De democratie is geen feest meer: ‘Niet eenvoudig nog mensen te vinden die op een lijst willen staan’

© iStock
Ewald Pironet

Nog nooit hadden politieke partijen het zo moeilijk om kieslijsten samen te stellen als voor de gemeenteraadsverkiezingen van volgende maand. En ondanks de opkomstplicht komen er steeds minder mensen stemmen bij lokale verkiezingen. De gemeentepolitiek sprak altijd het meest aan, maar nu haken meer en meer burgers ook daarvoor af.

‘Het is niet eenvoudig om nog mensen te vinden die op een lijst willen staan’, zegt Yves Stofferis. Samen met zijn partner baat hij in Torhout ‘Lounge & Bistro Breskens’ uit, croques zijn hun specialiteit. Stofferis was sinds 2013 voorzitter van Open VLD Torhout. ‘Vorig jaar ben ik begonnen met mijn zoektocht naar mensen die op onze kieslijst wilden staan voor de gemeenteraadsverkiezingen. En kijk, tot mijn grote spijt ben ik er niet in geslaagd om de lijst rond te krijgen.’ Bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen, zes jaar geleden, ging de Open VLD in Torhout nog naar de kiezer met een volledige lijst. Ze behaalde toen 6 procent van de stemmen, goed voor één gemeenteraadszetel.

Hoe betrekt men de burgers bij de discussies en het beleid? Daar schieten veel gemeenteraden tekort. De lokale mandatarissen moeten toch eens in de spiegel kijken.

Johan Ackaert (UHasselt)

‘De meesten van de 27 mensen die toen op onze lijst stonden, hebben afgehaakt’, vertelt Stofferis. ‘Ze zijn ontgoocheld in de lokale politiek. Nieuwe kandidaten vinden is niet simpel. De ene wil geen kleur bekennen, de andere zegt het niet te kunnen combineren met zijn dagtaak, sommigen zeggen dat ze toch niets kunnen veranderen.’ Eind juni gooide Stofferis ontgoocheld de handdoek in de ring en nam hij ontslag als lokaal voorzitter. Het leek erop dat de Open VLD in Torhout geen lijst meer zou indienen, maar Ilja Wostyn, voorzitter van Jong Open VLD Torhout, probeert op de valreep alsnog een lijst klaar te stomen. ‘Maar het klopt wel dat het moeilijker is om mensen te vinden’, zegt vader en mosterdmaker Piet Wostyn, gepokt en gemazeld in Open VLD Torhout. ‘We horen en zien het bij alle partijen.’

Dat geldt zeker voor de socialisten in Torhout. Op de SP.A-lijst staan een vader en dochter, een moeder en dochter, en twee keer een man en vrouw – zo veel familieleden op één lijst is vaak een teken dat het moeilijk was om kandidaten te vinden, maar lijsttrekker Paul Dieryckx benadrukt ‘dat het de beste kandidaten waren’. Vlaams Belang, dat zes jaar geleden nog met tien kandidaten naar de kiezer trok, zou in Torhout niet meer uitkomen. Hun kopman van vorige keer, Christophe Stroobandt, reageert op geen enkele vraag van Knack.

Wat we in Torhout zien, ervaren dezer dagen alle partijen, over heel Vlaanderen. Natuurlijk hebben partijen die in het verliezende kamp zitten het moeilijker dan zij die in de winning mood zijn, maar toch hoor je vrijwel overal: het kost steeds meer moeite om een lijst met valabele kandidaten samen te stellen. In Londerzeel, waar de CD&V al decennia aan de macht is, moest de lijst bevolkt worden met een moeder en haar dochter, in Knokke vormen de SP.A en Groen een kartel dat nog op zoek is naar volk, Groen Oudsbergen postte zelfs een bericht op Facebook dat de afdeling op zoek is naar ‘doeners en durvers’, in Kortrijk had de CD&V het lastig om een volwaardige lijst samen te stellen, in Maldegem is er zelfs geen SP.A-lijst meer…

De partijen die kandidaten te kort hebben, zetten alle zeilen bij want ze hebben nog tien dagen. ‘Op zaterdag 15 september moeten de kieslijsten tussen 9.00 en 12.00 uur en tussen 13.00 en 16.00 uur voorgedragen worden aan de voorzitter van het gemeentelijke hoofdbureau’, zegt professor Herman Matthijs (VUB, UGent), voorzitter van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen. Dan zal duidelijk worden welke partijen met welke kandidaten aan de verkiezingen zullen deelnemen.

Zowel Matthijs als zijn collega-professoren Herwig Reynaert (UGent), Johan Ackaert (UHasselt) en Filip De Rynck (UGent), die als politicologen de lokale verkiezingen van nabij volgen, bevestigen onafhankelijk van elkaar wat politici van alle partijen op het terrein anoniem vertellen: nog nooit was het zo moeilijk om volwaardige kieslijsten te vormen. ‘Twee weken geleden kwam een partij hier aanbellen, met de vraag of mijn vrouw op de lijst wilde staan, want ze hadden nog volk te weinig’, zegt een van de hoogleraren. Een collega van hem: ‘Gisteren vertelde een medewerker me nog dat een partij bij hem was komen aankloppen met de vraag of hij zich kandidaat wilde stellen, want ze zocht nog mensen.’

De democratie is geen feest meer: 'Niet eenvoudig nog mensen te vinden die op een lijst willen staan'

Gebrek aan vrouwen

Op een kandidatenlijst moet minimaal één kandidaat staan, en er mogen niet meer kandidaten op prijken dan er raadsleden te verkiezen zijn. Het aantal raadsleden hangt dan weer af van het aantal inwoners. Zo telt de kleinste gemeente van het land, Herstappe met 88 inwoners, 7 gemeenteraadsleden. De inwoners van Herstappe waren trouwens de enigen in Vlaanderen die zes jaar geleden niet hoefden te stemmen voor de gemeenteraad, want er werd een eenheidslijst ingediend die alle zeven zetels kreeg. Op 14 oktober zullen ze wel naar de stembus moeten, wat er is grote heibel in Herstappe en de eenheidslijst is opgedoekt.

Wellicht zullen ze dit keer in het West-Vlaamse Zuienkerke, een polderdorp met 2732 inwoners, niet hoeven te stemmen voor de elf gemeenteraadsleden: er is geen uitdager voor de Lijst Burgemeester. Burgemeester Alain De Vlieghe liet al weten dat hij dat jammer vindt: ‘Een constructieve partij, die helpt bij het opbouwen van goed beleid, is welkom.’ De vorige keren was Vlaams Belang er nog bij, maar met 9 procent van de stemmen kon die in 2012 geen zitje in de gemeenteraad veroveren. Toenmalig Vlaams Belang-kopman Kurt Ravyts betreurt vandaag dat er geen andere partij meer deelneemt: ‘Het is spijtig voor de lokale democratie. Maar ik wilde niet de gedoodverfde dorpsclown worden die telkens tevergeefs meedoet.’ Op 15 september weten ze ook in Zuienkerke zeker of ze voor de gemeenteraad naar de stembus moeten – thuisblijven kunnen ze niet, want op 14 oktober moet er ook worden gestemd voor de provincieraad.

‘Gemeenten als Herstappe en Zuienkerke zijn te klein’, vindt professor De Rynck. ‘Wat valt daar te beslissen? Waarom zouden mensen zich daar kandidaat stellen? Het gemeentebestuur heeft er geen kleren aan. Voor de betrokkenen is zo’n mandaat wellicht aangenaam, en het zal tijdens familiefeesten even het ego strelen. Maar voor de samenleving zijn dat verloren kosten, en voor de inwoners van Herstappe of Zuienkerke maakt het blijkbaar niets uit: de beslissingen die voor hen relevant zijn, worden toch elders en door anderen genomen. Democratie vereist een voldoende ruime schaal.’

Het gemiddeld aantal inwoners in een Vlaamse gemeente ligt rond de 21.000. Steden en gemeenten tussen de 20.000 en de 25.000 inwoners (bijvoorbeeld Torhout, maar ook Bornem, Eeklo, Herent, Maldegem, Scherpenheuvel-Zichem) hebben 27 gemeenteraadsleden. Dat aantal stijgt gestaag. Als het inwonersaantal tussen de 70.000 en de 80.000 ligt (zoals in Hasselt, Kortrijk, Oostende, Sint-Niklaas) kom je al aan 41 gemeenteraadsleden. Het maximum is 55 raadsleden in steden met meer dan 300.000 inwoners, zoals Antwerpen. ‘We hebben veel te veel gemeenteraadsleden’, vindt professor Matthijs, die graag verwijst naar Nederland: een gemeente van 20.000 à 25.000 inwoners heeft daar 19 raadsleden, tussen de 70.000 en de 80.000 inwoners 35, en Nederlandse steden met meer dan 200.000 inwoners hebben 45 zetels in de gemeenteraad, het maximum.

De democratie is geen feest meer: 'Niet eenvoudig nog mensen te vinden die op een lijst willen staan'

De politieke partijen moeten niet alleen vrij veel volk vinden voor hun kieslijsten, de kandidaten moeten ook nog mooi verdeeld zijn over mannen en vrouwen. Volgens het kiesdecreet mogen de eerste kandidaat (de lijsttrekker) en de tweede kandidaat niet van hetzelfde geslacht zijn, en wat voor de lijstvorming belangrijker is: voor de volledige lijst geldt dat het aantal kandidaten van het ene geslacht slechts één hoger mag zijn dan het aantal kandidaten van het andere geslacht. Kortom, op één na moeten er evenveel mannen als vrouwen op de lijst staan. ‘Het was al niet makkelijk om mannelijke kandidaten te vinden, maar vrouwen vinden die op de lijst willen staan is nog veel moeilijker’, zegt Yves Stofferis, ex-voorzitter Open VLD Torhout. Je hoort de verzuchting overal.

Het was al niet makkelijk om mannelijke kandidaten te vinden, maar vrouwen vinden die op de lijst willen staan is nog veel moeilijker.

Yves Stofferis, ex-voorzitter Open VLD Torhout

‘Dat zo weinig vrouwen kandidaat willen zijn, is zonder twijfel een van de redenen waarom de samenstelling van de lijsten niet meer zo vlot verloopt’, zegt professor Reynaert. De politiek is nog altijd een mannenwereld. Bram Wauters (UGent) deed onderzoek naar de leden van de politieke partijen. Uit zijn boek Wie is nog van de partij? blijkt dat naast jongeren en allochtonen ook de vrouwen ondervertegenwoordigd zijn. Professor Ackaert: ‘Als partijen er niet in slagen om vrouwen in hun werking te betrekken, is het logisch dat er ook weinig vrouwen kandidaat zijn om op de lijst te staan.’

Politiek als pispaal

De steeds moeilijker zoektocht naar kandidaten heeft niet alleen te maken met een gebrek aan vrouwen, maar ook met een nieuw fenomeen: de lokale partijpolitiek spreekt de mensen minder aan. Lange tijd voelde de burger zich het meest betrokken bij de gemeentepolitiek. Ackaert: ‘Altijd waren de gemeenteraadsverkiezingen het populairst. De inzet was doorgaans heel concreet: komt er een fietspad in mijn straat? Wordt het speelpleintje in de buurt eindelijk opgeknapt? En meestal kent de kiezer ook de kandidaten op de kieslijst, want ze wonen letterlijk in het eigen dorp. Dat motiveerde de mensen om te gaan stemmen.’ Maar de desinteresse en soms zelfs afkeer die we eerder merkten voor de nationale en de Europese politiek treft tegenwoordig ook de lokale politiek.

Behalve aan de moeilijke lijstvorming is dat duidelijk te zien aan het groeiende aantal mensen dat ondanks de opkomstplicht zijn stem niet uitbrengt bij de gemeenteraadsverkiezingen. Decennialang kwam 5 à 6 procent van de kiezers daarbij niet opdagen. In 2006 trok 5,6 procent van de stemgerechtigde Vlamingen niet naar de stembus, in 2012 verzaakte 11,7 procent aan de opkomstplicht, een verdubbeling. Tel daar de 3,5 procent blanco en ongeldige stemmen bij, en je komt uit op goed 15 procent van de Vlaamse kiezers die zich bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen niet uitspraken.

Voor heel België zijn de cijfers trouwens vergelijkbaar: 10,3 procent daagde in 2012 niet op, 4,7 procent stemde blanco of ongeldig. Meer dan 1 miljoen ingeschreven kiezers bracht bij de vorige gemeenteraadsverkiezing dus geen stem uit. Professor Ackaert: ‘Vooral die plotse stijging van het aantal afwezigheden bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen verontrust me zeer. Tot 2006 was de opkomst bij lokale verkiezingen altijd veel hoger dan bij de parlementsverkiezingen, maar in 2012 bereikte het absenteïsme het niveau van bij de federale verkiezingen van 2010.’

Er kunnen meerdere redenen zijn waarom in 2012 zoveel kiezers niet gingen stemmen. Bijvoorbeeld omdat de gemeenteraadsverkiezingen toen gedomineerd werden door een nationaal thema: breekt de N-VA lokaal door of niet? Veel waarnemers verwachten dat ook de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober beheerst zullen worden door nationale thema’s, namelijk veiligheid en vluchtelingencrisis. Bovendien had toenmalig minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open VLD) in 2012 verklaard dat wie niet ging stemmen voor de gemeenteraad geen vervolging riskeerde. Huidig minister van Justitie Koen Geens (CD&V) herhaalt die uitspraak níét. Na de vraag van Knack benadrukt hij dat er ‘stemplicht is’, en hij voegt eraan toe: ‘burgers die niet gaan stemmen, worden niet systematisch vervolgd’.

De professoren Ackaert, De Rynck, Matthijs en Reynaert wijzen erop dat het stijgende absenteïsme én het feit dat politieke partijen het zo moeilijk hebben om volledige kieslijsten te vormen op een dieper liggende malaise wijzen: het vertrouwen in de politiek is ook op lokaal niveau aangetast, de gemeenteraadsverkiezingen zijn niet langer een feest van de democratie. De klad zit in de gemeentepolitiek, mensen voelen er zich minder door aangesproken. ‘Dat baart mij het meeste zorgen’, zegt Reynaert. ‘De politieke wereld wordt al te vaak als pispaal gebruikt. Het gevolg is dat mensen de stap naar de politiek – en nu zelfs ook naar de gemeentepolitiek – niet meer willen of durven te zetten. Dat is niet goed voor onze democratie.’

Dat de burgers zich minder aangesproken voelen door de gemeentepolitiek is bij ons een nieuw fenomeen, maar in Nederland is het al langer zichtbaar. Bij onze noorderburen, waar er geen opkomstplicht bestaat, gaat al decennialang ongeveer 80 procent van de stemgerechtigden stemmen voor de Tweede Kamer, de opkomst voor de gemeenteraadsverkiezingen neemt er sinds de jaren negentig af en bedroeg begin dit jaar landelijk 55 procent. In sommige Nederlandse gemeenten lag de opkomst onder de 50 procent.

Reuzen op lemen voeten

Hoe komt het dat de gemeentepolitiek de mensen niet meer zo enthousiast maakt? Professor Ackaert kaatst de bal terug: ‘Wat stelt gemeentepolitiek nog voor? Ik vraag aan mijn studenten altijd om een gemeenteraadszitting bij te wonen. Ze komen daar niet opgewekt van terug. Waarover gaat het daar nog? Over details. Ze stemmen liever over de bestelling van een nieuwe vrachtwagen voor de technische dienst dan over onderwerpen die aansluiten bij de vragen en problemen van de inwoners. Als klant is de inwoner tevreden, aan het loket wordt hij vriendelijk en snel geholpen. Maar is hij als burger ook tevreden? Speelt het gemeentebestuur in op de wensen, verwachtingen en angsten van zijn burgers? Hoe betrekt men de burgers bij de discussies en het beleid? Daar schieten veel gemeenteraden en schepencolleges serieus tekort. De lokale mandatarissen moeten toch eens in de spiegel kijken.’

De democratie is geen feest meer: 'Niet eenvoudig nog mensen te vinden die op een lijst willen staan'

‘Veel lokale politieke partijen worden één jaar voor de verkiezingen plots wakker,’ vertelt Ackaert, ‘en na de coalitievorming vallen ze terug in hun winterslaap. Je ziet een verschraling van de partijwerking, op lange termijn merken we een afname van partijactiviteiten zoals vergaderingen, bals, pensenkermissen enzovoort. Hoe weten die burgemeesters, schepenen en gemeenteraadsleden dan wat er leeft?’ De hoogleraar verwijst ook naar de ‘Stemcheck’ van Het Nieuwsblad/De Standaard die nu loopt: ‘Als je ziet dat sommige partijen die vragenlijst zelfs niet invulden, mag je toch vragen stellen bij hun motivatie om deel te nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen?’

De gemiddelde Vlaamse gemeente kan het doen met één burgemeester en twee schepenen. Voor de rest kan de werking draaien op ambtenaren.

Filip De Rynck (UGent)

Professor De Rynck is het daarmee eens: ‘De meeste lokale partijen zijn verkiezingsvehikels voor hun centrale partijen, en komen daarom meestal pas een jaar voor de verkiezingen in actie. Daardoor zijn de lokale verkiezingen steeds meer een onderdeel van de strategie voor de nationale verkiezingen, inclusief de vraag wie via het lokale niveau gelanceerd moet worden. De leden en lidgelden zijn niet meer belangrijk want de nationale partijen worden nu gefinancierd met belastinggeld, gebaseerd op het aantal stemmen. Slechts een klein deel daarvan wordt geïnvesteerd in de lokale afdelingen.’

Herman Matthijs wijst nog op een heel ander probleem: ‘Er zijn te veel schepenen.’ Ook het aantal schepenen is afhankelijk van het aantal inwoners. Gemeenten met minder dan 1000 inwoners mogen 2 schepenen hebben, tussen de 20.000 en de 30.000 inwoners 5 schepenen, tussen de 50.000 en de 100.000 7 schepenen en steden met 200.000 of meer inwoners hebben het maximale aantal: 9 schepenen. Matthijs: ‘Dat is al één schepen minder dan in het verleden, maar je zou hun aantal nóg moeten verminderen, en hun een fatsoenlijk statuut en een degelijke vergoeding geven. Het zou de job van gemeenteraadslid en schepen weer aantrekkelijk kunnen maken. Dan zouden ook meer valabele kandidaten de stap naar de politiek zetten.’

Ackaert is het daar helemaal mee eens: ‘Onze colleges tellen zeker te veel schepenen. Ik heb ooit bijna 200 burgemeesters geïnterviewd en de helft zei: “Er zit te veel volk in mijn schepencollege.” Je moet eens kijken waarvoor sommige schepenen bevoegd zijn. Soms is het echt niet meer dan een titel om op het visitekaartje te zetten. Waarom moet er bijvoorbeeld een schepen van Feestelijkheden zijn?’ De Rynck: ‘Er zijn inderdaad te veel schepenen die te weinig omhanden hebben. Waarom moet een gemeente met 7000 inwoners een schepen van Europese Zaken hebben? De gemiddelde Vlaamse gemeente kan het doen met één burgemeester en twee schepenen. Voor de rest kan de werking draaien op ambtenaren.’ Matthijs: ‘De volgende Vlaamse regering zal zich toch eens moeten bezighouden met de toekomst van onze gemeenten. Er zal dan niet alleen werk moeten worden gemaakt van fusies, maar ook van het aantal raadsleden en schepenen, hun statuten en hun bezoldiging. Maar of dat ervan zal komen?’

Om de groeiende desinteresse in de gemeenteraadsverkiezingen te counteren, zetten zowat alle partijen nu onafhankelijken op de lijst. Soms gaat men zelfs naar de kiezer onder een andere naam, zoals Johan Vande Lanotte (SP.A) in Oostende met de Stadslijst, Vincent Van Quickenborne (Open VLD) in Kortrijk met Team Burgemeester, Maggie De Block (Open VLD) in Merchtem met Lijst 1785. ‘Hoe waarachtig zijn die initiatieven?’ vraagt Ackaert zich af. ‘Zijn het echte vernieuwingen? En wat blijft daar straks van over?’ Matthijs: ‘De enige bedoeling van die open lijsten is om het electoraat te vergroten, zodat men als grootste partij uit de stembusslag komt, want dan heb je een groot voordeel bij de verdeling van het aantal gemeenteraadszetels.’

Dat de lijstvormingen moeilijker dan ooit verlopen én het absenteïsme bij de gemeenteraadsverkiezing toeneemt, wil niet zeggen dat de mensen zich niet meer plaatselijk willen engageren, vindt Reynaert: ‘Dat de mensen nog politiek geëngageerd zijn, blijkt uit de talloze burgerbewegingen. De representatieve democratie, waarbij we vertegenwoordigers kiezen, wordt steeds meer aangevuld door de directe democratie, door initiatieven van de bevolking.’ De Rynck nuanceert: ‘In sommige steden zien we mooie voorbeelden van die burgerinitiatieven, maar niet overal. En het gaat vaak om een kleine groep mensen. Ik wil de hype rond het nieuwe middenveld toch relativeren.’ Ackaert: ‘Het is in elk geval duidelijk dat het traditionele partijstelsel steeds meer onder druk komt, ook op gemeentelijk vlak. Onze politieke partijen blijken steeds meer reuzen op lemen voeten.’

Yves Stofferis, de oud-voorzitter van Open VLD Torhout, voelt zich in elk geval nog altijd betrokken bij wat er in zijn stad gebeurt: ‘Dat spreekt vanzelf, maar ik engageer me niet meer in de partijpolitiek. Daar heb ik te veel ontgoochelingen opgelopen. Alle tijd en energie die ik vroeger in de politiek investeerde, steek ik nu in de uitbouw van onze bistro. Of ik op 14 oktober ga stemmen? Natuurlijk. Ik weet zelfs al op wie, en ik heb geen probleem om dat te zeggen: provinciaal gaat mijn stem naar de Open VLD, voor de gemeenteraad naar de N-VA. En nu moet u me excuseren, anders branden mijn croques aan.’

Partner Content