In memoriam Herman Selleslags: ‘De sixties konden saai zijn in het tamme Vlaanderen, maar niet op zijn foto’s’
Dit weekend stierf de Belgische fotograaf Herman Selleslags, hij koos voor euthanasie. Selleslags fotografeerde zowat alle groten der aarde, en ‘zelfs de Ramones waren niet bestand tegen zijn ontwapenende Antwerpse flair’, schrijft Knack-journalist Stijn Tormans.
Vorige zomer, tijdens een rock-‘n-roll wandeltour in New York. Ter hoogte van West 23rd Street toont de Amerikaanse gids een foto van de Ramones. Op dezelfde plek, maar dan zevenenveertig jaar eerder, toen ze alle vier nog rechtop stonden. ‘It’s an iconic photo of the Belgian photographer Herman Selleslags’, zegt hij. Ergens in Antwerpen hoor ik iemand lachen en weer die verrukkelijke anekdote vertellen. Na een interview met Marc Didden had hij op een avond in 1976 aan de Ramones gevraagd: ‘Willen jullie even buiten poseren?’ Waarop zij, de stoerste jongens van de klas: ‘Dat durven we niet. Te gevaarlijk daar.’ Uiteindelijk kon hij hen toch overtuigen.
Op Elvis na poseerden alle groten uit de tweede helft van de twintigste eeuw voor zijn lens.
Zelfs de Ramones waren weerloos tegen de ontwapenende Antwerpse flair van Selleslags. Die had hij van geen vreemden: ook zijn vader Rik was een fotograaf met talent, al had hij tijdens de bezetting wel gewerkt voor het persagentschap Belga. Waar de bazen toen Duits spraken. Na de oorlog konden ze daar niet echt mee lachen – vader Selleslags bracht vier jaar in de cel door. Zijn zoon werd intussen groot in het Antwerpse statiekwartier. Op zijn zestiende vloog hij buiten op het atheneum, maar daar maalde hij niet om. De rock-’n-roll van de straat was hem toch liever.
‘Ik heb hetzelfde jasje’, zei Macca. En Selleslags mocht mee op de Magical Mystery Tour van The Beatles.
Toen hij van zijn vader een Rolleiflex kreeg, had hij ook een alibi om daar te zijn. Eerst werkten ze nog samen, later werd hij bij Humo ingelijfd. Met dank aan Karel Anthierens, een man die talent rook. Een halve eeuw zou hij lid zijn van het A-Team van Guy Mortier in de Livornostraat, al fotografeerde hij ook voor Die Zeit, de Volkskrant, Vrij Nederland en dit blad.
Foto-expo Herman Selleslags: reflecties van een straatloper
Magie
‘Ik heb ontzettend hard gewerkt in mijn leven’, zei hij vaak. Al voegde hij daar altijd aan toe ‘dat fotografie geen kunst is maar magie’. De tijd even stilzetten, daar gaat het om, en dat kon hij als geen ander. Op Elvis na poseerden alle groten uit de tweede helft van de twintigste eeuw voor zijn lens. Mick Jagger en nonkel Bob, samen op het dak van de Martinitoren in Brussel. Serge Gainsbourg en Jane Birkin. Jean-Paul Sartre. Jimi Hendrix. Tom Waits. Rocco Granata. Soms was het toeval. Zoals die keer dat hij tijdens een perslunch naast een onbekende actrice zat. Een dag later kwam Il gattopardo van Visconti uit en kende de hele wereld Claudia Cardinale. Of die keer dat hij Paul McCartney passeerde, die zei: ‘Waar heb je dat jasje gekocht?’ ‘Op de vlooienmarkt in Parijs’, antwoordde Selleslags. ‘Ik heb hetzelfde jasje’, zei Macca. Selleslags mocht mee op de Magical Mystery Tour van The Beatles.
Hij bleef vooral een straatloper, zelfs toen hij al met een wandelstok liep.
De sixties konden best saai zijn, zeker in het tamme Vlaanderen, maar zelden op de beelden van Selleslags. Hij toonde dat ze konden swingen. Ook op privéfoto’s: zijn vrouw heette Sonja Cantré, de bloedmooie omroepster van de NIR. Maar er zat veel meer dan alleen wat glamour in zijn foto’s. Hij bleef vooral een straatloper, zelfs toen hij al met een wandelstok liep. Die beelden raken misschien nog het meest: een jongen die zijn roes uitslaapt in de Pelikaanstraat of de blik van een vrouw op een trouwfeest in Brasschaat. Ook in de Joodse wijk was hij kind aan huis. Ze vertrouwden hem en lieten hem fotograferen. Vooral in zijn late jaren kreeg hij erkenning: een overzichtstentoonstelling in het Antwerpse Fotomuseum. Later volgden er nog, en een documentaire.
‘Je ziet er goed uit, Herman’, zei ik hem in de lente. ‘Dat zeggen ze allemaal’, gniffelde hij. ‘Zelf denk ik daar anders over.’ In de herfst stapte hij met zijn monkellach en een toestel op zijn borst voorgoed naar buiten. Wat rest, is een overvolle archiefkast vol iconische beelden. Sommige fotografen sterven nooit echt.
Fotograaf Herman Selleslags en Rocco Granata: ‘Maar papa, waar zijn de bergen, de hemel en de zon?’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier