Dimitri Verhulst: ‘Ik heb een grote bewondering voor zwijgende mensen. Maar ik hoor daar niet bij’

Dimitri Verhulst: 'Ik vind een boek de beste reden om gezonder te gaan leven.' © Luc Daelemans
Sofie Mulders Journalist

Hij zou graag slimmer zijn. En ook meer kunnen zwijgen. Maar verder is Dimitri Verhulst best tevreden met wie hij is, zegt hij. ‘Nee, ik ben niet voorgoed verkloot. Integendeel.’

Als u dit leest, zit Dimitri Verhulst in Frankrijk. Niet voor een vakantie, maar voorgoed. Voorlopig toch, want Verhulst heeft een geschiedenis als verhuizer. Van Aalst naar Gent naar Wallonië naar Zweden naar Gent. En nu naar het departement Charente. Gaan mee: zijn vriendin en een goldenretrieverpup. Blijven hier: de meeste van zijn spullen. ‘Toen ik in 2014 terugkwam van Zweden konden al mijn bezittingen in één auto. Aan materiële zaken ben ik moeilijk te binden.’

Het is een cirkel waarin hij steeds weer belandt, zegt hij. Woont hij een tijdje op een afgelegen plek, dan mist hij de mentale voeding die een stad geeft en komt hij terug naar Gent. ‘Eindelijk kan ik al die cultuur weer laten binnenstromen, denk ik elke keer, maar eigenlijk valt het altijd tegen. Boeken lezen op een berg in Wallonië of aan een meer in Zweden: dát is voeding, concludeer ik dan weer. Ik ben zot van de natuur. Van mensen ben ik een pak minder zot. En toch ben ik tamelijk sociaal. Noem mij maar een sociale misantroop. ‘

Het onderbewuste is niet voor niets het onderbewuste: sommige dingen liggen beter in de kelder. Als ze daar goed zitten, ga ik ze niet bovenhalen.

U publiceert ondertussen meer dan twintig jaar. Leidt schrijven bij u tot vloeken of is het een plezier?

Dimitri Verhulst: Ik was nog maar zes jaar toen ik al wist dat ik voor de rest van mijn leven wilde schrijven, en ik doe het nog altijd ongelooflijk graag. Ergens verwacht ik zelfs dat de grootste vreugde nog moet komen. Jeroen Brouwers – ik noem hem altijd de Lionel Messi van de literatuur – heeft op zijn vijfenzeventigste een wereldgoal gemaakt met Het hout. Dat is hoopgevend.

Tegelijk is er meer twijfel dan vroeger. Gaandeweg ben ik ook strenger geworden voor mezelf. Terecht. Ik heb mezelf weleens te goed gevonden terwijl ik aan het schrijven was. Maar zodra dat boek dan uitkwam, vond ik het toch slecht. Die tegenstelling klopt niet. Het betekent dat mijn zelfkritiek onvoldoende ontwikkeld was.

Zijn er toetsstenen om die zelfkritiek meer in balans te brengen? Een uitgever, een redacteur, een lief?

Verhulst: Ik ben al heel mijn leven bij dezelfde uitgever. Ik praat met haar over mijn werk, maar ze doet geen redactionele ingrepen. Redacteurs moeten van mijn boeken blijven. Ik kan dat niet verdragen. Als je kunt schrijven, kun je schrijven. Redacteurs zijn overbodige mensen, vind ik.

En mijn lief? Nog voor we een koppel waren, las ze me blijkbaar al. Ze heeft een boekenkast op haar toilet en daarin staan zes van mijn boeken. Toen ik dat ontdekte, voelde het toch alsof ze me al in mijn blote had gezien nog voor ze me had leren kennen. Mijn laatste roman, De pruimenpluk, is de eerste die ze heeft gelezen als mijn vriendin. Ze vond hem goed, maar ik vertrouw het nog niet helemaal. Ik wil zeker zijn dat ze het niet zegt omdat ze me graag ziet.

Pas op, als ze mijn werk maar niks vond, zou mijn hart in gruzelementen liggen. Ik zou dan zeker willen weten waarom. Om vervolgens te concluderen dat ze geen verstand heeft van literatuur. (lacht)

Het hoofdpersonage in De pruimenpluk zegt: ‘Soms zou ik mezelf helemaal willen verbouwen vanbinnen.’ Geldt dat ook voor u?

Verhulst: Ik ben het hoofdpersonage niet, laat dat duidelijk zijn, maar wat hij daar zegt, herken ik wel. Ik zou graag slimmer zijn. Ik ben dat namelijk niet. Blijkbaar denken mensen van wel, maar ik kan u verzekeren dat het jammer genoeg dik tegenvalt. (denkt na) En ik zou ook graag meer mijn klep houden.

U noemt zichzelf weleens een kletswijf.

Verhulst: Ja, verschrikkelijk. Ik heb een grote bewondering voor zwijgende mensen. Maar ik hoor daar niet bij. Tenzij ik slecht in mijn vel zit, of als het scheef zit in mijn relatie. Ik heb het al vaker meegemaakt. Net als een vrouw denkt: het is tijd om te praten, klap ik dicht.

Het hoofdpersonage zegt ook: niet het verstand maar het lichaam herinnert zich de dingen. Is dat zo?

Verhulst: Je kunt perfect geblinddoekt de trap in je ouderlijke huis nemen zonder dat je weet hoeveel treden er zijn. (denkt na) De tastzin heeft ook een goed geheugen. Je kunt vergeten zijn hoe een vrouw uit je verleden er concreet uitziet, maar je handen zouden haar lichaam wel herkennen.

Het meest aanwezige zintuig bij mij is wel de reuk. Hoe iemand ruikt, kan me ongelooflijk aantrekken of afstoten. Ik ben nog eens aan het proberen om te stoppen met roken, maar het schijnt dat je reukzin dan terugkomt. Voor mij is dat een reden om sigaretten te blijven opsteken. Ik hoef niet zo veel extra geuren te ontdekken. Er is meer dat stinkt dan dat er goed ruikt.

Als mijn lief mijn werk maar niks vond, zou mijn hart in gruzelementen liggen.

Als kind bent u door uw moeder op straat gezet. Heeft dat vooral gevolgen gehad voor uw hart of voor uw brein?

Verhulst: Dat is een interessante kwestie. Ik heb er nog nooit over nagedacht of aanwezige of afwezige moederliefde repercussies heeft voor je hersenen. Ik heb er dus ook geen antwoord op. (zucht even) Maar dit wil ik wel zeggen: ja, mijn ouders hadden een slecht huwelijk; ja, mijn vader had een alcoholprobleem; en ja, mijn ma heeft mij buitengesmeten. En toch ben ik weinig getraumatiseerd uit mijn jeugd gekomen.

Niemand lijkt dat te aanvaarden. Sinds ik er zo expliciet over geschreven heb in De helaasheid der dingen, is het een etiket dat op mijn kop geplakt is. Heb ik een nieuw boek, dan wordt dat meteen weer gezien als een boek van een jongen die door zijn moeder is verlaten. Terwijl het er soms helemaal niks mee te maken heeft. Heel vervelend. Het is altijd mijn ambitie geweest om geen last te ondervinden van mijn jeugdjaren. Om erboven te staan. Maar dat was buiten de media gerekend. Voor hen zal ik altijd dat kleine, achtergelaten ventje blijven.

Ik weet zelfs niet of ik De helaasheid nu nog zou publiceren. Het was geen slecht boek, ik ben blij dat ik het geschreven heb, en het heeft me op de kaart gezet als schrijver, maar misschien was het beter postuum uitgekomen, zodat ik er verder geen last van had gehad.

De lezer doet zichzelf trouwens ook geen cadeau door altijd weer die bril op te zetten. Hij vernauwt zijn leesplezier door in elk boek van mij het perspectief van mijn kinderjaren te gaan zoeken.

Zelfmoord is een vaak voorkomend motief in uw boeken. Vanwaar die fascinatie?

Verhulst: Het is natuurlijk gewoon een interessant gegeven. Bij Jeroen Brouwers komt het ook vaak voor. Of bij Jean-Paul Sartre. Op één oom na ben ik weinig geconfronteerd met zelfmoord. Zelf ben ik ook niet bepaald suïcidaal. Ik weet dus niet waarom ik dat motief zo vaak gebruik. En misschien ben ik daar blij om. Ik hoef niet alles te weten van mezelf. Ik hou niet zo van dat gepsychologiseer altijd.

Weet je, ik heb een groot vertrouwen in het lichaam. Het onderbewuste is niet voor niets het onderbewuste: sommige dingen liggen beter in de kelder. Als ze daar goed zitten, ga ik ze niet bovenhalen. Ik weet trouwens niet of we zoveel gelukkiger geworden zijn door dat met z’n allen wél te doen op de sofa bij de psycholoog.

U hebt nooit behoefte gehad aan therapie?

Verhulst: Nee. Ik leef behoorlijk in vrede met mezelf. Ook al vind ik mezelf te dom en praat ik te veel, toch ben ik best content met wie ik ben.

U zult zichzelf dus niet bestempelen als iemand die voorgoed verkloot is?

Verhulst: Ik ben absoluut niet verkloot. Integendeel. Ik beschouw mezelf als een gezegend man. Vorig jaar heb ik in Europa, Azië, Afrika, Noord- en Zuid-Amerika voorgelezen uit mijn eigen werk. Ik hoef geen reizen te plannen, ik ga gewoon mijn boeken achterna. Dan heb je een goed leven, denk ik.

Als tiener in een instelling zitten is trouwens een zegen geweest voor mijn wereldbeeld (Verhulst belandde op zijn zestiende in een jeugdinstelling, nadat de relatie met zijn pleeggezin te moeilijk was geworden, nvdr). Ik had me kunnen wentelen in zelfmedelijden, maar mijn verblijf daar heeft me behoed voor narcisme. Er waren kinderen die nog veel meer hadden meegemaakt dan ik. Ik ben nooit verkracht door mijn vader. Ik ben niet mishandeld.

Ik had me kunnen wentelen in zelfmedelijden, maar mijn verblijf in een jeugdinstelling heeft me behoed voor narcisme.

U bent afgewezen als kind. Dat zou toch als geestelijke mishandeling kunnen tellen.

Verhulst: Dat is waar. En toch valt het allemaal wel mee. Ik had gelukkig ook goede vrienden. Ze lazen boeken en luisterden naar platen. Ze namen me mee naar toneel. Zelf volgde ik de humaniora – als je in een instelling zit, lijkt dat op Harvard.

U zei daarstraks dat u zich niet bindt aan materiële zaken. Maar wel aan mensen?

Verhulst: Hm. Het aantal mensen dat ik nog van vroeger ken, is zeer klein. Niet zo gek als je de hele tijd verhuist. Toen ik na Wallonië en Zweden weer in Gent kwam wonen, bleef er niet zo veel meer over van de vriendenkring die ik hier vroeger had opgebouwd. Je bent niet mee veranderd met elkaar, dus ken je elkaar niet meer zo goed. Het lijkt me anders wel leuk om een oude vriend te hebben.

(zwijgt even) Af en toe zie ik mijn allereerste lief hier in Gent op straat fietsen. Zij heeft mijn vader nog gekend. Ze heeft het nog geweten dat hij stierf. Meer zelfs, ze is nu nog de enige persoon met wie ik over hem zou kunnen praten. Ik vind dat wel straf. Contact hebben zij en ik niet meer, nee. Ze is onlangs wel eens naar een lezing van me gekomen in de Krook. Met haar dochter, die blijkbaar een fervente lezer is van mijn boeken. Dat vond ik wel ontroerend.

U hebt zelf een dochter. Speelt zij een grote rol in uw leven?

Verhulst: Nee, ze speelt nauwelijks een rol. We zien elkaar zo nu en dan wel eens, maar daar blijft het bij.

Dat zegt u zonder veel emotie.

Verhulst: Zij is geen familiemens, en ik ben geen familieman. Zij heeft evenveel vrijheid om zich met mij bezig te houden als ik met haar, en we doen dat allebei nauwelijks. Wat dat betreft staan we volledig op gelijke voet.

Het moet voor de meeste mensen raar klinken dat u het niet als een gemis ervaart.

Verhulst: Tja, wat wil je dat ik zeg? Ik ben niet zo poezelig over het ouderschap. En mijn dochter mist mij ook niet. Vorig jaar heb ik wel eens geprobeerd om het er met haar over te hebben. We zijn toen samen een week naar New York geweest. Maar ze had geen goesting in dat soort gesprekken. Ook goed.

Heeft schrijven een fysieke impact op u?

Verhulst: Ik heb een zware hernia. Een zittend beroep, wat wil je? Maar er is een remedie op komst: ik heb sinds kort een golden retriever in huis, een pup. Ik zie graag honden. In elk boek van mij zit er ook wel ergens een, heeft mijn uitgeverij al geconstateerd.

Weet je dat ik zelfs naar de speelweide ga met dat beest? (lacht) Ja, jongens, dit klinkt zeer rock-‘n-roll. Maar ik kan niet anders, want ze zit in de fase waarin ze gesocialiseerd moet worden. Zij is sociaal ondertussen, ik niet. Terwijl die honden ondertussen allemaal op elkaar kruipen, moet ik daar wat staan te praten met allerlei mensen over onze huisdieren. Ik doe dat niet graag. Ik vind het echt geen onderwerp.

Of de mensen mij herkennen? Soms wel, ja. Dat is nog het ergste. Ik heb zelfs al selfies moeten nemen op die hondenweide. Mét hond!

Ik hoef niet alles te weten van mezelf. Ik hou niet zo van dat gepsychologiseer altijd.

Het is ver gekomen, mijnheer Verhulst.

Verhulst:(lacht) Ja, ik ben een burgertrut geworden. Pas op, ik vind dat niet erg. Ik ben niet bang voor het burgerlijke leven. Of voor het kalme geluk.

Trouwens, ik ben nogal varkensachtig van aard, dus ik heb mijn momenten nog van nachten na elkaar erdoor draaien en drinken en roken. Af en toe moet het renpaard van stal. Dat weet mijn lief ook. Of ze het oké vindt? Tja, ze wist op voorhand wie ik was op dat vlak.

Maar het mag allemaal stilaan wel wat rustiger worden. Mannen van mijn leeftijd moeten al eens oppassen voor een hartaanval. En mijn levensstijl is toch van die aard geweest dat ik een serieuze kandidaat ben om ineens neer te stuiken.

Is dat een reële angst?

Verhulst: Ik denk dat zoiets nogal snel gaat, en dat het dus vervelender is voor anderen dan voor mij. Wel zonde van al die boeken die ik dan niet meer geschreven zal hebben. Het is een pathetische gedachte, maar ik vind een boek de beste reden om gezonder te gaan leven.

En voor ik thuis iets uit te leggen heb: sommige mensen kunnen óók een goede reden zijn. (lacht)

Dat klinkt alsof er een cursus yoga gepland staat.

Verhulst: Nooit. Het kraakt al als ik van mijn stoel opsta. Zie je mij echt iets als ‘de ooievaar’ doen op mijn mat in de woonkamer?

Ik heb trouwens gelezen dat je hoofdpijn krijgt van yoga. Wel, ik krijg al hoofdpijn als ik ernaar kijk. Of neem nu mediteren, om buiten de werkelijkheid te leren staan. Daar heb je toch nog tijd genoeg voor? Straks ben je dood, dat is de beste meditatie die er is.

Voilà, daar rook ik nog een sigaret op.

Dimitri Verhulst

– 46 jaar, geboren in Aalst

– Is van Gent naar Frankrijk verhuisd

– Debuteerde in 1999 als schrijver met De kamer hiernaast

– Brak door in 2006 met De helaasheid der dingen (genomineerd voor AKO Literatuurprijs)

– Schreef romans als Mevrouw Verona daalt de heuvel af, Problemski Hotel, Godverdomse dagen op een godverdomse bol en Kaddisj voor een kut

– Zijn recentste roman De pruimenpluk kwam begin juni uit

– Werkt nu aan twee filmscenario’s, waarvan één over Sylvia Kristel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content