Liesbet Stevens & Annelies Cardon

‘De Grondwet moet worden aangepast om haatspraak tegen vrouwen of transgender personen tegen te gaan’

Liesbet Stevens & Annelies Cardon Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen

Liesbet Stevens en Annelies Cardon van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen roepen op tot een grondwetswijziging om ‘voor eens en altijd duidelijk te maken dat wij als samenleving ook haatspraak gericht tegen vrouwen of transgender personen niet langer aanvaarden’.

De omstreden Pano-documentaire over de racistische, antisemitische en seksistische uitlatingen van Schild & Vrienden heeft de discussie over de vervolging van personen die haatboodschappen verspreiden opnieuw tot leven gewekt. Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen beschouwt alle vormen van haatspraak als een ernstig maatschappelijk probleem. Onze specifieke wettelijke opdracht focust op seksistische en transfobe haatspraak. Ook op internationaal en Europees niveau wordt er opgeroepen om seksistische en transfobe haatboodschappen te bestrijden. De gevolgen van dergelijke boodschappen voor de individuen en groepen die ze viseren, maar ook voor de plaats die vrouwen en transgender personen in onze samenleving kunnen innemen, zijn immers aanzienlijk.

De Grondwet moet worden aangepast om haatspraak tegen vrouwen of transgender personen tegen te gaan.

Haatboodschappen aan het adres van vrouwen zijn schering en inslag. Bekijk maar eens de commentarensectie van artikelen over bekende vrouwen of over vrouwenrechten en u kan tal van reacties lezen over de plaats van vrouwen in onze samenleving, over de decolleté van de vrouw die werd geïnterviewd, over hoe die feministen allemaal wel eens een goede beurt kunnen gebruiken…

Zijn die reacties allemaal strafbaar? Neen, uiteraard niet.

In onze samenleving wordt het recht op de vrijheid van meningsuiting – terecht – als een fundamenteel recht van onze democratie beschouwd. Maar er zijn beperkingen. Wie, online of offline, aanzet tot haat, geweld of discriminatie tegen vrouwen, gaat de grenzen van de vrijheid van meningsuiting te buiten. Wie in een artikel een specifieke vrouw reduceert tot een lustobject of haar omwille van haar geslacht als minderwaardig voorstelt, maakt zich schuldig aan seksisme, zoals dat door de Seksismewet strafbaar werd gesteld.

We zijn dus op zich niet slecht bezig in België. Seksistische haatboodschappen zijn strafbaar. Maar worden ze ook ooit vervolgd? Neen, geschreven seksistische of transfobe haatboodschappen die publiekelijk worden verspreid, worden in België in de praktijk niet vervolgd. Dat is een verre uitloper van de ontstaansgeschiedenis van onze Belgische Grondwet. Waar vandaag de dag de vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel wordt gedragen, was het in 1831, toen de Belgische Grondwet werd geschreven, vooral de vrijheid van de pers die centraal stond. Om deze vrijheid te beschermen en journalisten van vervolgingen te vrijwaren, werd toen beslist dat drukpersmisdrijven voor een volksjury gebracht moesten worden. Journalisten die beticht werden van strafbare meningen zouden zich enkel voor een hof van assisen dienen te verantwoorden.

Dit systeem creëerde een hogere drempel voor vervolging. Niet enkel omdat een volksjury bijeen roepen aardig wat middelen vraagt, maar ook omdat in de loop van de tijd meer en meer media-aandacht werd besteed aan assisenzaken. Strafbare meningen kregen daardoor juist nog meer aandacht. In de afgelopen decennia leidde dit ertoe dat er quasi nooit meer een volksjury voor een drukpersmisdrijf bijeen werd geroepen. Neergeschreven strafbare meningen konden – en kunnen – dus verspreid worden zonder dat de auteur(s) ervan tot verantwoording worden geroepen. Een de facto straffeloosheid voor personen die haatboodschappen verkondigen is het resultaat.

De grote uitzondering zijn de drukpersmisdrijven die haat uitdragen omwille van racisme of xenofobie. In 1999 werd de Grondwet zo gewijzigd dat racistische en xenofobe drukpersmisdrijven als enige vorm van haatspraak niet langer voor een hof van assisen moeten komen. Er dient dus geen jury voor bijeen geroepen te worden, maar ‘gewone’ rechters van correctionele rechtbanken kunnen zich over dergelijke haatboodschappen uitspreken.

In de praktijk komt de huidige situatie erop neer dat een persoon of groep die online oproept om bijvoorbeeld ‘alle Marokkanen eens goed in elkaar te slaan’ veroordeeld kan worden. Wanneer echter wordt verkondigd dat ‘alle overspelige sletten eens stevig verkracht moeten worden’ zal er geen gerechtelijke vervolging worden ingesteld. En dat is een groot probleem.

Het creëert eerst en vooral de illusie dat haatspraak gericht tegen vrouwen (of transgender personen) minder belangrijk is dan haatspraak gericht tegen mensen met een andere nationaliteit of etnische afkomst. Wij kunnen alleen maar hopen dat dit niet de intentie van de wetgever was of is. Toch merken we helaas ook in het publieke debat dat afwijzende reacties vaak meer uitgesproken zijn wanneer een etnische groep wordt geviseerd dan wanneer vrouwen het voorwerp van haatboodschappen uitmaken. Die afkeurende reacties als het over racistische uitspraken gaat zijn volkomen terecht, maar het lijkt er soms op dat we als samenleving nog niet zo zeker zijn waar de grenzen precies liggen wanneer het gaat over seksisme. Zou de maatschappelijke afkeuring even groot geweest zijn als er in de Pano-reportage enkel sprake was geweest van seksistische boodschappen?

De #MeToo-beweging heeft op dat vlak wel wat in beweging gebracht, bijvoorbeeld door ook de aandacht te vestigen op de lichtere vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag waartoe seksistische haatspraak vaak behoort. Maar ook daarop is heel wat weerwerk gekomen en regelmatig werd de vraag gesteld of er niet werd ‘overdreven’.

In de praktijk komt de huidige situatie erop neer dat een persoon of groep die online oproept om bijvoorbeeld ‘alle Marokkanen eens goed in elkaar te slaan’ veroordeeld kan worden. Wanneer echter wordt verkondigd dat ‘alle overspelige sletten eens stevig verkracht moeten worden’ zal er geen gerechtelijke vervolging worden ingesteld.

Het gebrek aan vervolgingsmogelijkheden voor seksistische drukpersmisdrijven weerspiegelt die ambivalente houding. Een sterk signaal vanuit de samenleving dat we ook dit soort gedrag niet tolereren blijft uit. Het uitblijven van vervolging zorgt dat er geen rechtspraak is die ons als samenleving kan helpen om de grenzen van wat mag en niet mag uit te tekenen. Als het over geschreven seksistische haatboodschappen gaat ontbreekt een duidelijk kader, moet er geen verantwoording afgelegd worden en blijft bijgevolg de facto alles mogelijk.

Bovendien leidt de straffeloosheid van seksistische en transfobe haatspraak niet enkel tot een ongelijke behandeling van verschillende doelwitten van haatboodschappen. Ook daders worden anders behandeld in functie van het feit of zij hun haatboodschap hebben neergeschreven of er een video van hebben gemaakt. Als het niet zo cynisch zou zijn, zou het bijna ludiek zijn dat een persoon die schrijft dat ‘vrouwen hun plaats moeten kennen en anders een pak rammel verdienen’ daar zonder problemen mee wegkomt, terwijl een persoon die dit vlogt wel kan worden vervolgd.

Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen roept dan ook op om snel werk te maken van een wijziging van de Grondwet en voor eens en altijd duidelijk te maken dat wij als samenleving ook haatspraak gericht tegen vrouwen of transgender personen niet langer aanvaarden.

Liesbet Stevens is adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen en Annelies Cardon is juridisch dossierbeheerder bij het Instituut.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content