Brecht Decoene

‘Denk niet dat complotdenkers gek zijn’

Brecht Decoene Brecht Decoene is moraalwetenschapper en auteur

‘Omgaan met complotdenken is dus behoorlijke uitdaging’, schrijft Brecht Decoene. Een kant-en-klare handleiding is er niet, wel een aantal richtlijnen.

Volgens sommigen vlogen op 9 september 2001 geen échte vliegtuigen in de Twin Towers, maar waren het wel holografische projecties, gevolgd door ontploffingen van op voorhand aangebrachte explosieven. Anderen zijn overtuigd van de theorie van de holle aarde, eventueel gecombineerd met die van de expanderende aarde. Blijkbaar deint niet enkel het heelal, maar ook nog eens onze eigen aarde uit. IS-kalief Al-Baghdadi zou in werkelijkheid een Mossadagent zijn genaamd Sjimon Elliot, en Marc Dutroux ontvoerde slechts meisjes in opdracht van pedofiele netwerken. Eigenlijk is hij dus geen pederast, maar een crimineel die op zijn beurt het slachtoffer werd van een vilein genootschap dat hem als zondebok opofferde.

De reden waarom wij daar zo weinig van afweten? Een malafide, onderliggende en onzichtbare structuur – sluw en strak georganiseerd door satanistische elitevrijmetselaars – heeft de werkelijke macht; als een spin weeft ze haar web doorheen de politiek, de media en justitie, om alles in de doofpot te houden.

‘Denk niet dat complotdenkers gek zijn’

Wanneer een nuchter mens al die knettergekke samenzweringstheorieën aanhoort, krijgt deze de indruk dat de aanhangers ervan min of meer klaar zijn voor de psychiatrie. Een fantast die gedijt op achterdocht kan toch onmogelijk functioneren in onze samenleving? Het kan bijna niet anders of complotdenkers zijn paranoïde excentriekelingen die in een irrationele, beangstigende, parallelle werkelijkheid vertoeven. Maar klopt dat beeld wel?

Al te makkelijk veronderstellen wij dat abnormale theorieën wel van abnormale geesten moeten komen. Ik spreek al eens af met een complotdenker – liefst op een zonnig terras -, maar die blijkt dan keer op keer moeilijk weg te zetten als een onaangepaste, rare snuiter. ‘Krankzinnigheid’ is na zo’n kennismaking zeker niet de voor de hand liggende diagnose. Veeleer zijn die mensen vaak behoorlijk slim, lucide, vol humor en zelfspot.

‘De aanhangers van dit soort alternatieve hypothesen zijn in veel opzichten niet anders dan u en ik.’

Believers zijn dus blijkbaar geen simpele geesten die door een gebrek aan intelligentie wegzakken in een moeras van waanideeën. Je zou ervan versteld staan hoe verrassend complex sommige theorieën in elkaar zitten. In zekere zin moet iemand wel beschikken over de nodige intellectuele vermogens om zulke ingewikkelde constructies overeind te houden en te verdedigen tegen de kritiek.

De aanhangers van dit soort alternatieve hypothesen zijn in veel opzichten niet anders dan u en ik. Het zijn bijvoorbeeld piloten, bankbedienden, leerkrachten natuurwetenschap, politici, medewerkers in de horeca, arbeiders, IT’ers of studenten aan de universiteit. Complotdenkers zijn afkomstig uit alle lagen van de bevolking, gaan dagelijks keurig naar het werk, hebben daar gezonde persoonlijke contacten, zijn niet de zwarte schapen van hun familie, sluiten zichzelf niet op in donkere kamers achter gebarricadeerde deuren en gaan niet meer dan anderen gebukt onder depressies of zelfmoordgedachten. Want slechts een kleine minderheid van deze ‘waarheidszoekers’ heeft effectief een vijsje los. Geïsoleerde zonderlingen met een beschadigde geest zijn in de praktijk uitzonderlijk.

Zogenaamde truthers en non-believers staan ook inhoudelijk minder ver van elkaar af dan je zou denken. De Britse psycholoog Rob Brotherton beaamt dat wat betreft onze houding ten opzichte van complottheorieën beide extremen zeldzaam zijn: er zijn er maar weinig die zich ofwel helemaal verliezen in achtervolgingswanen, ofwel er helemaal ongevoelig voor zijn. Dat hoeft ons eigenlijk niet te verwonderen, aangezien bijvoorbeeld de 9/11-waarheidsbeweging een gesofisticeerd sociaal fenomeen is: die mensen organiseren zelfs evenementen en knutselen samen documentaires ineen. Op het internet werken vele duizenden effectief samen met heel diverse bijdragen. Werkelijk gestoorde, paranoïde randfiguren zouden gewoonweg niet capabel zijn om daar deel van uit te maken, omdat ze psychologisch in de onmogelijkheid verkeren om uitgebreide gezonde sociale interacties aan te gaan. Van die laatsten zijn de fantasieën vaak slechts egocentrische brouwsels waar partners, familieleden, collega’s en huisbazen een rol in spelen. Ze raken er zelf in verwikkeld, worden zowel held als doelwit.

Mentale firewall

De gemiddelde complotdenker daarentegen trekt onbewust een veilige mentale firewall op tussen zijn dagdagelijkse leven en de verregaande implicaties van zijn gedachtegoed. Net zoals de meesten onder ons zijn ze niet pathologisch paranoïde, maar hebben ze gewoon wel eens moeite om een duidelijke grenslijn te trekken tussen kritische voorzichtigheid en doorgeschoten achterdocht. Een gezonde dosis argwaan kan immers geen kwaad, daar hebben ze natuurlijk gelijk in. Soms willen mensen iets van jou gedaan krijgen om er vooral hun eigen voordeel uit te halen. Denk aan een wildvreemde jongeman die een jongedame op café tracht te paaien met een cocktail en complimentjes over haar ogen. Of een verkoopster die je verzekert dat je goed staat met dat hemd. Je vertrouwt het niet helemaal, toch? Daarom is het vaak niet makkelijk om te bepalen waar die grens moet liggen. En wat voor de één een paar bruggen te ver is, kan voor de ander slechts een trapje lijken, da’s het belangrijkste verschil.

Daarom hou ik eigenlijk ook niet zo van het nogal stigmatiserende woord ‘complotdenkers’, dat een aparte, duidelijk te onderscheiden categorie mafketels insinueert. Waar ik kan, gebruik ik liever het werkwoord ‘complotdenken’: een bepaalde manier van redeneren die soms wetenschappelijk oogt, maar het niet is – wel vaak uiterst voorbarig, selectief, suggestief, weinig kritisch naar het bronnenmateriaal toe, soms spiritueel of ideologisch gemotiveerd en vooral niet gepeerreviewd. Deze manier van denken wordt zelden gehinderd door enige notie van de wetenschappelijke methodes, terwijl dat wel gepretendeerd wordt.

Verwijtende stempel

In gesprekken, maar zeker ook op congressen en bijeenkomsten van complotdenkers gaat naar die verwijtende stempel behoorlijk wat aandacht. Het valt op dat het hen grondig stoort te worden beschouwd als mensen met een mentale afwijking. En terecht, vind ik. Geregeld werpt men het publiek de vraag toe: “Als u mijn verhaal en mijn bedenkingen aanhoort, kom ik bij u over als gek?” Uiteraard is het antwoord neen. We houden dan ook best op ze als ‘complotzotten’ te bestempelen, dat draagt niet bij aan een constructieve discussie.

Het is natuurlijk ook gewoon onfair om hen zomaar weg te zetten zonder inhoudelijk in te gaan op hun ideeën. Die meteen brandmerken als gestoord is gewoon een al te gemakzuchtige strategie. Speel dus niet op de man, maar concentreer je op de inhoud.

Oefening in bescheidenheid

Anderzijds, op een ernstige manier met hen in discussie treden heeft ook zo zijn gevaren. Wie vol overmoed of onvoorbereid te werk gaat, kan volledig overrompeld worden door een spervuur van moeilijke vragen of informatie. Zich inwerken in het onderwerp is meestal ongelofelijk tijdrovend. Een bijkomende moeilijkheid met complotdenkers is dat zij vaak intelligent en creatief genoeg zijn om jou vlot van repliek te dienen. Daar sta je dan met een mond vol tanden. Jouw onwetendheid is in hun ogen veelzeggend en bekrachtigt dus hun eigen standpunt. Op die manier geef je hen eigenlijk ongewild het gevoel dat ze wel degelijk weten waarover ze het hebben, zodat je indirect hun ideeën bevestigt. Ze hebben namelijk een kritische test ‘doorstaan’.

Omgaan met complotdenken is dus een behoorlijke uitdaging. Een kant-en-klare handleiding voor het doorprikken van deze hersenspinsels is er helaas niet, een magische methode om dit soort onzin aan flarden te redeneren evenmin. Complotdenkers zijn niet altijd dom en meestal niet krankzinnig. Behandel uw discussiepartner daar dan ook naar. Dit besef en deze oefening in bescheidenheid zijn bijgevolg goed voor uw gemoedsrust. Eventuele overtrokken verwachtingen van rationele tegenargumenten zouden die grondig kun verstoren.

Brecht Decoene is auteur van het boek Achterdocht tussen feit en fictie. Kritisch omgaan met complottheorieën (ASP Editions, 2016).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content