‘Wie denkt dat homofobie enkel “een Brussels probleem” is, vergist zich’

‘Holebi- en transfobie is nog altijd diepgeworteld in heel onze maatschappij’, schrijft activist Bruno De Lille. ‘Het blijft wachten op een Nationaal Actieplan om het probleem grondig aan te pakken.’

Vrijdag werd VRT-journalist Riadh Bahri het slachtoffer van homofoob geweld. “Hond uitlaten. Man vraagt de weg. Ik ben zo vriendelijk en naïef om te antwoorden. Klap krijgen. Schop krijgen. Ketting afgerukt en gestolen. Vuile homo horen. Beetje huilen in de straat. Boos zijn. En alweer moedeloos. Typische ochtend in Brussel. #TGIF of zoiets zeker.” Zo zette hij het op Twitter.

Van overal, vaak ook uit politieke hoek, kwamen reacties die Riadh steunden en hopelijk helpt hem dat om met dit trauma om te gaan. Want het is niet gewoon een klap die hij kreeg, het is een aanval op wie hij is en dat veeg je niet zomaar van je af.

In dezelfde steun-tweets klonk ook de afschuw voor het ‘opnieuw’, de boosheid over het feit dat dit de zoveelste homofobe aanval is. Dat de LGBTI+-gemeenschap nog altijd niet overal veilig zichzelf kan zijn, is een schande die terecht tot boosheid leidt.

Een Brussels probleem?

Een constante in de reacties? Het fulmineren tegen Brussel. Op de krantenfora, op Facebook en op Twitter, het was van “Brussel=shithole” of “het wordt tijd dat ze Brussel opkuisen” of “dit is het gevolg van het Brusselse beleid” … Ook Sammy Mahdi, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, zat op die lijn met zijn tweet “Met de grootste liefde voor mijn geboortestad, maar soms is het een klotestad. Homofobe aanval op @Riadh_B is symptomatisch en de waarheid is dat we al decennia te weinig ondernemen om homofobie in bepaalde wijken aan te pakken.”

Dit soort reacties doet uitschijnen dat het zaak is van met de grove bezem door die ‘bepaalde wijken’ te gaan en dat onze hoofdstad – en bij uitbreiding ons landje – daarna wel een regenboogparadijs zal zijn.

Voor alle duidelijkheid: er is een probleem met haat en geweld tegen de LGBTI+-gemeenschap in Brussel. Te vaak worden holebi-, trans en intersekse personen aangevallen omdat ze zijn wie ze zijn. Er zijn wel wat acties opgezet en er is zeker evolutie bij bv. de manier waarop de politie de slachtoffers opvangt en probeert te horen, maar het is duidelijk niet genoeg.

Maar als we ons er vanaf maken met “het is een Brussels probleem” of zelfs ‘het is een probleem van ‘bepaalde wijken’ in Brussel”, dan vergissen we ons. Holebi- en transfobie is nog altijd diepgeworteld in heel onze maatschappij.

Verborgen geweld

Begrijp me niet verkeerd: ik zou graag zien dat we mensen die openlijk haat spuwen tegen LGBTI+-personen krachtig aanpakken, ik zou niet liever hebben dan dat we de macho-cultuur die zekere groepen verheerlijken, onderuit halen. Ik wil wel dat we daarbij iedereen over dezelfde kam scheren. En ik wil zeker dat we daarna ook de geniepige, verborgen en hypocriete discriminatie aanpakken. Want die maakt veel meer slachtoffers dan het openlijke geweld op straat.

Zolang een homo-man of een lesbische vrouw bij een sollicitatie of het huren van een winkel twijfelen of ze hun geaardheid durven vermelden mocht daar een vraag over komen, zolang trans personen het gevoel hebben te moeten wachten met hun transitie omdat ze bang zijn voor ontslag of om een promotie te missen… is er iets grondig fout. Het zijn zaken die zelden in de krant komen omdat ze vaak moeilijk te bewijzen vallen. Want er zal altijd wel een ‘andere’ reden zijn waarom de promotie, de job of de woning net naar iemand anders is gegaan. Het zorgt er wel voor dat veel LGBTI+-personen op een of andere manier aan zelfcensuur doen.

Unia kreeg vorig jaar niet minder dan 406 meldingen over discriminatie wegens seksuele geaardheid binnen en gaat ervan uit dat die cijfers maar een stukje van de werkelijkheid tonen omdat heel wat homofobie, transfobie en anti-homoseksueel of anti-trans geweld niet aangegeven of gemeld wordt”. Ook deze discriminatie is dus geweld tegen LGBTI+-personen. Het is bovendien wijdverbreid én het heeft minstens een even grote impact op ons leven als directe agressie.

Basisvoorwaarden

Vitit Muntarbhorn, voormalig onafhankelijk VN-deskundige voor de bescherming tegen geweld en discriminatie op grond van seksuele oriëntatie en genderidentiteit, had het over drie basisvoorwaarden om tot een samenleving te komen waar LGBTI+-personen zich goed konden voelen.

Eerst komt de decriminalisering en de depathologisering. Zolang je als misdadiger of als geesteszieke wordt weggezet, is het onmogelijk om als een volwaardig lid van de maatschappij gezien te worden of om op te komen voor je rechten.

Dan zijn er de maatregelen die overheden moeten treffen om hun LGBTI+-bevolking te beschermen tegen discriminatie en geweld. Het is namelijk niet genoeg van te zeggen dat je een LGBTI+-persoon mag zijn als je tegelijk zou merken dat die personen, wegens hun geaardheid, uitgesloten worden. Een democratie beschermt haar minderheden en overheden hebben hier een actieve rol op te nemen.

En tenslotte moeten we werken aan een sociaal-culturele en economisch-politieke integratie: de integratie op straat en op de werkvloer met andere woorden.

Nationaal Actieplan tegen Homo- en Transfobie

De eerste stap, de decriminalisering en de depathologisering, is zo goed als verworven in België. De volgende etappes zijn echter nog ver van klaar.

Zo is het alweer wachten op een Nationaal Actieplan tegen Homo- en Transfobie. Zowel de Vlaamse, Waalse, Brusselse als federale regeringen hebben een minister voor Gelijke Kansen. Bijna alle democratische partijen zitten in minstens één van die regeringen. Allemaal hebben ze aangegeven dat ze de strijd tegen haat en geweld tegen LGBTI+-personen belangrijk vinden. En toch… blijven we opnieuw op onze honger zitten.

Elk van die regeringen voert natuurlijk wel een gelijkekansenbeleid waarbij ze ook rekening houden met hun regenboog-bevolking. Maar een efficiënt beleid tegen discriminatie en geweld kan je in België alleen samen voeren. Het eerste plan uit 2013 had zes prioriteiten: meer onderzoek naar homo- en transfoob geweld, een verbeterde wetgeving, een verbeterde preventie, sensibilisering, uitbreiding van slachtofferhulp en een efficiënt opvolgings- en vervolgingsbeleid bij politie en parket.

Bekijken we dit lijstje, dan moeten we helaas vaststellen dat deze acties nog altijd prioritair zouden moeten zijn.

Op ons qui-vive blijven

Misschien meer dan ooit want de evolutie in de goede richting lijkt tegenwoordig minder zeker dan een tijdje geleden. De macho-cultuur die erg levend is binnen sommige groepen, het groeiende populisme, het feit dat ook een aantal jonge, populaire politici aansluiting zoeken bij de ideeën van bv. een Orbán of dat ze zich niet geremd voelen om trans personen openlijk ziek en abnormaal te noemen, toont aan dat we op ons qui-vive moeten blijven. Niet alleen in die ‘bepaalde wijken’ maar overal. Want ja, de meeste Belgen “hebben niets tegen LGBTI+-personen” maar of die overtuiging echt diep gaat, daar zijn we als regenbooggemeenschap nog niet altijd van overtuigd.

De nood aan dit Nationale Actieplan is dus even groot als in 2013. Als onze overheden dit niet samen aanpakken, dan zullen we ook de volgende stap naar de integratie op straat en op de werkvloer niet volledig kunnen zetten. We zijn al teveel tijd verloren. Als onze politici Riadh Bahri en de vele andere slachtoffers van LGBTI+-fobie echt willen steunen, dan moeten ze hier bij het begin van het parlementaire jaar prioritair werk van maken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content