Een bakker, buurtwinkel, slager of café in élk Vlaams dorp? CD&V-parlementsleden Toon Vandeurzen en Kris Declercq hopen met een verlaging van administratieve en fiscale lasten het dorpsleven weer tot leven te wekken. Hoogleraar stadssociologie Stijn Oosterlynck (UA) is sceptisch.
Wie al eens door het rurale Frankrijk reed, kent het beeld. Spookachtige dorpen waaruit, samen met het café en de bakker, alle leven is verdwenen. Om een soortgelijke evolutie in Vlaanderen een halt toe te roepen, komen twee parlementsleden van CD&V met een plan dat de lokale dorpseconomie moet stimuleren.
‘Ik ben me bewust van de problematiek,’ reageert socioloog Stijn Oosterlynck in een gesprek met Knack, ‘en ik denk dat het belangrijk is om over oplossingen na te denken. Maar wat ik die in die analyses telkens mis, is dat het dorp zoals we dat ooit hebben gekend, vandaag niet meer bestaat. Mensen wonen nog wel op die plekken, maar ze zijn minder dan vroeger lokaal actief.
‘Anders dan de boeren vroeger werken ze meestal niet meer in het dorp, maar in de ruime regio eromheen. Ook de vrijetijdsbesteding gaan ze vaak elders zoeken. De kinderen volgen tekenlessen in de academie van een grotere gemeente of stad in de buurt, of ze gaan voetballen in een club twee dorpen verderop. Precies hetzelfde zie je bij het winkelen. Ze gaan niet dagelijks naar de lokale bakker of slager, maar één keer per week naar de supermarkt, waar ze op één plek alles vinden wat ze nodig hebben. De implicatie daarvan is dat het zeer moeilijk is voor een lokale bakker of slager om het nog rendabel te houden. Je kunt zo veel fiscale stimulansen geven als je wilt, maar aan dat levenspatroon van mensen ga je niks veranderen.‘
Valt de situatie in landelijk Vlaanderen niet stilaan te vergelijken met het Franse en Spaanse platteland en zijn vele spookdorpen?
Stijn Oosterlynck: De situatie daar is niet met de onze te vergelijken. Het probleem in onder meer Frankrijk is ook dat het platteland leegloopt. Dat probleem kennen wij niet, en dat heeft alles te maken met oppervlakte en bevolkingsdichtheid. Frankrijk heeft de grootstad Parijs en nog een paar regionale steden. Daartussen vind je nog grote, landelijke gebieden. In Vlaanderen vind je die tegenstelling nauwelijks. Met wat goede wil kun je delen van West-Vlaanderen, het noorden van Oost-Vlaanderen en delen van Limburg nog landelijk noemen. Voor de rest is Vlaanderen gewoon een aaneenschakeling van kleinere en grote kernen. Als de bevolking in zo’n dichtbevolkte regio groeit, groeit ze overal.
Is de indruk juist dat dat je ‘het rijke dorpse leven’ vandaag makkelijker in wijken in de stad vindt?
Oosterlynck: Dat is een terechte observatie. Wie heel lokaal, zeg maar dorps, wil leven, kan beter in een grote stad wonen. Daar vind je wijken waar je op wandelafstand alles kunt vinden wat je nodig hebt. Dat sluit aan bij het concept van de 15-minutenstad. In essentie gaat dit over het belang van nabijheid, wat in steden veel makkelijker is te implementeren dan in het landelijke of suburbane Vlaanderen.
‘Het dorp waar iedereen elkaar kent komt niet meer terug.’
Dat de CD&V met een dergelijk voorstel komt, wekt geen verbazing.
Oosterlynck: Die partij heeft traditioneel altijd op het dorp ingezet, en doet dat nu opnieuw. Al heeft dat vandaag misschien minder met ideologie te maken dan met het feit dat de partij in de grote steden zo goed als van de kaart is geveegd. Ze plooit zich daarom terug op haar minder dramatische positie in het meer landelijke Vlaanderen. Dat is begrijpelijk, maar het lijkt me niet verstandig om in te zetten op een illusie. Het dorp waar iedereen elkaar kent en elkaar ontmoet in de lokale winkel of café, komt niet meer terug.
Dat wil niet zeggen dat het geen zin heeft om over de uitrusting van die kleinere woonkernen na te denken. Je hebt daar ongetwijfeld een probleem van vervreemding. Maar dat probleem is niet de schuld van de stedelijke gebieden die, zoals sommige politici beweren, beter bediend zouden worden. Je gaat deze kwestie niet oplossen door geld van de steden af te nemen en naar de gemeente door te sluizen. De kern van het probleem is de levensstijl in de niet-stedelijke gebieden, die het onmogelijk maakt om die dorpen levendig te houden.
Een blik op de electorale kaart leert dat het Vlaams Belang vandaag vooral in dat ‘landelijke’ Vlaanderen bijzonder goed scoort. Zou het kunnen dat de verminderde sociale cohesie in die regio’s die electorale keuze mee verklaart?
Oosterlynck: Ik heb geen weet van onderzoek hierover, maar ik acht het zeker mogelijk. Deze evolutie houdt ook het wegtrekken van dienstverlening en een gebrek aan nabijheid van de overheid in. Dat zorgt voor een soort vervreemding, die kan verklaren waarom de traditionele politieke partijen er terrein verliezen en het Vlaams Belang stemmen wint.