De drie beste sportboeken volgens Frank Raes: ‘Mohamed Ali was een van de grootste sportmannen ooit’

Jelle Dehaen
Jelle Dehaen Historicus en auteur

‘Maradona was een genie, maar door de prestatiedruk is hij afgetakeld tot een wat zielige, zwaarlijvige drugsverslaafde’, zegt Frank Raes.

Frank Raes is een van de bekendste sportjournalisten van ons land. Hij presenteert het voetbalprogramma Extra Time en doet live verslaggeving bij voetbalwedstrijden. Hij schreef columns voor Het Nieuwsblad en De Standaard en schreef meerdere boeken zoals Ik, Rik Coppens. Toch vond Raes het niet makkelijk om een goed voetbalboek te kiezen.

‘Die zijn immers zeldzaam’, stelt Raes vast. ‘Er is de obligate biografie, maar meestal zijn dat hagiografieën die geschreven zijn terwijl de speler nog actief is. Er zijn uitzonderingen, zoals de biografie van de Engelse voetballer Tony Adams. Die vertelt hoe hij aan alcohol verslaafd was, een ongeval veroorzaakte en zelfs een poos in de cel belandde. Hoewel hij vaak dronken op de training verscheen, speelde hij toch elke week bij zijn club Arsenal.

De spelers van Kiev kregen in 1942 de opdracht om de match tegen de nazi’s te verliezen: als ze dat niet deden zouden ze gefusilleerd worden.

Toch is uw eerste keuze een voetbalboek: Football in Sun and Shadow van de in 2015 overleden Uruguayaanse romancier en journalist Eduardo Galeano.

Raes: Galeano was een opmerkelijk figuur: hij was een geëngageerde journalist die zich verzette tegen de dictatuur in zijn land en daardoor zelfs in de gevangenis belandde.

Football in Sun and Shadow is een verzameling fijnzinnige columns over wereldkampioenschappen, spelers als Diego Maradona en soms zelfs over één enkel doelpunt. Wat mij zo aanspreekt, is dat Galeano het niet enkel over voetbal heeft. Wanneer hij over het WK van 1958 schrijft, kadert hij dat binnen de context van de Koude Oorlog. Hoewel hij dat in amper twee of drie pagina’s doet, krijg je toch een goed beeld van hoe de wereld toen in elkaar zat.

Een van zijn strafste stukjes gaat over de Oekraïense club Dynamo Kiev. In 1942 moesten de spelers het opnemen tegen de nazi’s die hun land bezetten. De spelers van Kiev kregen de opdracht om de match te verliezen: als ze dat niet deden zouden ze gefusilleerd worden. Maar de spelers van Kiev konden het niet helpen en wonnen toch, waarna ze allemaal doodgeschoten werden.

Bestaat de romantiek van het voetbal nog nu de sport zo gemediatiseerd is?

Raes: We moeten minder onze verbeelding gebruiken, omdat alles gefilmd wordt. Als Lionel Messi op training bij Barcelona een kunstje uithaalt, staat dat de dag zelf al op de sociale media. Vergelijk dat met het tijdperk Maradona: die was op zijn negentiende al twee keer de Zuid-Amerikaanse voetballer van het jaar geworden. Hij was een vedette, maar we hadden nauwelijks beelden van hem gezien waardoor de mythe veel groter was.

Wanneer Galeano over het WK van 1958 schrijft, kadert hij dat binnen de context van de Koude Oorlog.

U hebt zelf jarenlang columns geschreven. Heeft dat nog zin nu we quasi elke wedstrijd live en vanuit tien verschillende camerastandpunten kunnen zien?

Raes: Live verslaggeving op televisie is enorm krachtig en onvervangbaar. Maar wel van een totaal andere orde dan het geschreven woord, waarin je meer een sfeer kan oproepen. Zo schrijft Galeano over een Uruguayaanse voetballer die zelfmoord pleegde op de middenstip nadat hij herhaaldelijk door zijn eigen supporters was uitgefloten. Galeano maakt er bijna een heldhaftige, romantische gebeurtenis van.

Elke voetballer krijgt nu mediatraining. Merkt u dat als journalist?

Raes: Topvoetballers regelen nu zelf hun communicatie. Daardoor weten we nu meer van hen, maar eigenlijk zijn ze minder bereikbaar geworden. Vroeger gingen wij naar een training van de Rode Duivels en vroegen we aan bondscoach Guy Thys of we Jan Ceulemans mochten interviewen. Die werd dan van de training naar ons gestuurd. Nu is alles meer georkestreerd. Voetballers praten via de club of hun eigen sociale media. Zo worden bijvoorbeeld de persberichten van Vincent Kompany, de speler-trainer van Anderlecht, door een mediabedrijf geschreven en in drie talen uitgestuurd. Niet dat ze een keuze hebben, want alles wat voetballers zeggen wordt meteen uitvergroot.

Het tweede boek is Koning van de hele wereld, de veel geprezen Mohammed Ali-biografie van de Amerikaanse journalist David Remnick.

Raes: Ali was een van de grootste sportmannen aller tijden! Hij was een fantastische bokser, en een mooie man die bijzonder rad van tong was.

Maar wat hem zo uniek maakt, en daar heeft Remnick veel aandacht voor, is zijn politieke engagement. Zo weigerde Ali te vechten in Vietnam, omdat hij tegen die oorlog was en vond dat zwarten onderdrukt werden in Amerika. Daardoor werd hij geschorst en kon hij bijna drie jaar niet boksen.

In de Verenigde Staten doen topsporters vaker politieke statements. Bij ons bestaat dat quasi niet.

Raes: Ali was natuurlijk een extreem voorbeeld. Maar in Europa heb je dat soort politiek engagement inderdaad minder. Enkele Catalaanse voetballers hebben zich wel uitgesproken voor de onafhankelijkheid van hun regio. De meest opmerkelijke was Oleguer, die bij Barcelona en later Ajax voetbalde. Hij steunde Catalaanse verzetslieden, en kwam met een kleine bestelwagen naar de training als statement. Een groot verschil met Romelu Lukaku, die afgelopen week met een Rolls Royce van 300.000 euro naar de training in Anderlecht reed.

Om in de Himalaya te klimmen moet je hard trainen. Maar je moet ook aanleg hebben.

Remnick begint zijn boek met een bezoek aan de oudere Ali die geteisterd werd door de ziekte van Parkinson.

Raes: Ali droeg zijn ziekte met waardigheid. Op de Olympische Spelen van 1996 mocht hij de Olympische vlam aansteken. Tijdens die ceremonie werd hij omringd door de Amerikaanse basketploeg die hem eerde voor zijn strijd voor de burgerrechten. Een mooi moment. Maar ik vond het toch pijnlijk om te zien hoe Ali bibberde en nauwelijks nog kon praten.

U had het ook al over Maradona, die een zielig figuur is geworden.

Raes: Ik zag recent Diego Maradona, een nieuwe documentaire over zijn leven. Maradona is en blijft een van de grootste voetballers aller tijden. Hij is een genie, maar in die documentaire zie je hoe die jonge, frisse en intelligente voetballer bezwijkt onder de immense prestatiedruk en media-aandacht en aftakelt tot een wat zielige, zwaarlijvige drugsverslaafde.

Zo’n neergang zie je wel vaker bij topsporters. Ik was ooit op een uitreiking waar Didi te gast was, een van de beste Braziliaanse voetballers die twee keer wereldkampioen is geworden. Hij kon nauwelijks stappen en moest ondersteund worden. Even later zag ik hem buiten tegen de muur van de Albertina bibliotheek plassen. Dat was pijnlijk om te zien.

Ali droeg zijn ziekte met waardigheid. Maar op het einde van zijn carrière heeft hij enkele pandoeringen gekregen van middelmatige boksers.

Raes: Ali had een entourage van honderd man die hij moest onderhouden. Je ziet wel vaker dat boksers tegen beter weten in nog een paar partijen om het geld vechten.

Uw laatste boek is De ijle lucht in van Jon Krakauer die ook al het beroemde Into the wild schreef. In 1996 beklom Krakauer de Mount Everest. Er waren toen meerdere expedities op de berg, waardoor er op sommige plaatsen files ontstonden. Toen er een storm uitbrak, kwamen veel bergbeklimmers vast te zitten en uiteindelijk stierven er acht van hen. Een opmerkelijke keuze als sportboek.

Raes: Ik heb dit boek in de eerste plaats gekozen omdat ik alpinisten bewonder. Om in de Himalaya te klimmen moet je hard trainen. Maar je moet ook aanleg hebben. Er zijn heel wat mensen die zich tot in de puntjes voorbereiden, maar nooit kunnen wennen aan de hoogte. Daarnaast moet je omgaan met angst, moet je doorzettingsvermogen hebben en kunnen improviseren. Bergbeklimmers zijn echte topsporters.

Je ziet wel vaker dat boksers tegen beter weten in nog een paar partijen om het geld vechten.

Krakauer wou aanvankelijk de Everest niet beklimmen. Hij was naar de Himalaya getrokken om een stuk te schrijven over de commercialisering van de hoogste berg ter wereld.

Raes: Zo’n berg beklimmen is bijzonder zwaar: hoe hoger je komt, hoe ijler de lucht wordt. Op meer dan 8000 meter bevat de lucht 75 procent minder zuurstof dan op zeeniveau. Daardoor vreet je lichaam zichzelf op en je kunt een long- of hersenoedeem krijgen. Toch wil iedereen naar de Everest, ook mensen die daar eigenlijk niet toe in staat zijn. Krakauer beschrijft hoe die mensen door sherpa’s en gidsen naar boven getrokken worden. Wanneer de omstandigheden zwaar tegenvallen, zoals in 1996, kunnen die mensen zichzelf niet redden.

Dat probleem bestaat nog steeds. Ook onlangs zijn er weer klimmers gestorven, omdat ze moesten aanschuiven aan de top en niet tijdig konden afdalen.

De Everest is een hype?

Raes: Er zijn in de Himalaya andere bergen van boven de 8000 meter, zoals de K2, de Nanga Parbat of de Lhotse. Die zijn ook heel moeilijk te beklimmen en nauwelijks lager dan de Everest, maar spreken nu eenmaal minder tot de verbeelding.

Voelt u zelf de aandrang om zo’n mastodont te beklimmen?

Raes: Ik heb in de Alpen tot boven de 4000 meter geklommen. Dan merk je echt hoe zwaar dat is. Slapen deed ik op 3400 meter. Het was een onrustige nacht, omdat er op die hoogte minder zuurstof is. In de Himalaya ben ik nooit geweest. Zo’n expeditie is bijzonder duur, vraagt veel voorbereiding en ik ben niet opgeleid als klimmer. Nu ja, ondertussen ben ik daar waarschijnlijk te oud voor, al weet je natuurlijk nooit.

Partner Content