De huismoeders en vijf andere doelgroepen die Jambon I (weer) aan het werk wil
Om een werkzaamheidsgraad van 80 procent te realiseren moet de regering-Jambon tegen 2024 geen 120.000 maar 200.000 extra arbeidskrachten vinden – in een krappe arbeidsmarkt. Een rapport van het Steunpunt Werk zal haar daarbij gidsen. Knack keek het in, en vond 6 te activeren doelgroepen.
Het Vlaamse regeerakkoord is ambitieus. De regering van minister-president Jan Jambon (N-VA) wil op termijn 80 procent van de 20- tot 64-jarige Vlamingen aan de slag krijgen – in 2018 was dat 74,6 procent. Als onze werkzaamheidsgraad 5 procentpunten stijgt, zal hij even hoog zijn als hij vandaag in Nederland en Duitsland is.
‘Om dat doel te bereiken, moeten we in feite 200.000 extra arbeidskrachten vinden’, zegt Sarah Vansteenkiste, coördinator van het Steunpunt Werk (KU Leuven). ‘Bovendien zullen de komende jaren massaal veel 55-plussers de arbeidsmarkt verlaten. Tussen 2023 en 2028 verwachten we zo’n 400.000 vervangingsvacatures. En dat allemaal terwijl de bevolking op arbeidsleeftijd krimpt.’
Alles samen zullen er daardoor al snel 500.000 arbeidskrachten nodig zijn. ‘En dat terwijl er nu al krapte is op de arbeidsmarkt.’
Hébben we wel voldoende arbeidskrachten?
Waar gaan we de extra arbeidskrachten halen? En welk beleid is daarvoor nodig? Het Steunpunt Werk heeft een rapport geschreven dat de regering-Jambon als handleiding zal gebruiken. Knack kon het exclusief inkijken en overliep met Vansteenkiste de voornaamste groepen die zorgen voor onze arbeidsreserve.
1. Studenten: ‘Verplichte ijkingsproeven’
Er zijn nu bijna 300.000 studenten tussen 18 en 24 jaar. Zij zullen de volgende jaren overstappen naar de arbeidsmarkt. ‘Dat verloopt vlot’, zegt Vansteenkiste, ‘maar er zijn pijnpunten. Sommige studenten rekken hun studie of blijven onderweg “hangen”. Meer dan de helft behaalt zijn bachelordiploma niet binnen de drie jaar en komt later op de arbeidsmarkt. Daar moeten we iets aan doen, bijvoorbeeld via verplichte ijkingsproeven om de studenten de juiste studiekeuze te helpen maken.’
Daarnaast is er een groep vroegtijdige schoolverlaters die geen diploma van het middelbaar onderwijs hebben, geen opleiding volgen, niet aan het werk zijn, geen uitkering hebben en vaak zelfs niet bekend zijn bij de VDAB. Vansteenkiste: ‘Om hen te bereiken moeten scholen, jongerenorganisaties, lokale besturen en welzijnsorganisaties beter samenwerken.’
2. Werklozen: ‘Hogere of lagere uitkering?’
Vandaag zijn 95.300 Vlaamse werklozen op zoek naar en beschikbaar voor werk. ‘Die groep wordt al een tijdje kleiner’, zegt Vansteenkiste. ‘Dat is goed nieuws, maar het betekent ook dat die arbeidsreserve afneemt. En wie overblijft, heeft vaak een zeer moeilijk profiel, denk aan laaggeschoolde mensen of mensen met verouderde vaardigheden. De VDAB probeert ook hen te activeren, maar sommigen glippen nog altijd door de mazen van het net.’
Welke rol kan de werkloosheidsuitkering spelen? Daarover verschillen arbeidseconomen van mening. Stijn Baert (UGent) pleit ervoor om eerst de huidige uitkering te verhogen en ze daarna sneller te verlagen. Johannes Spinnewijn (London School of Economics) wil ze bij het begin van de werkloosheid net verlagen. Het is aan de politici om de knoop door te hakken.
Sommigen glippen nog altijd door de mazen van het net.
Ook bij de werkenden is er nog een arbeidsreserve: zo’n 120.000 mensen willen graag meer uren werken. ‘In die groep vind je vooral vrouwen, jongeren en kortgeschoolden’, zegt Vansteenkiste. ‘Zij werken al en ze zijn gemotiveerd, dat is het voordeel. Hen kun je helpen met betaalbare kinderopvang en door hen gemakkelijker meerdere jobs te laten combineren.’
3. 55-plussers: ‘Meer werkbaar werk’
Het is belangrijk dat mensen aan het werk blijven, want dan hoeven ze minder snel te worden vervangen. Vroeger verlieten veel 55-plussers onze arbeidsmarkt via het brugpensioen (nu het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag of SWT). Sinds de regels strenger zijn, neemt die groep af. Los daarvan stoppen nog altijd heel wat 55-plussers vroegtijdig met werken. De gemiddelde feitelijke uittreedleeftijd ligt nu op 60,3 jaar, terwijl de officiële pensioenleeftijd 65 jaar is. Vansteenkiste: ‘In het huidige tempo, waarbij de gemiddelde uittreedleeftijd elk decennium met twee jaar stijgt, komen we pas over een kwarteeuw in de buurt van de 65 jaar.’
‘Meer inzetten op werkbaar en zinvol werk is noodzakelijk’, zegt Vansteenkiste. ‘Uit onderzoek blijkt helaas dat zulk werk er steeds minder is. Ook het loon, dat nu nog sterk gekoppeld is aan de anciënniteit, kan 55-plussers uit de arbeidsmarkt duwen.’
4. Ziekte, invaliditeit en handicap: ‘Meer richtlijnen’
Het aantal arbeidsongeschikten wegens ziekte of invaliditeit neemt toe. In Vlaanderen ligt het rond de 290.000 bij de werkenden en niet-beroepsactieven. De groei is te verklaren door een demografisch effect, maar is ook merkbaar sinds er aan werkloosheidsuitkeringen strengere voorwaarden verbonden zijn. Vansteenkiste: ‘Vooral de groep van langdurig zieken neemt toe. Meer begeleiding van bij de start van de arbeidsongeschiktheid is daarom aangewezen. Iemand die langer dan drie maanden ziek is, blijkt moeilijk terug te keren naar een job.’
Professor arbeidsgeneeskunde Lode Godderis (KU Leuven) suggereerde al om op een ziektebriefje niet meer in te vullen dat de patiënt arbeidsongeschikt is maar wat hij wél nog kan. En bij een burn-out bepalen artsen nu vaak naar eigen gevoel hoelang iemand niet zal kunnen werken. Op dat vlak ontbreekt het aan richtlijnen.
Vlaanderen telt ook 30.000 mensen met een handicap tussen 18 en 64 jaar die niet werken. ‘Zij leven vaak van een inkomensvervangende uitkering’, zegt Vansteenkiste. ‘Hen aan het werk krijgen zal niet gemakkelijk zijn. Een doorgedreven beleid rond sociale economie kan helpen.’
5. Leefloners: ‘Sterkere samenwerking van VDAB en OCMW’
Er zijn nu bijna 34.000 mensen die een leefloon of financiële hulp krijgen. Van hen raakt 20 procent na één jaar aan het werk. ‘Die doorstroming is dus redelijk goed’, vindt Vansteenkiste. ‘Je kunt ze nog verbeteren met een sterkere samenwerking tussen de VDAB en het OCMW, dat het leefloon uitkeert. Elk OCMW kan de activering vandaag deels zelf invullen, en het ene OCMW slaagt er beter in om mensen aan het werk te krijgen dan het andere. Dat zou beter gestroomlijnd kunnen worden.’ Maar de leefloners blijven een moeilijke groep. Vaak ontbreekt het hun aan opleiding en talenkennis. En soms levert werk niet veel meer op dan een leefloon, bijvoorbeeld omdat die mensen dan hun kinderen naar de kinderopvang moeten sturen.
6. Huismoeders: ‘Drempels wegwerken’
Een heel grote groep vormen de 140.000 huisvrouwen. Enerzijds vind je daar 50-plussers, vooral van Belgische afkomst. ‘Ze zijn al lang huisvrouw en hebben bijna nooit gewerkt. Die groep dooft uit.’ Anderzijds is er een groep jongere huisvrouwen, goed voor 40 procent van het totaal of 60.000 mensen. Vansteenkiste: ‘De meerderheid onder hen heeft een migratieachtergrond en is kortgeschoold. Vaak hebben die vrouwen al een achterstand opgelopen in het kleuteronderwijs. Ze krijgen op weg naar de arbeidsmarkt ook te maken met drempels, zoals discriminatie en een sociale omgeving die ze vaak minder steunt om werk te zoeken. Daar kan aan gewerkt worden.’
***
De regering-Jambon zal op veel domeinen aan de slag moeten. Het regeerakkoord voorziet in maatregelen en investeringen in onderwijs, mobiliteit, kinderopvang enzovoort. Maar, zegt Vansteenkiste, ‘zelfs als we dat allemaal doen, wordt het een grote uitdaging om die werkzaamheidsgraad van 80 procent te bereiken. Daarom moeten we voor bepaalde functies gericht op zoek in het buitenland. Ook voor economische migratie moet er dus een beleid komen.’
Als alle ministers, de VDAB, scholen, werkgevers, werknemers en alle andere spelers niet allemaal hun opdracht vervullen, kan de regering-Jambon een werkzaamheidsgraad van 80 procent op de buik schrijven. Niet door een gebrek aan jobs, maar door een tekort aan werkvolk.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier