‘Voor een vluchteling is een smartphone belangrijker dan voedsel ‘

'Toen 71 vluchtelingen in Oostenrijk stikten in een koelwagen, werd dat bijna op applaus onthaald. Dat was voor mij de druppel.' © Maarten van der Kamp
Roderik Six
Roderik Six Journalist voor Knack

Auteurs die nog aanspraak willen maken op de titel ‘Boek van het Jaar’ zullen een spurtje moeten trekken, want het Tsjechische wonderkind Marek Sindelka ligt met zijn roman Materiaalmoeheid mijlenver voor. Een verschroeiend boek over twee vluchtelingen, gevangen in een vagevuur, dromend van het Europese Utopia. ‘Hoeveel grenzen ze ook oversteken, ze zullen Europa nooit bereiken. Hoe wreed is dat?’

De vluchtelingencrisis blijft de Europese letteren beroeren. Elders in deze bijlage leest u hoe Francesca Melandri haar Italiaanse trilogie afsluit met een lijvig boek over de toestroom van migranten, de verschoppelingen der aarde die zich in gammele bootjes wagen in de hoop het Europese Utopia te bereiken. Nobel hoe schrijvers met hun empathische zinnen de populistische haatpraat proberen te counteren. Onder hen ook Marek Sindelka, een Tsjechisch wonderkind van amper 34 dat nu al vergeleken wordt met zijn illustere landgenoot Milan Kundera. Met zijn romans rijgt Sindelka zo veel sterrenrecensies aaneen dat hij een firmament kan vullen en binnenkort mag hij op zoek naar een tweede schoorsteenmantel om al zijn literaire prijzen op uit te stallen.

Marek Sindelka

  • 1984: geboren in Politka, Tsjechië.
  • 2006: wint in 2006 de Jiri Orten-prijs voor zijn debuutbundel Strychnine.
  • 2008: debuteert als romancier met De vergissing, een boek dat later zal worden omgewerkt tot een graphic novel.
  • 2016: na de roman Anna in kaart gebracht wint hij met Materiaalmoeheid de Magnesia Literatuurprijs voor Proza.

De vergelijking met Kundera is meer dan promopraat. In Materiaalmoeheid etaleert Sindelka dezelfde taalgevoeligheid als de grootmeester. Het verhaal over twee broers die de Syrische oorlogsruïnes ontvluchten verbluft door de lichamelijkheid waarmee Sindelka hun helletocht beschrijft. Meermaals zult u als lezer fysiek ongemakkelijk worden van de precisie waarmee de ontberingen en de wanhoop in woorden worden gegoten.

Met de Europese roem volgt ook de plicht om te reizen, dus treffen we de aimabele Tsjech in een sfeervolle B&B in de buurt van Gent Sint-Pieters. Straks is hij te gast in boekhandel Limerick, en hoewel het slaaptekort leesbaar is in de wallen onder zijn ogen, blijft hij met veel enthousiasme vragen beantwoorden. Want de thematiek ligt hem na aan het hart, temeer omdat Tsjechië, paradoxaal genoeg, amper vluchtelingen opneemt.

‘Het begon allemaal met het nieuwsbericht over de dood van 71 vluchtelingen in Oostenrijk. Ze waren gestikt in een koelwagen en dat werd in Tsjechië bijna op applaus onthaald. Als je politici en media mag geloven, dan staan hordes barbaren aan onze grenzen te trappelen om ons land binnen te vallen. Ze worden afgeschilderd als plunderaars en verkrachters, en dat beeld heeft onze maatschappij verziekt. Er worden burgerwachten opgericht die jagen op allochtonen. Zelfs mijn neef had plots een geweer in huis gehaald ‘om zijn eigendom te beschermen’. De paranoia heeft de bevolking besmet. Weet je hoeveel vluchtelingen Tsjechië vorig jaar heeft opgenomen? Twaalf. En toch blijft de overheid ons met dat schrikbeeld bestoken, puur uit politiek gewin.

‘Dat gejuich om die gestikte vluchtelingen was voor mij de druppel. Mijn dochter was toen heel jong en ik probeerde me voor te stellen hoe het voor ons en voor haar zou zijn om in zo’n koelcel langzaam te stikken. Eerst was ik gefascineerd door de koelwagen zelf. Het is bijna sarcastisch dat een machine die gebruikt wordt om dood vlees te vervoeren zelf de dood creëert. Ik wilde weten hoe het voelt, opgesloten zitten in luchtdicht metaal, onwetend over waar je naartoe gebracht wordt, of je de buitenlucht nog zult zien. Ik probeerde me de paniek en de chaos voor te stellen wanneer je je eerste medereizigers ziet stikken, de groeiende stilte ook die met dat trage sterven gepaard gaat. Maar dat bleek te benauwend, te donker. Ik moest het opentrekken, breder maken, beginnen bij het begin. En toen kwam het idee van twee broers die gescheiden raken tijdens hun vlucht en door Europa zwerven, op zoek naar elkaar.’

De titel Materiaalmoeheid slaat niet alleen op de fysieke terreur die een vluchtend lichaam ondergaat, maar ook op de machinerie die het omringt. Vanwaar die fascinatie?

Marek Sindelka: Op een bepaald moment in het boek dringt een vluchteling een autofabriek binnen, een bijna monsterlijke plek waar robots aan de lopende band voertuigen assembleren. Stel je de levensloop van een auto voor: bijna volledig gemaakt door andere machines, gekocht door westerlingen, die hem na een paar jaar inruilen voor een nieuw model, en na de zoveelste doorverkoop wordt hij gedumpt op de Afrikaanse markt, waar hij opgelapt wordt en ingezet om vluchtelingen naar Europa te smokkelen. De ironie kan je niet ontgaan. Voor wie wil ontsnappen aan oorlogsgeweld – een bombardement is in wezen een regen van levensbedreigend metaal – is een voertuig essentieel. Dat en een smartphone. Een auto vervoert je lichaam over de grens en een telefoon transporteert je stem en informatie over je familie, over vluchtroutes, over malafide grensbewakers. Tegelijk is het een zaklamp, een kompas, een landkaart, een weerstation, een tolk. Voor een vluchteling is een smartphone geen luxeproduct maar een overlevingsinstrument. Het is zelfs belangrijker dan voedsel. Niet dat ik het zou aanraden, maar een menselijk lichaam kan een paar weken zonder eten. Wie echter op de vlucht is, overleeft niet zonder telefoon.

En zonder goede conditie, want uw beschrijvingen van het gehavende vlees zijn ook niet min.

Sindelka: Ik wilde de vluchteling gestalte geven. In Tsjechië zijn ze slechts virtueel aanwezig. Net omdat het er zo weinig zijn, kent niemand ze persoonlijk. Het zijn schaduwen, ontmenselijkte prentjes uit de krant, handpoppen die meesterlijk misbruikt worden door politieke handelaren in angst. Het is natuurlijk moeilijk om je als gegoede westerling te verplaatsen in het leed van iemand die uit een totaal ander werelddeel, een totaal andere cultuur komt, iemand met wie je niet eens de taal deelt. Dus vroeg ik me af wat we wél gemeen hebben, en dat is het lichaam. Ongeacht waar je woont ter wereld, onze lichamen zijn gelijk. Dat werd mijn vertrekpunt: hoe werkt zo’n reis van duizenden kilometers in op ons vlees? Wat heb je nodig? Hoeveel pijn en honger en kou kun je verdragen? Hoe voelt het om halfnaakt door een winterlandschap te trekken, om altijd ’s nachts op dool te zijn omdat je overdag te veel opvalt, opgejaagd door de politie, belaagd door honden, geteisterd door hagel en sneeuw?

Hoe pakt u dat aan als schrijver? Bent u zelf naakt in een sneeuwstorm gaan staan?

Sindelka: Je mag onze verbeeldingskracht niet onderschatten. Ik kon ook wel putten uit een jeugdherinnering. In onze familie waren er fervente trekkers. Onze vakanties bestonden vaak – té vaak naar mijn zin – uit bergwandelingen. Ik herinner me hoe we eens met een groepje verdwaalden en afgesneden raakten door een plotse sneeuwstorm. De kou was onvoorstelbaar, alsof je louter nog uit ijs bestond, en ik was er zeker van dat we allemaal zouden sterven. Tegelijk herinner ik me de opstoot van wilskracht. Zelfs al voel je je leeggezogen, je beschikt over onvermoede energie, een geheim voorraadje dat je lichaam kan aanboren als je het nodig hebt. Let wel: als je het te ver drijft, teer je op jezelf. In extreme omstandigheden begint het lichaam zichzelf te kannibaliseren. Zo ver ben ik natuurlijk niet gegaan, fantasie is een machtig wapen. Maar ik heb er raar genoeg wel een tol voor betaald. Ik heb Materiaalmoeheid in één jaar geschreven, wat verschrikkelijk snel is, en na de eerste promotieronde ben ik ingestort. Vier weken lag ik in bed, ten prooi aan hevige koorts. Ik raakte amper bij de koelkast. Plots stond ik dichter bij mijn personages dan ik wilde, voelde ik aan den lijve wat zij hadden ervaren. Geen pretje. Maar dat is juist de taak van de literatuur: via taal de brug naar de ander slaan, via woorden de vreemdeling dichterbij brengen.

Denkt u dat dat gelukt is? Heeft uw boek impact gehad op het maatschappelijk debat?

Sindelka: Mag ik eens diep zuchten? Toen het boek twee jaar geleden in Tsjechië werd gepubliceerd, koesterde ik de hoop op een ontwaking. Ik dacht oprecht dat het rookgordijn weggeblazen zou worden, dat mensen eindelijk eens voorbij de waan van de dag zouden kijken. Nu kijk ik met een wrang gevoel terug op mijn naïviteit. Ondanks het succes van Materiaalmoeheid moet ik vaststellen dat die harde toon nog steeds alomtegenwoordig is. Maar ik trek me op aan de kleine dingen. Toen het boek bekroond werd met de Magnesia Litera, de belangrijkste prozaprijs in Tsjechië, werd ik voor eventjes een publiek figuur en dat lokte vaak heel vijandige reacties uit. Ik herinner me een debat waarbij een man uit het publiek me uitschold en bestookte met racistische praat. We zijn in gesprek gegaan en hij bleek voor rede vatbaar. Nadien is hij zich zelfs komen verontschuldigen omdat hij mijn website had getrold met hatelijke commentaren. Op mijn beurt heb ik hem bedankt: het vergt lef om je publiekelijk bloot te geven. Daar heb ik bewondering voor, ook al behoor je tot het andere kamp. Ik heb het liever zo dan dat je anoniem ranzige commentaren spuit op sociale media. Menselijke interactie blijft de beste manier om tot wederzijds inzicht te komen, maar die ontmoeting was natuurlijk enkel mogelijk omdat ik een boek had geschreven, anders hadden onze paden elkaar nooit gekruist.

Waarom is het een verhaal van twee broers geworden?

Sindelka: Mijn broer was een drugsverslaafde. Ik herinner me niet alleen de fysieke aftakeling die daarmee gepaard ging, maar ook de onoverbrugbare afstand tussen ons. Hij zat opgesloten in een voor mij onbereikbare ruimte, niet alleen letterlijk, in de gevangenis, maar ook in een roes waartoe ik geen toegang had. Daarnaast worden verslaafden als paria’s beschouwd. Ze leven net als vluchtelingen aan de rand van de maatschappij.

Eens de broers in Europa aankomen, wacht hun geen paradijs.

Sindelka: Het beeld dat mensensmokkelaars voorspiegelen, krijgen vluchtelingen nooit te zien. Of ze worden opgepakt en in detentiekampen opgesloten, of ze blijven op de vlucht. Ze zien de wereld door prikkeldraad of leven in onruimtes, plekken die niet als woonst bedoeld zijn. Onder bruggen, in tentenkampen, in parken en kraakpanden, of ze hokken samen in krotten in de buitenwijken waar niemand durft te komen. Ze blijven onzichtbaar, je hoeft ze niet eens te zien. We hebben ze verbannen uit onze maatschappij. Daarom is Europa in mijn boek zo leeg. Europa is groot en rijk geworden door zijn kolonies leeg te plunderen, maar we hebben ons verschanst achter muren, prikkeldraad en een systeem dat slechts mondjesmaat papieren uitreikt aan vluchtelingen. We weigeren onze welvaart te delen met de werkkrachten die we uitgebuit hebben. Als bij een tantaluskwelling houden we het paradijs altijd net uit hun greep. Hoeveel grenzen ze ook oversteken, ze zullen Europa nooit bereiken. Hoe wreed is dat?

Materiaalmoeheid van Marek Sindelka, Das Mag, 280 blz., 19,99 euro.

Partner Content