Fernand Keuleneer

BHV-akkoord: Carnaval in Venetië

Fernand Keuleneer Advocaat bij de balie in Brussel

Het advies van de Venetië-commissie over een vermeende schending van de Grondwet geeft niet meteen blijk van juridische gedegenheid en diepgang. Voor de N-VA en zijn adviseurs is dit dan ook een complete afgang, schrijft BHV-specialist Fernand Keuleneer.

U herinnert zich wellicht nog dat een aantal Vlaamse Reuzen de Raad van Europa verzochten om een opinie over het truucje dat de regering en de institutionele meerderheid uithaalden met art. 195 GW. Enkele dagen geleden maakte de “European Commission for Democracy through Law”, de zgn. Venetië-commissie, haar opinie bekend. U vindt ze hier:

De essentie van de redenering van de Commissie kan als volgt worden samengevat:

– Art. 195 GW is door de pre-constituante op een correcte wijze in herziening gesteld.
– Na de verkiezingen van 2010 kon de constituante art. 195 GW op om het even welke wijze wijzigen. De constituante had bijvoorbeeld kunnen bepalen dat een opsomming van specifieke artikels (die voor wijziging in aanmerking komen) niet langer nodig was, of dat een ontbinding van het parlement niet langer nodig was om tot herziening van de grondwet te kunnen overgaan. De constituante heeft ervoor gekozen om art. 195 GW tijdelijk te wijzigen door de artikels van de grondwet op te sommen die gedurende deze legislatuur in aanmerking komen voor wijziging. Wie het meerdere kan, kan ook het mindere.
– Het tijdelijk karakter van de wijziging van art. 195 GW stelt geen bijkomend probleem.
– De grondwet is niet geschorst. Art. 195 GW is enkel tijdelijk geamendeerd.
– Er is geen conflict met Europeesrechtelijke regels en normen.

Deze opinie geeft niet meteen blijk van juridische gedegenheid en diepgang, en wel om de volgende redenen:
1) Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen wat de (grond)wetgever *kan* doen, en wat hij *mag* doen. Uiteraard *kan* de (grond)wetgever heel veel doen omdat er weinig instanties zijn die een grondwetgever kunnen terugfluiten en sanctioneren. Ik vind zelfs dat de (grond)wetgever nog veel meer zou moeten *kunnen* doen, ongehinderd door supranationale en internationaalrechtelijke regels. Maar dat is nog geen uitspraak over de materiële grondwettelijkheid van zijn acties. Ik vind niet dat een grondwetgever binnen het kader van een rechtsorde om het even wat *mag* doen. Ik vind niet dat onze grondwettelijke vrijheden enkel door supranationaal en internationaal recht beschermd zouden worden, en niet door de grondwet en het concept van grondwettigheid zelf. Ik vind niet dat een schorsing van de burgerlijke vrijheden, die uiteraard door de grondwetgever *kan* beslist worden, geen enkel grondwettelijk probleem stelt, of enkel een probleem zou stellen omwille van het conflict met supra- of internationale of “fundamentele” rechtsnormen. In deze opinie van de Venetië-commissie wordt de nationale grondwet behandeld als een vodje papier, erger nog: als een voetmat.

2) De Venetië-commissie besteedt er geen aandacht aan dat een bepaling die beschrijft hoe de grondwet kan worden gewijzigd, aangewend en misbruikt wordt om te beslissen wat in de grondwet zal worden gewijzigd. De vermenging van beide is problematisch. De “hoe-vraag” is fundamenteel onderscheiden van de “wat-vraag”. Je bepaalt eerst het kader met de regels die gelden om de grondwet te wijzigen, en binnen dat kader wijzig je dan eventueel de grondwet. Zo zijn ook de bevoegdheid en de procedure om te beslissen hoe en door wie bevoegdheden worden uitgeoefend, (Kompetenzkompetenz) enerzijds, en het uitoefenen van die laatste bevoegdheden anderzijds, twee van elkaar te onderscheiden stappen. Dat had de Belgische grondwetgever van in 1831 tot op vandaag goed begrepen. De Venetië-commissie acht de beweegredenen daartoe merkwaardigerwijze irrelevant. Amusant is dan weer dat met zoveel woorden gesteld wordt dat praatjes van constitutionalisten eigenlijk irrelevant zijn.

3) Op basis van de hierboven samengevatte redenering, zien de geleerde leden (en souffleurs) van de Venetië-commissie dus geen enkel juridisch probleem met een constructie die eruit zou zien als volgt:

Op het eind van elke legislatuur zorgen we ervoor dat de Kamers enkel art. 195 GW voor wijziging aanduiden, en geen enkel ander artikel, en bij het begin van de volgende legislatuur wijzigen de nieuwe Kamers art. 195 GW dan tijdelijk, d.i. tot aan het eind van de dan lopende legislatuur, door er de artikels in te vermelden die ze ècht willen wijzigen. Die worden dan tijdens de legislatuur gewijzigd. Bij het eind van elke legislatuur keert art. 195 GW telkens naar zijn oorspronkelijke bewoordingen terug, en blijft het bijgevolg uitdrukkelijk bepalen dat de artikels die in aanmerking komen voor wijziging specifiek moeten worden opgesomd, waarna dan het parlement wordt ontbonden. Maar door het truucje dat we hebben uitgevonden, passen we (d.i. de truucjesmannen van de foor) die bepaling nochtans nooit meer toe. Dus: bij het eind van elke legislatuur bepaalt art. 195 GW weliswaar dat een specifieke lijst van de te wijzigen artikels moet worden opgemaakt, maar door ons truucje hoeven we dat nooit meer te doen. Hebben de leden van de Venetië-commissie, de Raad van Europa, hun academische souffleurs en hovelingen ooit gehoord over het begrip fraude à la loi, of wetsontduiking ? Ik stel voor dat u een gelijkaardig truucje uithaalt met een fiscale wet en vervolgens argumenteert dat er toch niets aan de hand is. Ik breng u graag appelsienen in St.-Gillis. Dit is uiteraard larie.

4) Patere legem quam ipse fecisti. Onderga de wet die u zelf gemaakt hebt. Dit juridisch principe geldt voor administratie, voor wetgever en voor grondwetgever. Het is de ultieme dam tegen willekeur. Dat de Venetië-commissie het zelfs niet vermeldt, spreekt boekdelen over de Raad van Europa.


Nog enkele randbemerkingen:
1) Voor de N-VA en zijn adviseurs, die op deze opinie aangestuurd hebben, is dit een complete afgang. Het is zielig dat op deze wijze legitimiteit en credibiliteit gegeven wordt aan obscure clubjes van academici.

2) Promotoren van “ordelijke opdeling” e.d. zouden er beter nota van nemen dat de voetnoten enkel verwijzingen naar Franstalige auteurs bevatten. Dat zegt veel over toekomstige internationale arbitrages en andere procedures, niettegenstaande alle geleerde maar engelachtige theorieën. Die enkel theorie zijn.

Kortom, carnavalsjuristen in Venetië.

Fernand Keuleneer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content