De ramp ná de ramp in de Vesdervallei: ‘Duurt het allemaal niet wat lang?’

© Franky Verdickt

Van de monding in de Luikse voorstad Chênée tot de bron diep in de Hoge Venen: overal langs de Vesder zijn de gevolgen van de overstromingen in juli nog te zien. De kijk van de oeverbewoners op de rivier is voorgoed veranderd.

Terwijl op het water onder ons een botervlootje voorbijdrijft, trekt Gino Delfino zijn mondmasker wat strakker over zijn neus. De oude man moet bijna roepen om het geraas van auto’s, bussen en ziekenwagens op de brug te overstemmen. ‘Ik woon daar, op de achtste verdieping’, zegt hij en hij wijst naar een appartementsgebouw. ‘Toen ik tijdens de overstromingen deze zomer de golven zag aankomen, ben ik meteen tot bij mijn dochter gevlucht. C’était incroyable.

De Luikse voorstad Chênée, op een donderdagochtend in november. Ik ben klaar voor mijn tocht langs de oevers van de Vesder. Tussen parfumerie Audrey en bandencentrale Maison du Pneu mondt de rivier hier uit in de Ourthe, die twee kilometer verderop overvloeit in de Maas, waarna het water met een lange, trage bocht door Nederland richting de Noordzee trekt.

Ik ben benieuwd hoe de Vesdervallei er vier maanden na de waterramp bij ligt. Hoe ziet het landschappelijke litteken er intussen uit? En met welke blik kijken de oeverbewoners nu naar het water dat door het hart van hun bestaan is geraasd?

71 kilometer lang is de Vesder. Ik heb voor mijn tocht twee dagen uitgetrokken en zal me voornamelijk te voet voortbewegen. Om af en toe wat snelheid te maken heb ik ook mijn mountainbike bij me. Van tevoren heb ik geen afspraken gemaakt. Ik wil gewoon wandelen en rondkijken. Afwachten wie mijn pad kruist.

CAMPING WESERTAL IN MEMBACH 'De eerste maanden huilde ik telkens als ik bij het water kwam.'
CAMPING WESERTAL IN MEMBACH ‘De eerste maanden huilde ik telkens als ik bij het water kwam.’© Franky Verdickt

‘Als ik twintig jaar jonger was, zou ik je direct volgen’, lacht Gino. ‘Ik heb mijn hele leven langs de rivier gewandeld, ik ken haar als mijn broekzak. Maar ik ben 84 jaar. Ik ben al blij als ik elke dag een ommetje kan maken.’

Pas op het laatste ogenblik heb ik beslist om stroomopwaarts te reizen. De bron tegemoet. De reiziger voelt beter de kracht, de energie van het water, alsof hij zich een weg naar boven moet wroeten, zoals kapitein Charlie Marlow in Hart der duisternis van Joseph Conrad.

Bovendien is het ook de richting die Victor Hugo volgde, toen hij in 1839 de trein van Luik naar Eupen nam en met grote ogen door het raampje van zijn coupé keek. In zijn reisgids over De Rijn noteerde de Franse schrijver drie jaar later: ‘De Vesder loopt door Verviers en Chaudfontaine, tot aan Luik, door de verrukkelijkste vallei die er in de wereld bestaat.’

Verrukkelijk zal de vallei niet blijken, de komende twee dagen. Ik zal veel verdriet en vuilnis zien, in allerlei gedaanten.

***

Maar eerst sta ik hier bij de monding, naast een oude man met een mondmasker op zijn neus. Gino Delfino is de zoon van een arbeidsmigrant uit de buurt van Genua. Hij heeft vier maanden na de overstromingen nog altijd geen verwarming in zijn appartement. Zodra het kan, wil hij naar zijn zus in Italië verhuizen. ‘Het is een catastrofe’, zegt hij. ‘Ik moet er nog elke dag om huilen.’

Gino kwam op 30 oktober 1948 in België aan, hij herinnert zich de datum nog goed. Als kind zwom hij dikwijls in de Vesder, terwijl hij op de oever vrachtwagens voorbij zag rijden die in de textielfabrieken van Verviers linnen kwamen ophalen. Later kleurde het water afwisselend rood, geel en blauw, van de verf in de fabrieken, en kreeg het een onaangename geur. Maar sinds deze zomer is zijn kijk op de rivier volstrekt veranderd. Na plezier en werk bracht het water opeens ellende. ‘ Tout est changé, monsieur. Tout.

Via de Rue du Gravier vertrek ik richting Chaudfontaine, het eerstvolgende dorp stroomopwaarts. Al meteen wordt duidelijk wat ik na 15 juli van de Vesder kan verwachten. In het snelstromende, vaalbruine water drijft nog altijd afval: boomstammen, voetballen, stoelen, takken, vaten, resten van kleren. In de bomen groeit plastic. Op de afbrokkelende kade wacht een autowrak op de takeldienst.

Bakkers, juweliers, pitabars, apotheken, pizzeria’s: op beide oevers zijn alle handelszaken dicht. De etalages zijn dichtgetimmerd met houten platen. Vaak zijn er kleurrijke graffititekeningen op aangebracht, gemaakt door een plaatselijk collectief. Café Sinatra is gesloten. Naar de maan wordt hier voorlopig niet gevlogen.

***

In de straten van Vaux-sous-Chèvremont, een deelgemeente van Chaudfontaine, ruikt het naar natte aarde. Voor elk huis ligt een hoopje doorweekt pleisterwerk, braakballen bijna. Van binnen in de huizen komen telkens dezelfde geluiden: hamers, klopboren en bouwdrogers. Op de straathoeken wisselen mobiele toiletten en containers boordevol puin elkaar af.

Het ZWEMBAD van CHAUDFONTAINE Naar chloor heeft het hier sinds 15 juli niet meer geroken.
Het ZWEMBAD van CHAUDFONTAINE Naar chloor heeft het hier sinds 15 juli niet meer geroken.© Franky Verdickt

De herfstkleuren van de bomen op de flanken van de vallei steken af tegen de ellende langs het water. Hugo had het vast prachtig gevonden. ‘Je ziet soms een ravijn, vaak een tuin, altijd een paradijs.’

Over het jaagpad tussen de spoorweg en de rivier fiets ik het centrum van Chaudfontaine in. Dankzij de thermale bronnen was dit ooit een bloeiend kuuroord. Met barken, die vanaf het pad door paarden en ezels werden voortgetrokken, liet de bourgeoisie uit Brussel en Luik zich hierheen voeren om haar reuma te behandelen. Op de zijkant van het Maison Sauveur, waarin de achttiende-eeuwse landbouwer Simon Sauveur het allereerste kuurbad plaatste, vermeldt een bordje dat Victor Hugo hier de nacht doorbracht en het dorp nadien vergeleek met een zinkviooltje.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam ook in Chaudfontaine het massatoerisme op gang. Het kuuroord kreeg een casino met een speelzaal, een kur-saal, en in het bijbehorende hotel traden sterren op als Gilbert Bécaud en Georges Brassens, zelfs Laurel en Hardy.

Maar veel glamour is er vandaag niet meer te bespeuren. Het casino is dicht voor herstellingswerken en zo te zien zal het nog wel even duren voor het balletje weer door de roulette rolt.

***

Ik stap Source O Rama binnen, het museum dat is gewijd aan ‘de mysteries van het water’. Tot mijn verrassing beland ik in een hulppost van het Rode Kruis. Dozen vol suikerwafels, stapels plastic flessen uit de waterfabriek wat verderop. ‘Het museum is sinds de overstromingen gesloten’, zegt medewerkster Veronique Billiet, die me even rondleidt. ‘Maar we hopen snel weer te openen. Na de opkomst van de vliegvakanties is Chaudfontaine destijds uitgestorven als toeristische trekpleister. Dat mag geen tweede keer gebeuren.’

In de volgende bocht van de Vesder is de parking van het zwembad herschapen tot een afvalterrein. Vrachtwagens vol puin lossen hun lading telkens met een luide knal. Het zwembad heeft geen voorgevel meer. Al het water is uit de twee baden weggevloeid. Op de bodem ligt een dikke laag modder, alleen een oranje zwembandje herinnert aan de betere tijden. Naar chloor heeft het hier sinds 15 juli niet meer geroken.

Voorbij Chaudfontaine houdt de bebouwing even op. Een verkeersbord waarschuwt voor aquaplaning. De Vesder blijft maar stromen, witte kopjes geven de rivier de allure van een stroom. Waar blijft al dat water vandaan komen? En hoe oud is de rivier? Is ze altijd dezelfde of juist nooit gelijk? Vragen die al eeuwen meegaan, antwoorden die nooit voldoen.

***

Bij het binnenkomen van Trooz stap ik een brug over de Vesder over. Twee mannen herstellen de balustrade. Op een informatiebord lees ik dat ik in La Brouck ben gearriveerd, een arbeiderswijk die eind negentiende eeuw rond de voormalige zinkovens en metaalfabrieken is ontstaan en lange tijd een eigen voetbalclub had vol Polen, Italianen en Spanjaarden, bijgenaamd ‘Les Métallos’.

TUSSEN CHAUDFONTAINE EN PEPINSTER Geen brug, alleen autowrakken.
TUSSEN CHAUDFONTAINE EN PEPINSTER Geen brug, alleen autowrakken.© Franky Verdickt

Bij de kerk op de andere oever is een handvol vrijwilligers natte blokken hout aan het stapelen. In de kerk loop ik de Brugse Mina Sevenhant tegen het lijf. Tussen de biechtstoel en het altaar vult ze kartonnen dozen met pasta en melk. ‘De week na de overstromingen ben ik hier voor het eerst komen helpen’, zegt Mina. ‘Ik had nog nooit van Trooz gehoord. Het voelde alsof ik in India aangekomen was: overal slijk, modder en autowrakken, nergens elektriciteit. We wisten niet waar te beginnen.’

Mina bleef en komt nog elke week enkele dagen naar de laaggelegen arbeiderswijk. Overdag helpt ze waar het nodig is, ’s avonds logeert ze bij een getroffen vrouw. Veel dorpsbewoners liepen de voorbije weken een voedselvergiftiging of een longontsteking op, zegt ze. Maar ze torsen ook nog altijd een trauma met zich mee. ‘Iedere keer als het regent, zijn ze bang dat de rivier weer zal overstromen. Ik ben sociaal assistent, verpleegster en psycholoog tegelijk.’

‘Hoelang zul je nog blijven komen?’ vraag ik.

‘Nog zeker een jaar’, antwoordt ze. ‘Ik krijg het niet over mijn hart om hen in de steek te laten. Stel dat het ons zou overkomen, of onze kinderen, dan zouden we toch ook blij zijn als een of andere zottin uit Wallonië zou komen helpen?’

***

In Trooz is de brug over de rivier gehalveerd. De mobiele douches en de hulppost van het Rode Kruis bij het station versterken het beeld van de Vesdervallei als oorlogs- of rampgebied. In de sociale woonwijk La Fenderie, bij de vroegindustriële watermolen waar ooit nog geweren voor de Amerikaanse Burgeroorlog werden vervaardigd, is geen levende ziel meer te bespeuren. De bakstenen onder de tweede rij ramen zijn nog altijd donkerder dan die erboven.

Het begint te regenen. Uit de schoorstenen van de weinige nog bewoonde huizen tussen Trooz en Nessonvaux komt de geur van verbrand hout. Ik verhoog mijn snelheid.

Naast het museum van Imperia – een van de oudste Belgische automerken, de voormalige fabriek staat wat verderop in het dorp – in de rafelrand van Nessonvaux sleutelt Jean-Louis aan een oude Peugeot 403. De gepensioneerde steenkapper vertelt dat hij in de nacht van de overstromingen vanuit zijn slaapkamer de rivier een sprong over de brug zag maken. Hij hoorde een boomstam op drift een van de muren van zijn woonkamer doorboren. En hij zag ook een levenloos lichaam voorbijdrijven. Achteraf bleek het om de drieëntwintigjarige zoon van een vriend te gaan. ‘Ze hebben hem in Chaudfontaine uit het water gevist.’

HERSTELWERKEN IN CHÊNÉE 'Tout est changé, monsieur. Tout.'
HERSTELWERKEN IN CHÊNÉE ‘Tout est changé, monsieur. Tout.’© Franky Verdickt

Voorbij Nessonvaux eindigt opeens de wereld. Ik kom eerst langs een twintigtal autowrakken en dan bij een brug die er niet meer blijkt te zijn. Het is al donker en het regent ondertussen dat het giet. ‘De omweg is twintig kilometer’, zegt een arbeider, die nog laat aan de brug aan het werken is. ‘Veel succes.’

Ik maak rechtsomkeert en haal in het centrum van Nessonvaux nog net de trein naar Pepinster. Wat goed dat die opnieuw rijdt. Met mijn koude, natte handen diep ik uit mijn rugzak de tekst van Victor Hugo op. Hij heeft het over een man die vlak voor zijn passage in het dorp onder een vallende boom is omgekomen en een vrouw die de dag erna werd neergebliksemd. Waarover zou hij schrijven als hij vandaag door de vallei zou sporen?

***

De volgende ochtend vervolg ik mijn tocht vanaf de Quai Ferdinand Nicolaï in het hart van Pepinster, sinds 15 juli de meest gefotografeerde en gefilmde plek van de Vesdervallei. Aan de overkant van het water is een rij arbeidershuizen nog altijd zijn achtergevel kwijt. De brug over de rivier is afgezet met dranghekken.

Op de kade ontmoet ik Christiane Mathanet-Sluse. Afgelopen zomer vertelde de vrouw me vol vuur hoe ze de overstromingen overleefde. ‘Uiteindelijk heb ik vier dagen in mijn slaapkamer boven gezeten’, zei ze. ‘Met alleen een banaan, een bonbon en een fles limonade.’ Nu leidt ze me met een glimlach in haar woning rond.

Drie werkmannen trekken kabels over de gestripte vloer. Een bouwdroger haalt het laatste vocht uit de muren. ‘Ik hoop na de winter terug te keren’, zegt Christiane. ‘Voorlopig woon ik nog altijd bij mijn broer, wat hogerop.’

Het huis van haar moeder, die door het water werd meegesleurd en zo een van de zes slachtoffers in deze wijk werd, is tot de laatste steen afgebroken. ‘De ene dag voel ik me goed, de andere slecht’, zegt Christiane. ‘Ik ben al lang blij dat de verzekeringen af en toe een voorschot storten, om de werken te betalen. Want van de gemeente horen we niet te veel.’

‘En de rivier?’ vraag ik. ‘Hoe kijk je nu naar haar?’

‘Met een zekere tristesse, om wat ze me heeft afgepakt en aangedaan. En ik ben ook kwaad. Niet op de rivier, maar op de mensen die haar slecht beheerd hebben. De bodem was jarenlang niet gedregd en de dam van Eupen is veel te laat geopend.’

***

Ik zet koers naar Verviers, de grootste stad aan de Vesder. Onder de autosnelweg door, de Quai de la Vesdre op, langs de grauwe achterzijde van de winkels en fabrieken. Ook hier drijft nog overal puin in het water. Er lijkt maar geen einde te komen aan de aangespoelde toiletpotten en autobanden.

SAINT-THÉRÈSE-KERK IN LA BROUCK 'Iedere keer als het regent, zijn dorpsbewoners bang dat de rivier weer zal overstromen.'
SAINT-THÉRÈSE-KERK IN LA BROUCK ‘Iedere keer als het regent, zijn dorpsbewoners bang dat de rivier weer zal overstromen.’© Franky Verdickt

Op de kades in het centrum volgen de robuuste textielmachines elkaar op, als was Verviers een openluchtmuseum. Een fontein van vijftien meter hoog eert Jean-François Ortmans-Hauzeur, die het concept van de Gileppestuwdam bedacht en zo zuiver water naar de stad bracht. Ik kom langs een evangelische tempel en een moskee. De klokken van de Onze-Lieve- Vrouw-van-de-Recollectenkerk spelen Alle Menschen werden Brüder.

Tweehonderd meter verderop stap ik Les Grandes Rames binnen. De citéwijk is in 1808 opgetrokken, op een locatie die oorspronkelijk door grote lakenfabrikanten werd gebruikt om hun lakens te wassen en te drogen. In de twee blokken van telkens vijf huizen woonden toen meer dan achthonderd mensen, lees ik op een bord.

Deze middag hangt er geen was te drogen, daarvoor is het te koud. Wel liggen er natte knuffelberen bij de vuilnisbak. ‘Ik woon met mijn vrouw en twee kinderen op de eerste verdieping’, zegt Marya Sokys, die in de chocoladefabriek van hofleverancier Galler in Vaux-sous- Chèvremont werkt en al dertig jaar in Les Grandes Rames woont. ‘We zijn gevlucht naar de tweede etage, want het water kwam tot in ons appartement. We zijn er nog altijd door getraumatiseerd. Het straatje bij de rivier mijd ik, ik kan niet meer naar het water kijken. Bovendien hebben we geen verwarming en alle winkels in de buurt zijn nog altijd ge- sloten. Duurt het allemaal niet wat lang?’

***

Na Verviers verandert de vallei van karakter. De hellingen aan weerszijden van het dal golven zachter op en neer, het water kabbelt rustiger, de Vesder krijgt ineens een haast bucolisch uitzicht. Ook de dorpjes ogen lieflijker en meer bemiddeld. In Dolhain verraden zwembaden in de tuinen bij de rivier welstand, en met zijn vesting op de rots is Limbourg een onvervalst postkaartplaatje. Het voelt alsof ik ongemerkt een ander land ben binnengegaan. ‘De pittoreske bekroning van een heuvel’, schrijft Victor Hugo over Limbourg.

Nadat ik langs boterfabriek Corman ben gefietst, waar het botervlootje dat ik onder de brug van Chênée zag drijven aan zijn reis begon, lichten Birgitt Torbrügge en Claudia Wand van camping Wesertal me de regionale verschillen toe. ‘Tot Verviers is de vallei Multi Kulti en arm’, leggen ze uit – de Vesder is intussen de Weser geworden, Duits is nu de voertaal. ‘Aan de oevers van de Weser wonen vooral arbeiders die alleen maar kunnen huren en dus afhankelijk zijn van hun huisbazen. Niemand kijkt naar hen om. Voorbij Verviers vind je vooral hogeropgeleiden. Zij gaan in Aken, Maastricht of Luxemburg werken en zijn zelf eigenaar van hun huis. De gemeenten hier zijn ook rijker, waardoor de wederopbouw veel sneller vooruitgaat.’

Tijdens de nacht van de overstromingen zagen Birgitt en Claudia vanaf de eerste verdieping van hun conciërgehuis de caravans wegdrijven en ook auto’s, everzwijnen, familiefoto’s, doosjes met pillen uit de dichtstbijzijnde apotheek en spoelen vol kabels van de kabelfabriek in Eupen, ‘als een gigantisch spinnenweb van plastic’.

Met steun van hun gasten en het gemeentebestuur konden ze de grootste schade al herstellen. Ze timmeren en boren hoopvol verder. Volgende lente willen ze hun eerste bezoekers weer ontvangen. Maar hun verhouding met de rivier is vertroebeld, wellicht voorgoed.

‘Normaal spelen er de hele zomer kinderen op de oever’, zegt Birgitt. ‘Nu is die opgehoogd en verstevigd met brokstukken, aarde en keien. De eerste maanden huilde ik telkens als ik bij het water kwam. Het stonk er naar stookolie, overal lag er afval. Stukje bij beetje moet ik de rivier weer leren vertrouwen. En de mensen die haar beheren, die vooral.’

***

Voor Victor Hugo eindigde de reis door de Vesdervallei nabij Eupen, toen nog over de Belgische grens. ‘Het terrein wordt vlakker, een vlakte spreidt zich voor ons uit, een grote poort gaat wagenwijd open, daar is de douane’, schreef hij. ‘We zijn bij de koning van Pruisen.’

Ik heb nog enkele kilometers voor de boeg. Vlak voor de stuwdam kom ik voorbij Orgelbau Schumacher, dat over de hele wereld orgels bouwt en restaureert. Onvermijdelijk moet ik denken aan het orkest van de Titanic, muziek spelend tot het schip werd verzwolgen.

De ramp ná de ramp in de Vesdervallei: 'Duurt het allemaal niet wat lang?'

Tussen het geel, oranje en rood getinte bladerdek van het Hertogenwoud doemt een donker beest op. Een pikzwarte, kaarsrechte muur van net geen zeventig meter hoog. Ook al staat hij hier al sinds 1950 en heeft hij sindsdien geen krimp gegeven, toch gaat er van de stuwdam van Eupen een enorme dreiging uit. Wat als het water door de muur zou breken?

‘Op zich hebben wij niets met het beheer van de dam te maken’, zegt Daniel, een arbeider in het waterzuiveringsstation aan de voet van de dam. ‘Dat is de verantwoordelijkheid van het Waalse ministerie, dat in het huisje daar boven op de dam gevestigd is. Maar toch krijg ik in Eupen dikwijls naar mijn hoofd geslingerd “dat het allemaal mijn schuld is”, dat er bij het lozen van de stuwdam “onvergeeflijke fouten” gemaakt zijn. Ik kan alleen maar zeggen dat het zonder de dam nog veel erger geweest zou zijn. Hij heeft 5,5 miljoen kubieke meter water vastgehouden. Stel je voor dat dat ook nog eens door de vallei was gestroomd.’

Tijdens de steile klim langs de dam denk ik terug aan alle mensen die ik de afgelopen twee dagen in de Vesdervallei heb ontmoet. Hun veerkracht was bewonderenswaardig, maar in veel gevallen voelden hun inspanningen als vechten tegen de bierkaai. De klimaatverandering houdt na dit jaar niet op. Wat als de rivier straks opnieuw door de vallei klotst en dondert, als een op hol geslagen bal in een flipperkast?

Oef. Boven. Op het stuwmeer kleeft een roestkleurig patina. De rolluiken van het huis van de Service Public de Wallonie, bevoegd voor het beheer van de stuwdam, zijn neergelaten. ‘Ik stel voor dat u opnieuw contact met mij opneemt zodra het werk van de parlementaire onderzoekscommissie is afgerond’, had de woordvoerster me voor mijn vertrek al laten weten.

Alleen een bordje met opschrift ‘ Gone fishing‘ ontbreekt hier nog.

***

Het is al een tijd donker wanneer ik diep in de Hoge Venen, vlak bij de Belgisch- Duitse grens, de bron van de Vesder bereik. Weserquellen, lees ik op een houten paal tussen de struiken en het heidegras.

Vanuit het mos klatert een straal water in een beekje. Het is koud en helder, van druk is nauwelijks sprake. En toch begint de rivier hier aan haar lange, eeuwigdurende reis door de vallei. Zullen we ze ooit begrijpen, de mysteries van het water?

Gek genoeg komt er nog een fietser voorbij. Ik houd hem staande. ‘Ik ben Olaf’, zegt hij. ‘Ik kom van mijn werk in de kabelfabriek in Eupen en ben op weg naar mijn huis, net over de grens.’

‘Is je blik op de rivier veranderd?’ vraag ik snel, voor hij weer verder rijdt. ‘Hoe kijk je nu naar het water?’

‘Water is alles’, antwoordt hij. ‘Het brengt leven, maar het vernietigt ook. Daar moeten we mee leren leven, denk ik.’

Hij draait zich om en terwijl hij zijn koplampje op de Weserquellen mikt, hoor ik hem nog zeggen: ‘Maar vergis je niet. Dit is niet dé bron van de Vesder. Het water komt hier van alle kanten aan de oppervlakte. Ik kan je zeker nog drie andere bronnen aanwijzen. Maar misschien doe ik dat beter een andere keer, als er wat meer zonlicht is?’

‘DE WINTER ZAL ZWAAR WORDEN’

‘Het blijft moeilijk werken’, zegt Christian De Coster van het Croix-Rouge de Belgique. ‘En de noden zijn enorm.’

De ramp ná de ramp in de Vesdervallei: 'Duurt het allemaal niet wat lang?'

Très, très compliqué.’ Zo omschrijft Christian De Coster de situatie in de Vesdervallei. De Coster leidt de cel Overstromingen van het Croix-Rouge de Belgique, de Franstalige vleugel van het Belgische Rode Kruis, en is dagelijks te vinden in de getroffen dorpen aan de rivier. ‘De noden zijn enorm.’ Van de 40 miljoen euro aan giften die het Croix-Rouge in de nasleep van de overstromingen van particulieren en bedrijven ontving, heeft het al 26 miljoen euro herverdeeld aan de slachtoffers van de overstromingen.

Een hele week min 10 graden, dat zal de echte test zijn.

Christian De Coster, Croix-Rouge de Belgique

Wat zijn de meest urgente noden?

Christian De Coster: Huisvesting is het allerbelangrijkste. In de vijf opvangcentra die we hebben opgericht kunnen we 500 mensen tijdelijk onderdak bieden. Maar er is veel meer nodig, natuurlijk. Overal groeien er zwammen op de muren. De getroffen woningen moeten dringend worden gerenoveerd of heropgebouwd, en daarom hebben we al geïnvesteerd in de aanschaf van 3000 radiatoren, 600 ontvochtigers en 500 elektrische huishoudapparaten.

Voeding is ook belangrijk: elke dag delen we 6000 warme maaltijden uit, zeven dagen per week. Tegen april 2022 zullen we ongeveer 500.000 warme maaltijden uitgedeeld hebben. En er is ten slotte ook een psychosociale nood: veel mensen hebben professionele hulp nodig om hun trauma te verwerken. In samenwerking met de gemeenten proberen we zo kort mogelijk op de bal te spelen. Maar het blijft moeilijk werken.

Duiken er ook onverwachte problemen op?

De Coster: Ja. Vooral op administratief vlak. Er zijn redelijk wat hulpfondsen opgericht, maar veel bewoners vinden de weg daarnaartoe nog niet. Daarom hebben we nu een speciaal comité in het leven geroepen, met vrijwilligers die zich specifiek toeleggen op die administratieve bijstand. We willen de brug slaan tussen de getroffenen en de hulp waar ze recht op hebben.

Hoe ziet u de nabije toekomst?

De Coster: De winter zal zwaar worden. We doen wat we kunnen: onze 22 hulpposten zijn ondertussen allemaal verwarmd, zodat de mensen daar even kunnen verpozen in een warme omgeving. We organiseren ook geregeld activiteiten voor de hele familie, om het sociale leven weer op gang te brengen en mensen uit hun isolement te halen. Maar het is nog niet een hele week min 10 graden geweest. Dat zal de echte test zijn.

Niet iedereen zal het warm hebben deze winter?

De Coster: Ik vrees van niet, nee. Maar we zullen er alles aan doen om iedereen op te vangen. We blijven al zeker tot maart warme maaltijden en soep uitdelen in de centra van de getroffen dorpen.

We hebben het nu almaar over de Vesdervallei, maar hoe is de situatie elders?

De Coster: De dorpen in de Vesdervallei zijn het zwaarst getroffen, dat is duidelijk. Maar we blijven ook actief langs de Ourthe en de Lesse, in Esneux, Rochefort en alle andere getroffen dorpen in Namen en Luxemburg. Ook daar is er nog altijd veel hulp nodig. We vergeten hen niet.

Partner Content