Working poor in België: steeds meer werkende mensen moeten bijklussen om de maand rond te komen

Bijna de helft (48%) van de werkende Belgen moet blijkbaar bijklussen (of zou dat best doen) om de maand rond te komen. © POOL UNION EUROPEENNE / AGENCE HANS LUCAS
Walter Pauli

Een bevraging van ondernemersloket Xerius wijst er nog eens op dat ze ook in dit land wel degelijk bestaan: working poor, werkende mensen die moeten bijklussen om de maand rond te komen. Ze zijn zelfs ‘rijker’ dan we denken.

Xerius is bepaald geen usual suspect als het aankomt op het detecteren van allerlei vormen van precariaat, zoals armoedeorganisaties of vakbonden. Met een kwart miljoen zelfstandige leden is Xerius een belangrijk bedrijvenloket. Daartussen bevinden zich natuurlijk ook heel wat zelfstandigen in bijberoep. Dat statuut, het woord zegt het zelf, is bedoeld voor mensen met een bijberoep. Dus een tweede beroep.

In die zin is het niet verwonderlijk dat Xerius in mei van dit jaar een online bevraging hield bij een representatief staal van duizend werkende Belgen. Die enquête ging na hoe zij aankijken tegen hun inkomen en of er al dan niet een noodzaak is om bij te klussen. Zeven op de tien respondenten was werknemer, 10 procent zelfstandige en 12 procent ambtenaar in hoofdberoep. Zeven procent zit in een andere situatie: werkzoekend, student, gepensioneerd of langdurig ziek.

De resultaten van deze bevraging van Xerius zetten aan tot nadenken.

Geen geld om te sparen

Jazeker, een kleine zestig procent (57%) van de werkende Belgen is (zeer) tevreden met het eigen inkomen, en ongeveer twintig procent (zeer) ontevreden. Tegelijk vindt ruim één op drie (35%) een extra inkomen noodzakelijk, en daarboven nog eens één op de acht (13%) zelfs ‘zeer noodzakelijk’. Bijna de helft (48%) van de werkende Belgen – het bijvoeglijk naamwoord maakt in deze een wezenlijk verschil – moet dus blijkbaar bijklussen (of zou dat best doen) om de maand rond te komen.

Ongeveer één op zeven (14%) heeft het namelijk zeer moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen en komt op het einde van de maand soms geld tekort. Bijna één op de drie (30%) redt het wel, zij het nipt. Geld om te sparen is er niet.

Uiteindelijk zijn bijna zes op tien (57%) werkende Belgen tevreden tot zeer tevreden over de eigen financiële situatie. Een op vijf (20%) is er (zeer) ontevreden over.

Niet jongeren, maar vooral oudere werkende mensen hebben moeite om aan het einde van de maand de eindjes aan elkaar te knopen.

Een beetje contra-intuïtief zijn het niet de jongere werkende landgenoten die in geldnood zitten: je zou dat kunnen verwachten omdat starterslonen in veel gevallen relatief laag zijn. Maar dat klopt dus niet. Vooral de 45 tot 55-jarigen (17% of één op de zes van deze groep) geeft aan op het einde van de maand regelmatig in het rood te gaan.

Het generationele verschil is opmerkelijk. Ongeveer 20 procent van de respondenten van Generatie Z (geboren tussen 1995-2012) en 17 procent van Generatie Y (1980-1994) komen ‘zeer gemakkelijk’ rond en kunnen ‘veel’ sparen. Bij Generatie X (1965-1979) valt dat terug tot amper 6 procent, bij de babyboomers (1946-1964) zelfs tot 4 procent.

Een kwart (26%) van de respondenten heeft vandaag al een tweede job, stelt Xerius, en ‘door de economische omstandigheden’ denkt bijna vier op de tien (36%) op dit moment al na om te starten als zelfstandige in bijberoep. Bijna de helft daarvan (48%) zou dit doen als flexi-jobber, anderen overwegen vooral een keuze voor zelfstandige in bijberoep (19%) of een job als vrijwilliger met kostenvergoeding (15%).

Het lijkt erop te wijzen dat de groep ‘working poor’ of werkende armen groter aan het worden is dan vermoed of geweten.

Er zijn natuurlijk ook mensen die nog nooit hebben overwogen om een tweede job aan te pakken en dat wellicht ook nooit zullen doen. Opmerkelijk: in deze enquête bedraagt het aandeel van die in alle opzichten onbekommerde groep slechts 18 procent, dus minder dan één op vijf werkende Belgen.

Het lijkt erop te wijzen dat de groep working poor of werkende armen groter aan het worden is dan vermoed of geweten. Volgens Statbel ligt het percentage mensen dat werkt maar toch onder de armoedegrens leeft op ongeveer 8 tot 10 procent van de bevolking. De enquête van Xerius wijst op een bijkomende grijze zone: mensen met (naar eigen zeggen) een redelijk of behoorlijk inkomen – dat dus aannemelijk hoger is dan de armoedegrens. Maar toch volstaat het niet of amper om elke maand alle kosten te dekken. En dus dringt in veel gevallen een tweede job zich op.

 

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content