Igor Willems, student Wijsbegeerte aan de Universiteit Gent, vindt dat we niet kunnen voorbijgaan aan de rol die de ‘georganiseerde vrijzinnigheid en haar sociale netwerk spelen bij processen van besluitvorming’.
Bij het begin van dit academiejaar is ter ere van wijlen Gents filosoof Etienne Vermeersch aan de UGent een nieuwe leerstoel opgericht. Dat Maarten Boudry de eerste bekleder van deze leerstoel wordt, is iets dat noch ikzelf, noch mijn collega-studenten uit de Wijsbegeerte en de Moraalwetenschappen, hadden zien aankomen. Uit anonieme getuigenissen aan Knack bleek evenwel dat de aanstelling van Boudry niet voor iedereen even verrassend was.
Die onthullingen leidden tot heel wat heisa, en al snel werd een link gelegd met de vrijmetselarij. Om te begrijpen waar het in deze kwestie lijkt mis te (zijn ge)gaan, is het echter helemaal niet nodig Boudry te beschuldigen van logeurschap, laat staan van een complot uit te gaan.
En toch lijken er bepaalde kwalijke mechanismen aan het werk te zijn geweest, waarbij we moeten stilstaan. De ene denktank of loge (of vriendengroep voor mijn part) kan dan al onschuldiger zijn dan de andere, het is zo dat er binnen onze universiteit, en op andere plekken waar zich macht concentreert, altijd bepaalde ‘groepen’ werkzaam zijn. Dikwijls gaat het overigens om informele groepen, die soms slechts bestaan uit persoonlijke banden en vaak (lees: absoluut niet altijd) ook niet in de eerste plaats bewust uit zijn op het verwerven en verdelen van macht.
Toch heeft het bestaan van dergelijke groepen invloed op de werking van, in deze, onze universiteit. Ik neem aan dat Boudry, die zich verdiept in ‘wetenschapsfilosofie en kritisch denken’, wel een bepaalde gevoeligheid heeft voor de sociale dimensie van het wetenschapsbedrijf: sociale verhoudingen spelen een rol in zowel de inhoud van wat als wetenschap doorgaat (bijvoorbeeld bij het bepalen van een onderzoeksagenda), als de architectuur van het wetenschapsbedrijf (de aanstellingen aan een universiteit, bijvoorbeeld).
Dat Boudry geen lid is van de loge, maakt zijn aanstelling niet minder problematisch.
En dat geldt op verschillende manieren voor heel onze maatschappij. Zo wordt de democratische gezondheid van onze instellingen vaak belast door gevoelens van loyaliteit, ons-kent-ons of wrok (of genegenheid) omwille van factoren die niet aan de orde zijn. Ter illustratie: wij als studenten kennen de geschiedenis van de verzuiling in ons land, maar het zal ons worst wezen of onze rector goed met de vrijzinnigen of goed met de katholieken overeenkomt. Want over de inhoud die deze ideologische keuzes met zich meebrengen en hun relevantie voor een rol als die van rector gaat het al lang niet meer.
Sociale dynamieken mogen niet de overhand krijgen op de inhoudelijke werking van belangrijke instellingen. Dat mensen die bepaalde functies krijgen of tot bepaalde organen verkozen worden in onze democratie elkaar beter leren kennen en invloed kunnen uitoefenen op elkaar, is een spijtig maar enigszins onvermijdelijk gevolg van een civil society als de onze. Dat het verkrijgen van dergelijke functies al eens vergemakkelijkt of bemoeilijkt kan worden door het lidmaatschap ván of het ideologische verwantschap mét de een of andere obscure, veredelde 18e-eeuwse praatgroep, valt wél te vermijden.
Het is ondertussen een publiek geheim dat de loge wel degelijk bestaat aan onze universiteit. Bovendien is de loge niet zomaar een, louter op persoonlijke banden gebaseerd, groepje. De loge is niet één groep, maar bestaat uit verschillende netwerken van groepen die in een los verband staan met elkaar en disproportioneel aanwezig zijn op machtige posities. Dat maakt het waken over transparantie, sociale mobiliteit en andere democratische waarden des te moeilijker. Waarden waarover Boudry van mening is dat ze er nog nooit zo goed hebben voor gestaan.
Dus nogmaals: neen, Boudry hoeft zelf geen lid te zijn van de loge, en neen, de loge hoeft geen boosaardige, machtswellustige bende samenzweerders te zijn. Dat is het soort grove karikatuur waar critici al te snel naar grijpen. Zo kunnen mensen die wel degelijk kritiek toekomt zich verdedigen door te zeggen dat alle aantijgingen overdreven zijn en er dus niets van aan is. Dat is een drogreden waar je mensen die het benauwd krijgen wel vaker op kunt betrappen.
Toch is kritiek op zijn plaats. Transparantie, integriteit en andere democratische waarden staan binnen onze universiteit, net als elders, onder druk. De ene soort besluitvorming vergt al meer democratische input dan de andere, maar ook wanneer buitenstaanders zich afvragen hoe en waarom bepaalde besluiten genomen worden, stuiten zij vaak op onzichtbare muren. Dat is een analyse die opgaat voor onze representatieve democratie in zijn geheel, maar ook één die in meer lokale, specifieke contexten zichtbaar is.
Misschien zijn Boudry, en de enkelen die hem blijkbaar nogal nadrukkelijk naar voren schoven zélf geen lid van de loge (voor zover we weten, want dat is natuurlijk Geheim). Misschien hoeft het selecteren van “een volstrekt onafhankelijk denker” die in de voetsporen van Vermeersch kan treden niet op een volstrekt onafhankelijke manier te gebeuren. Misschien komt Boudry deze leerstoel wel rechtmatig toe. Dat betekent echter niet dat we moeten voorbijgaan aan de rol die de georganiseerde vrijzinnigheid en haar sociale netwerk spelen bij processen van besluitvorming aan onze universiteit, zoals die van de oprichting en toekenning (in eender welke volgorde) van deze nieuwe leerstoel.
Twee jaar geleden deed de regeringscommissaris van onze Gentse universiteit een boekje open over de kwalijke rol van bepaalde logeurs in de heisa rond de benoeming van een nieuwe rector. Als lid van de loge. Ook nu zijn er bepaalde UGent-medewerkers die, dit keer anoniem, ons buitenstaanders op de hoogte brengen. Als bekommerde student begrijp ik tegelijk ook dat niet iedereen bij elke beslissing betrokken kan worden, maar dan is het op z’n minst belangrijk duidelijk te zijn over wie wel en wie niet betrokken wordt, en waarom.
In een lezersbrief in studentenblad Schamper rond diezelfde rectorverkiezingen van twee jaar geleden gaf prof. dr. Roald Docter ook al aan dat de geheimzinnigheid rond groepen als de loge het moeilijk maakt hun rol in de werking van de UGent serieus te bespreken. “Het wordt hoog tijd dat iemand onder eigen naam zijn visie op deze problematiek durft te geven”, zei hij toen.
Ik begrijp hoe er onder betrokkenen een “angstcultuur” kan heersen en dat de zaken vast (zoals mij vaak genoeg duidelijk wordt gemaakt) een stuk gecompliceerder zijn dan ik mij als jonge student kan voorstellen. Prima. Maar ik wil niet wachten tot de volgende professor nog eens “durft” naar buiten te treden. Durven is het wanneer iemand vanuit een oncomfortabele positie een risico neemt en de bel luidt. Voor deze mensen (nog steeds voornamelijk welgestelde, witte mannen op leeftijd) geldt dat voorlopig echter allesbehalve. De democratische hygiëne van onze universiteit kan er wel eens baat bij hebben het deze mensen wat mínder comfortabel te maken. En het is hoog tijd. Hadden wij als studenten Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen bijvoorbeeld óók mogen stemmen over de toekenning van deze nieuwe leerstoel, in geen honderd jaar was de voor ons nogal irrelevante Maarten Boudry in aanmerking gekomen.
Igor Willems, student Wijsbegeerte, Universiteit Gent.