Hendrik Vuye & Veerle Wouters

‘Een koning die wetten ondertekent, is dat nog van deze tijd?’

Hendrik Vuye & Veerle Wouters Hoogleraar (UNamur) en lector (Hogeschool PXL), voormalige V-Kamerleden

Even is het nieuws: koning Filip ondertekent wetten in het buitenland. Een koning die wetten ondertekent, is dit nog van deze tijd? Het kan anders, stellen N-VA-Kamerleden Hendrik Vuye en Veerle Wouters.

In volle komkommertijd is het groot nieuws. Koning Filip ondertekent op 10 augustus te Poitiers de wet tot verhoging van de wettelijke leeftijd voor het rustpensioen, de voorwaarden voor de toegang tot het vervroegd pensioen en de minimumleeftijd voor het overlevingspensioen. De entourage van de vorst benadrukt meteen dat de koning daar geen gewoonte van gaat maken, dat er geen speciaal vliegtuig wordt ingezet en dat er geen bijkomende kosten zijn.

Koeriervluchten: 60.000 euro

Onder Albert II ging het er anders aan toe. Koeriervluchten van defensie vlogen naar de vakantieadressen van de koning in Frankrijk, Italië en Kroatië. Kostprijs: 60.000 Euro.

De entourage van Filip begrijpt dat zo’n prijskaartje te duur is. Het kan natuurlijk nog goedkoper, en dat zonder vliegtuigen. Tot 2013 worden in Nederland de stukken per fax naar de koning verstuurd. Nu gebeurt dit elektronisch en de koning tekent elektronisch. Een wetsvoorstel om dit ook in België mogelijk te maken, werd reeds ingediend door N-VA.

Waarom ondertekent de koning wetten?

Artikel 109 van de Grondwet stelt: ‘De koning bekrachtigt de wetten en kondigt ze af’. Bekrachtigen betekent dat de koning, als lid van de wetgevende macht, zijn akkoord betuigt met de wet gestemd door het parlement. De afkondiging doet de koning als hoofd van de uitvoerende macht. Hiermee stelt hij de authenticiteit van de wet vast en beveelt hij de tenuitvoerlegging.

Eens een wet gestemd door het parlement, moet de koning deze nog goedkeuren. De federale wetgevende macht wordt nog steeds gezamenlijk uitgeoefend door de koning, kamer en senaat. Echt democratisch is dit niet. Een niet-verkozen orgaan mag in een democratie toch geen politieke beslissingen nemen?

Mag de koning weigeren?

Elke handeling van de koning die mogelijks politieke gevolgen heeft, is onderworpen aan ministeriële goedkeuring. Artikel 106 luidt: ‘Geen akte van de koning kan gevolg hebben, wanneer zij niet medeondertekend is door een minister, die daardoor alleen reeds, ervoor verantwoordelijk wordt’.

De koning kan dus weigeren een wet te ondertekenen, maar alleen wanneer een minister bereid is hiervoor de politieke verantwoordelijkheid op zich te nemen. Dit komt erop neer dat een koninklijk veto eigenlijk een regeringsveto is. De koning heeft geen persoonlijk beoordelingsrecht. Leopold I heeft in 1842 en 1845 geweigerd een wet te ondertekenen. Leopold II doet hetzelfde in 1884. Telkenmale gebeurt dit na beraad in de ministerraad en op voorstel van een minister. Nadien valt de weigering te bekrachtigen in onbruik.

En toen kwam de mini-koningskwestie

Geen vuiltje aan de lucht, tot 1990. Boudewijn weigert de door het parlement gestemde abortuswet te ondertekenen. In een brief aan Wilfried Martens schrijft hij dat hij anders ‘medeverantwoordelijkheid’ draagt. Staatsrechtelijk bekeken is dit kromtaal. De bekrachtiging wordt immers medeondertekend door een minister en het is dan ook de minister – en niet de koning – die verantwoordelijk is (artikel 106 Grondwet).

Wat nog moeilijker ligt, is dat Boudewijn weigert zonder gedekt te zijn door een minister. Dit is een flagrante schending van de Grondwet. Deze biedt geen enkele ruimte voor een persoonlijk beoordelingsrecht van de koning. Maar dat deert Boudewijn niet.

Men kent dan de krakkemikkige oplossing uitgedacht door de regering Martens. De koning wordt even geacht in de onmogelijkheid te zijn om te regeren en de regering bekrachtigt zelf de wet. Nadien stelt men vast dat Boudewijn opnieuw in de mogelijkheid verkeert om te regeren. En klaar is Kees.

Koninklijk veto

Men kan blind zijn en het probleem niet willen zien, maar het veto van Boudewijn is niet zo uniek. Leopold II had de gewoonte om zijn handtekening te ‘marchanderen’, zowel voor wetten als koninklijke besluiten. Hij houdt er zelfs kaftjes op na met de titel ‘kerkhof’ (‘cimetière’) waarin hij niet-ondertekende teksten klasseert.

Albert I dreigt in 1932 met de niet-bekrachtiging van een taalwet. Hij schrijft aan eerste minister Renkin dat hij vreest voor ‘une séparation administrative plus ou moins larvée’. U leest het goed, hij waarschuwt voor ‘omfloerst separatisme’, net als Albert II in 2006.

Boudewijn zelf is in 1990 niet aan zijn proefstuk toe. In 1955 ontbiedt hij toenmalig oppositieleider Gaston Eyskens. Boudewijn vindt de onderwijswet Collard van de socialistisch-liberale regering Van Acker te nadelig voor het katholiek onderwijs. Hij overweegt de wet niet te bekrachtigen. Eyskens wijst de koning op zijn grondwettelijke plicht en deze keer is Boudewijn nog te overtuigen.

De memoires van Jean-Luc Dehaene leren dat Albert II bij het begin van zijn koningschap aan de regering vraagt om een oplossing te zoeken, zodat hij door de euthanasiewetgeving – die op dat ogenblik besproken wordt in het parlement – niet in gewetensnood geraakt. Uiteindelijk zal Albert II deze wetgeving wel ondertekenen.

Hoe werkt een democratie?

In 1993 wordt de Franse socialistische president François Mitterand geconfronteerd met een rechtse meerderheid in het parlement. Even is er ongerustheid: gaat hij niet weigeren wetten te ondertekenen? In een interview verklaart Mitterand: ‘Lorsque le parlement vote une loi, je deviens un notaire et quand, dans le délai qui m’est imparti, je dois signer, je signe, sans quoi je serais en situation de forfaiture. C’est la volonté du parlement qui s’impose’. Een democratisch verkozen president mag niet weigeren te tekenen, Boudewijn mocht dit wel. Dit kan tellen als les in democratie.

ULB-professor en staatsraad Michel Leroy slaat nagels met koppen wanneer hij in een opiniestuk geschreven naar aanleiding van de mini-koningskwestie verwijst naar het recht op vrije verkiezingen als vervat in het Europees Mensenrechtenverdrag. Dit recht waarborgt dat er ‘met redelijke tussenpozen vrije, geheime verkiezingen’ zijn, ‘onder voorwaarden die de vrije meningsuiting van het volk bij het kiezen van de wetgevende macht waarborgen’. Een niet-verkozen orgaan mag de vrije meningsuiting van het volk niet teniet doen. Een koning die op eigen houtje weigert een wet te bekrachtigen, miskent de democratie.

Artikel 109 van de Grondwet is deze legislatuur niet vatbaar voor herziening. Helaas. Professor Carl Devos schrijft terecht dat niemand in de Wetstraat vindt dat de monarchie géén debat waard is, maar dat het niet aan excuses ontbreekt om het debat steeds weer op de lange baan te schuiven. Het is wel onze democratische plicht om voortdurend de maat te nemen van de monarchie. Dat zullen we blijven doen. Wordt vervolgd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content