Brussels hof van beroep: ‘Huidige coronamaatregelen hebben wel een wettelijke basis’

© Getty

De drie wetten die de basis vormen voor de coronamaatregelen van de federale regering hebben schijnbaar een wettelijke basis. Dat heeft het hof van beroep van Brussel maandag beslist. Het hof merkte wel op dat de wetten mogelijk in strijd kunnen zijn met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Zoals bekend giet Minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden (CD&V) de coronamaatregelen die worden beslist tijdens het Overlegcomité steevast in een ministerieel besluit. Als basis gebruikt ze daarvoor de wet op het politieambt, de wet betreffende de civiele veiligheid en de wet betreffende de civiele bescherming. Vanuit verschillende hoeken was tegen die manier van werken kritiek gerezen.

De burgerlijke rechtbank in kort geding oordeelde op 31 maart dat de wettelijke basis ontbreekt voor de coronamaatregelen die met een ministerieel besluit van 28 oktober waren ingevoerd. Maar de Belgische staat, die dertig dagen de tijd kreeg om een einde te maken aan de schijnbare onwettigheid, ging tegen die uitspraak in beroep.

Het hof van beroep volgde maandag de kortgedingrechter niet. Volgens het hof hebben de huidige coronamaatregelen wel een wettelijke basis. De rechtbank oordeelde wel dat de drie wetten ongrondwettelijk zouden kunnen zijn als ze worden geïnterpreteerd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Volgens het hof is er een probleem met de grondwettelijkheid van de maatregelen omdat de bevoegdheid om onze meest fundamentele rechten in te perken in handen ligt van één minister. Ook het opleggen van strafrechtelijke sancties op basis van ministeriële besluiten is ongrondwettelijk.

Rechtsonzekerheid

Nog volgens het hof is er geen advies gevraagd van de Raad van State. Aangezien de zaak intussen voorligt bij het Grondwettelijk Hof, oordeelt het hof van beroep dat de uitspraak van het Grondwettelijk Hof moet afgewacht worden.

De Liga voor Mensenrechten en de Ligue des Droits Humains betreuren de uitspraak omdat ze rechtsonzekerheid in de hand werkt. ‘De vraag of de huidige manier van werken wel grondwettelijk is, blijft hiermee in de lucht hangen’, reageert voorzitter Kati Verstrepen. ‘Als de ene rechter zegt dat de maatregelen niet conform de grondwet zijn en de andere rechter twijfelt dan is dat een duidelijk voorbeeld van rechtsonzekerheid. Maatregelen die zo belangrijk en zo ingrijpend zijn, hebben een duidelijke wettelijke basis nodig en die ontbreekt.’ De liga’s overwegen dan ook de mogelijkheid van cassatieberoep.

Pandemiewet

Verlinden reageert niet verrast op het arrest van het hof van beroep. Ze roept het parlement op snel het licht op groen te zetten voor de pandemiewet, die een rechtsbasis moet bieden voor gelijkaardige beslissingen.

‘Dit arrest ligt in lijn met mijn verwachtingen. We hebben de afgelopen maanden consequent vanuit een wettig kader gehandeld. Het hof van beroep bevestigt vandaag opnieuw onze aanpak’, luidt het. ‘Dit biedt eveneens een duidelijk antwoord op de vragen vanuit verschillende hoeken omtrent de wettigheid van de ministeriële besluiten.’

Ze roept meteen de Kamer op het debat over de pandemiewet spoedig af te ronden. Die wettekst lag al ter stemming voor in de plenaire vergadering, maar de oppositie verzamelde voldoende stemmen om een advies aan de Raad van State te vragen. Eens dat advies binnen is, kan de verdere behandeling opnieuw worden geagendeerd. (Belga)

Partner Content