ‘Dat zijn allemaal landen waar inwoners vlot toegang hebben tot kinderopvang. De enige manier om het geboortecijfer op te krikken is een gezinsbeleid voeren, waarbij je ervoor zorgt dat hoogopgeleiden hun werk vlot met hun gezinsleven kunnen combineren. Maar zelfs als je daar morgen mee begint, zal het nog decennia duren voor je die trend gekeerd krijgt, en je zult het cijfer waarschijnlijk nooit boven de 2,1 kinderen per vrouw krijgen. Dat is niet direct het soort beleid dat interessant is voor populistische leiders, die graag daadkracht tonen.’

Het idee dat het eigen geboortecijfer opkrikken kan volstaan om migratie overbodig te maken, noemt Neels ‘een utopie’. ‘Zelfs als je er van vandaag op morgen in zou slagen om een spectaculaire stijging in het aantal geboortes te veroorzaken, duurt het nog meer dan twintig jaar voor die kinderen op de arbeidsmarkt komen. België zal de komende vijftien à twintig jaar een structureel tekort op de arbeidsmarkt hebben. We zullen de komende decennia dus sowieso migratie nodig hebben. Voor België zou het overigens niet om erg grote migratievolumes gaan: de geboortecijfers zijn hier de voorbije decennia nooit voor een lange periode gedaald tot de extreem lage waarden die we zien in Oost-Europa.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content