Keach Hagey is een gelauwerd tech-journalist bij The Wall Street Journal en geeft in de biografie van Sam Altman, de man achter ChatGPT, een fascinerende blik achter de schermen van een miljoenenbedrijf. We bieden u hier een fragment aan uit de proloog.
Toen OpenAI in november 2022 zijn griezelig menselijke chatbot ChatGPT lanceerde – GPT is een afkorting van Generative Pre-trained Transformer – was die een onmiddellijke hit: in nog geen drie maanden tijd kreeg ChatGPT honderd miljoen gebruikers, waarmee het de snelst groeiende app ter wereld werd. Toen OpenAI slechts een paar maanden later met een nog krachtiger opvolger op de proppen kwam – GPT-4, dat slaagde voor een advocatuurexamen en een uitstekend cijfer haalde voor biologietoetsen van hoog niveau –, deed het duizelingwekkende tempo van de ontwikkelingen vermoeden dat de gewaagde missie van het bedrijf om op een veilige wijze ’s werelds eerste artificial general intelligence (AGI) te creëren daadwerkelijk binnen handbereik lag.
Zelfs de hardnekkigste AI-sceptici – onder wie een hoogleraar computerwetenschappen van Stanford die het originele ChatGPT had afgedaan als een ‘dansende hond’ – voelden hun twijfels wegebben. Enkele frivole maanden lang, waarin elk bedrijf in de Verenigde Staten als een razende AI-taskforces opzette om een inschatting te maken van de productiviteitswinst die deze nieuwe technologie kon opleveren, leefde het gevoel dat we allemaal collectief in een sciencefictionverhaal waren gestapt, waarvan Altman de schrijver was.
Altman was niet degene die de code had geschreven. Hij was de visionair, de evangelist en de dealmaker; in de negentiende eeuw zou hij de promotor zijn genoemd. Hij had een bijzondere kwaliteit, die hij had ontwikkeld in de jaren dat hij als adviseur en vervolgens als hoofd van de prestigieuze incubator Y Combinator had gewerkt: hij kon potentie zien in iets wat onmogelijk leek, anderen er vervolgens van overtuigen dat het wel degelijk mogelijk was, en ten slotte zoveel geld ophalen dat het ook daadwerkelijk mogelijk werd.
‘Hij is de enige persoon die ik ooit heb ontmoet die alleen maar wil werken met dingen die de wereld zouden kunnen veranderen, zelfs als er maar 1 procent kans is dat het lukt,’ zei Ali Rowghani, die bij YC een fonds beheerde in de tijd dat Altman er de scepter zwaaide.
Misschien meer dan wie dan ook belichaamt Altman het ‘voeg een nul toe’-ethos van Silicon Valley, een mentaliteit die hij ontwikkelde op de knie van zijn oorspronkelijke mentor, hacker, entrepreneur en essayist Paul Graham. Toen hij in 2019 de teugels van OpenAI overnam, blogde Altman: ‘Het is nuttig om een extra nul toe te voegen aan welke maatstaf voor succes je ook wilt hanteren – geld, status, impact op de wereld, wat dan ook.’
***
We spraken elkaar twee dagen na het uitbrengen van GPT-4. Altman leidde een organisatie van zo’n ogenschijnlijk baanbrekende betekenis dat praten over louter producten en winsten ver van zijn bed lag. Hij leek zich helemaal te verliezen in het wonderlijke karakter van deze technologie.
‘Ik had het uitzonderlijke geluk dat ik in het begin van mijn carrière meer geld heb verdiend dan ik ooit nodig had,’ zei hij. ‘Ik wil werken aan wat in mijn ogen interessant en belangrijk en nuttig en invloedrijk is en waarvan het cruciaal is om het goed te doen. Maar ik heb niet meer geld nodig. En ik denk ook dat we bepaalde beslissingen zullen nemen die over een poosje… vreemd zullen zijn.’
Hij schetste een toekomst waarin de wereldbevolking zou stemmen over de gewenste richting van AI. ‘Diep vanbinnen zouden we graag zien dat deze technologie werd beheerd door – en voordelen oplevert voor – iedereen. Als je het niet kunt aanpakken als een project van de overheid – en volgens mij zijn er veel redenen waarom dat misschien niet zo’n goed idee of onpraktisch is – is een non-profitbenadering redelijk.’
Zijn definitie van veilige AGI was breed: ‘verreweg de meeste mensen ter wereld moeten er beter aan toe zijn dan ze waren geweest in een wereld zonder AGI’. En: ‘Volgens mij houden de meeste mensen niet van hun werk.’
Tijdens ons twee uur durende gesprek was er slechts één moment waarop hij zijn altruïstische masker liet zakken. In de maand ervoor hadden zowel Google als Anthropic hun eigen generatieve AI-chatbots aangekondigd. Toen ik hem naar de concurrentie vroeg, zei Altman: ‘Eh, nou ja, ze hebben zich gehaast om persberichten uit te sturen.’ En: ‘Het is duidelijk dat ze nu achterlopen.’
***
De OpenAI-burelen waar hij ons doorheen leidde gonsden van de sektarische weldoenerij, als een prestigieuze privéschool met een erecode. Er waren een bedrijfsrestaurant, een woonkamer in jarentachtigstijl met bordspellen, en een nagebouwde bibliotheek, compleet met brandende bureaulampen en klassieke trappen.
Altman was het trotst op de centrale wenteltrap die hij zelf had ontworpen, zodat de werknemers elkaar dagelijks moesten passeren. Hij sprak erover als een architect over een meesterwerk. En terwijl hij dat deed, dacht ik terug aan wat hij mij eerder die dag had gezegd:
‘Nog niet zo lang geleden geloofde vrijwel niemand in AGI,’ had hij gezegd. ‘En misschien doen de meeste mensen dat nog steeds niet. Maar ik denk dat meer mensen nu bereid zijn erover na te denken. En ik denk dat een groot deel van de wereld een proces doormaakt dat de meeste mensen hier al doorlopen hebben. Ze proberen er vat op te krijgen. En het is moeilijk. Het is opwindend. Het is angstaanjagend. Het is veel.’
Altman was hier niet zozeer om technologie te verkopen als wel om een geloof te verkopen. En daar was hij in die tijd boven ieders stoutste verwachting al in geslaagd.