Hendrik Vuye & Veerle Wouters

‘De Vlaamse partijen doen zichzelf de das om. En dan maar klagen over de verfransing van Halle-Vilvoorde’

Hendrik Vuye & Veerle Wouters Hoogleraar (UNamur) en lector (Hogeschool PXL), voormalige V-Kamerleden

‘De taalwet in gerechtszaken is ‘en stoemelings’ gewijzigd. Zelfs in tijden van communautaire stilstand bekomen Franstaligen verregaande toegevingen. Aan communautaire stilstand hebben Vlamingen echt geen boodschap meer’, schrijven Veerle Wouters en Hendrik Vuye.

Generaties Vlamingen hebben gestreden voor taalwetten. Vanaf 1873 volgen er drie generaties taalwetten en breekt men langzaam met het francofone België. Het zijn belangrijke verwezenlijkingen van de Vlaamse beweging.

De taalwet in gerechtszaken (1935) is een monument. Voortaan geldt in Vlaanderen en Wallonië het beginsel dat de streektaal de gerechtstaal is. Het Hof van Cassatie zal voortaan ook arresten uitspreken in het Nederlands. Het eerste Nederlandstalige arrest komt er op 5 januari 1937, na meer dan honderd jaar België.

De Vlaamse partijen doen zichzelf de das om. En dan maar klagen over de verfransing van Halle-Vilvoorde.

Een taalwet moet afdwingbaar zijn, anders blijft hij dode letter. Een mooi voorbeeld is de taalwet in bestuurszaken die te Brussel nauwelijks afdwingbaar is. De gevolgen laten zich voelen. Bekijken we de beslissingen van de Brusselse lokale besturen (gemeenten en OCMW’s) dan zien we dat meer dan 20% van de beslissingen omtrent statutairen in strijd is met de taalwet. Kan het nog slechter? Ja zeker, 90% van de beslissingen over contractuelen is ook in strijd met de toepassing van de taalwet. De afdwingbaarheid van een taalwet is dus cruciaal.

De taalwet in gerechtszaken is een taalwet met tanden en klauwen. Een schending van de taalwet heeft nietigheid tot gevolg en deze moet ambtshalve door de rechter worden uitgesproken. Zelfs wanneer partijen het niet vragen, is de rechter verplicht om de niet-naleving van de taalwet te sanctioneren. Meer nog, volgens het Hof van Cassatie moet de rechter de nietigheid uitspreken, zelfs wanneer de belangen van partijen niet geschaad worden. Deze wet heeft dan ook gemaakt dat het gerecht in Vlaanderen is vernederlandst.

Wat gebeurt er nu? In tijden van communautaire stilstand sleutelt de regering-Michel aan deze taalwet. De wet van 25 mei 2018 tot vermindering en herverdeling van de werklast binnen de rechterlijke orde, maakt komaf met de ambtshalve nietigheid. Wat heeft dit te maken met vermindering van de werklast van de magistraten? Niets. Wat is het dan wel? Het is een monumentale toegeving aan de Franstaligen. Welke Vlaamse partijen hebben dit gestemd? N-VA, Open VLD en CD&V. Groen en SP.A onthouden zich. Er waren slechts 5 tegenstemmen: VB en V&W.

Voortaan staat in de taalwet gerechtszaken volgend zinnetje: ‘Onverminderd de toepassing van de artikelen 794, 861 en 864 van het Gerechtelijk Wetboek zijn de vorenstaande regels voorgeschreven op straffe van nietigheid’. Je moet al een gedreven jurist zijn om te begrijpen waar het hier over gaat. Dit is niet toevallig, men verbergt wat men aan het doen is. Sommigen hebben moord en brand geschreeuwd over de regeling uitgewerkt door de zesde staatshervorming (2011-’14) voor het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Wel, deze wijziging van de taalwet die Kamerbreed is goedgekeurd is nochtans een even grote toegeving. Een toegeving die er dan nog ‘en stoemelings’ komt in tijden van communautaire stilstand.

Wat betekent deze wijziging precies? De rechter mag de nietigheid wegens schending van de taalwet in gerechtszaken niet meer ambtshalve inroepen. Een procespartij moet het initiatief nemen. De procespartij moet dit bovendien ‘voor enig ander rechtsmiddel’ inroepen. Gebeurt dit niet dan is de schending van de taalwet gedekt. Maar zelfs dat volstaat niet. De partij die de correcte toepassing van de taalwet vordert, moet ook nog aantonen dat haar belangen worden geschaad door de onregelmatigheid. Is er geen belangenschade, dan hoeft de taalwet dus niet nageleefd te worden, want er is geen sanctie. Meester Hugo Lamon, woordvoerder van de Orde van Vlaamse Balies, trekt dan ook aan de alarmbel in een opiniestuk met de veelzeggende titel ‘Nederlands hoeft niet meer bij de Vlaamse rechtbanken’. Ook Barbara Pas (VB) vreest voor ‘massale overtredingen waar geen enkele sanctie tegenover staat‘.

In de Kamercommissie maakt de vertegenwoordiger van minister van Justitie Koen Geens (CD&V) een onderscheid tussen ‘formele schendingen’ van de taalwet en ‘materiële’. Bijzonder duidelijk is dit onderscheid niet. Uit de parlementaire debatten kan men afleiden dat een citaat in een vonnis in een andere taal dan de proceduretaal een ‘formele schending’ is. Er is sprake van een materiële schending wanneer het volledige vonnis in een andere taal is opgesteld. Dit antwoord heeft echter helemaal niets te maken met de regels die we hebben uiteengezet. Het gaat hier over de mogelijkheid die de rechter heeft om zijn vonnis te verbeteren, bijvoorbeeld om een materiële verschrijving recht te zetten (art. 794 Ger.W.). De nieuwe wet breidt deze mogelijkheid tot verbeteren uit. Nu kan het voor kennelijke rekenfouten of verschrijvingen, maar ook voor een ‘louter formele miskenning’ van de taalwet in gerechtszaken. Dit heeft echter niets te maken met de belangenschade (art. 861 Ger.W.) die we hebben besproken.

https://twitter.com/G_Uyttersprot/status/1005151491500466178Goedele Uyttersprothttps://twitter.com/G_Uyttersprot

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

550rich3153600000Twitterhttps://twitter.com1.0

Een regeringspartij grijpt deze tussenkomst aan om te tweeten: ‘Onterechte paniek’. Eerder een onterechte tweet. Dat beseft men ook, want een dag later volgt volgende tweet: ‘We onderzoeken momenteel of dit onbedoelde gevolgen heeft en zullen de wet repareren indien nodig’. Men onderzoekt, nadat men heeft gestemd… Het doet denken aan Achille Van Acker: ‘J’agis, puis je réfléchis‘. Dit is toch wel blijk geven van heel veel naïviteit. Is er iemand die denkt dat MR bereid zal zijn deze flater van de Vlaamse partijen nog recht te zetten?

Wat betekent dit concreet? In de praktijk zal het verschil zich vooral laten voelen in het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. De Nederlandstalige en de Franstalige rechtbanken zijn beiden bevoegd voor de 35 gemeenten van Halle-Vilvoorde. De akte waarmee het geding wordt opgestart (bijvoorbeeld een dagvaarding) moet in het Nederlands worden opgesteld indien de verweerder in Halle-Vilvoorde woont, want Halle-Vilvoorde ligt in het Nederlandse taalgebied. De zaak wordt dan ook ingeleid voor een Nederlandstalige rechtbank. Bij de zesde staatshervorming heeft men deze regels al afgezwakt. Twee Franstaligen uit Halle-Vilvoorde kunnen voortaan vrijwillig verschijnen voor een Franstalige rechtbank. Gebeurt de inleiding van het geding bij dagvaarding, dan heeft de zesde staatshervorming de mogelijkheden om taalwijziging te vragen – dit is behandeling in het Frans – verruimd.

Hoe kan men toch maar uitleggen dat een partij die tegen de zesde staatshervorming heeft gestemd wel voor deze nieuwe wet stemt?

In zijn boek over de zesde staatshervorming schrijft staatssecretaris voor institutionele hervormingen Servais Verherstraeten (CD&V) nog: ‘Voor een burgerlijk geschil kan geen enkele inwoner uit Halle-Vilvoorde worden gedagvaard in een andere taal dan het Nederlands’. Met de nieuwe wet van 25 mei 2018 hoeft zelfs dit niet meer. Een Franstalige uit Halle-Vilvoorde kan een andere Franstalige rechtstreeks dagvaarden voor een Franstalige rechtbank. Dit is in strijd met de taalwet, maar de rechter mag het niet ambtshalve inroepen, de Franstalige verweerder zal het niet inroepen en doet hij het om god weet welke reden toch, dan is er geen belangenschade. Sterker nog: een Franstalige dagvaardt een Vlaming uit Halle-Vilvoorde in het Frans voor een Franstalige rechtbank. De Vlaamse inwoner kan zich beroepen op de taalwet in gerechtszaken. Maar dit zal in sommige gevallen tevergeefs zijn. Stel bijvoorbeeld dat deze Vlaming een professor is verbonden aan een Franstalige universiteit, dan kan de rechter oordelen dat er geen belangenschade is omdat de verweerder de Franse taal beheerst. En de rechter die hierover zal oordelen is een Franstalige rechter. Vertrouwenwekkend is deze regeling alvast niet.

De nieuwe wetgeving van de regering-Michel zwakt, na de zesde staatshervorming, de taalwetgeving dus nog verder af. Hoe kan men toch maar uitleggen dat een partij die tegen de zesde staatshervorming heeft gestemd wel voor deze nieuwe wet stemt? Zelfs bij de zesde staatshervorming hebben Franstalige onderhandelaars deze verregaande toegeving niet bekomen, maar nu wel en dit in tijden van communautaire stilstand.

Ten slotte nog dit. De Raad van State merkt op in zijn advies dat dit misschien wel bij bijzondere wet moet worden gestemd. De Grondwet bepaalt immers dat de ‘essentiële elementen van de hervorming met betrekking tot het gebruik der talen in gerechtszaken in het arrondissement Brussel’ enkel bij bijzondere wet kunnen worden gewijzigd (art. 157bis). Zo’n wet kan alleen maar worden gestemd met een dubbele meerderheid: (1) een meerderheid van twee derden en (2) een (gewone) meerderheid in de Nederlandse en Franse taalgroep. De regering-Michel maakt er zich wel heel makkelijk vanaf door te stellen dat het hier geen essentieel element is. Veel verschil maakt het echter niet uit. Slechts vijf Vlamingen hebben tegengestemd, geen enkele Franstalige heeft tegengestemd. Had de regering dit ontwerp ingediend als een ontwerp van bijzondere wet, dan nog was deze wet gestemd want de onthoudingen (PS, SP.A, Ecolo, Groen, PTB en Défi) worden niet meegeteld om de dubbele meerderheid te berekenen. Wel moet ook de Senaat een bijzondere wet stemmen, maar dit zou een formaliteit geweest zijn. Wat doen Vlamingen toch graag zichzelf de das om.

De conclusie is eenvoudig. Bij de communautaire onderhandelingen die hebben geleid tot de zesde staatshervorming (2011-’14) hebben Franstaligen belangrijke toegevingen bekomen inzake de taalwetgeving in gerechtszaken. Nu is er communautaire stilstand, maar dit belet niet dat Franstaligen ook nu een verregaande toegeving hebben afgedwongen. Dit alles met dank aan N-VA, CD&V en Open VLD. Met zo’n Vlaamse partijen heb je geen Franstaligen meer nodig. De Vlaamse partijen doen zichzelf de das om. En dan maar klagen over de verfransing van Halle-Vilvoorde.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content