‘Wat als er meer patiënten zijn dan ziekenhuisbedden?’

Doctor in de psychologie en psychotherapeut Naomi Vanlessen reflecteert over de ethische commissies die aanbevelingen uitwerkten voor de eventuele selectie van welke patiënten al dan niet behandeld zullen worden.

Laten we het even hypothetisch houden, want met angst in het lijf valt niet na te denken. Neem het van mij, een angsthaas, aan: als je bang bent, denk je niet helder. En als je eerder van de rationele soort bent: een berg onderzoek toont een enorme impact van emoties op ons denken en onze perceptie aan.

Beeld je dus het volgende scenario in: een pandemie slaat een pad van verwoesting door de mensheid in, en op een bepaald moment moeten keuzes gemaakt worden. Onverteerbare keuzes, onmogelijke keuzes, onmenselijke keuzes. Stel je voor dat we nog geen verhalen uit pakweg Italië, Iran of Spanje hebben gehoord. Dat we nog oprecht geloven dat het gewoonweg niet kán voorvallen. In het belang van het heldere denken.

Om heldere gedachten te verzamelen kwamen heldere denkers samen. Hun opdracht: ethische richtlijnen opstellen voor wanneer het -ondertussen denkbare- ondenkbare geschiedt, dat het aantal patiënten in nood de mogelijkheden van ons zorgsysteem overstijgt. Richtlijnen die voor ieder van ons, als potentiële patiënt in deze hypothetische situatie, zullen bepalen of we een kans krijgen of sterven. Richtlijnen dus die liefst vanuit een gevarieerd scala aan ethische overwegingen vertrekken en vanuit zoveel mogelijk hoeken kritisch worden bekeken, om te vermijden dat belangrijke criteria over het hoofd worden gezien. Maar zowel de opdracht als de selectie van denkers impliceert al een grove triage van ethische kaders die overwogen kunnen worden. Ze vormen onzichtbare grenzen die de richting van het denken bepalen en zo beperken.

Wat als er meer patiënten zijn dan ziekenhuisbedden?

De taal die gebruikt wordt vormt een eerste onzichtbaar kader, een eerste selectie van de soort ethiek die wordt gepresenteerd alsof het een voordehandliggende waarheid is. Ethische richtlijnen lijken te wijzen op de ethiek van de richtlijnen zelf: de richtlijnen zijn ethisch voor degenen die ze moeten toepassen. Terwijl richtlijnen in de eerste plaats moeten dienen om ethische beslissingen te kunnen nemen.

Een tweede, van grotere invloed, verborgen kader is de samenstelling van de ethische commissie. Die bestaat uit artsen en filosofen lezen we. Samen buigen zij zich over de meedogenloze taak te bepalen welke patiënten voorrang krijgen, en welke patiënten worden opgegeven. In de -hypothetische- situatie dat er een tekort aan bedden, materiaal en verzorgend personeel zou zijn.

De eerste lijn van hun denken richt zich op overlevingskansen. Helder. Logisch. Iemand die ten dode is opgeschreven nog enkele dagen in leven houden geeft een nulresultaat: die haalt het niet, met of zonder voldoende zorgmogelijkheden. Een ethische richtlijn voor een ethische beslissing.

De tweede ethische richtlijn is minder gebaat bij een rationeel, wiskundig denken: de levensverwachting. In een interview in De Ochtend op Radio 1 verwijst Dr. Martin Hiele naar de te redden “kwaliteitsvolle” levensjaren. Een ethische richtlijn voor een beslissing vanuit een zeer specifieke ethiek. Vooreerst omdat levenskwaliteit niet enkel gaat over het functioneren van organen. Prof. Erika Vlieghe merkt in De Afspraak terecht op dat het lichaam van oudere mensen aan veerkracht verliest. Wat vergeten wordt is dat hun geest waarschijnlijk wél veerkrachtiger wordt. Vanuit psychologisch standpunt gaat gezondheid over hoe je je voelt, je vriendschappen en relaties, de zin die je aan je leven en dat van anderen geeft. Het zou beledigend zijn te denken dat mensen met een lichamelijke aandoening of beperking niet gelukkig kunnen zijn en kwaliteitsvol leven. Belangrijker nog: vanuit maatschappelijk oogpunt dragen mensen die zich inzetten voor het welzijn van hun gezin en hun gemeenschap meer bij aan een kwaliteitsvol leven van zichzelf en anderen dan mensen die enkel uit eigenbelang handelen. Zelfs als die laatste jonge, gezonde mensen zijn, en die eersten oudere, minder gezonde mensen. Die laatste groep denkt trouwens veel meer aan de ander dan de eerste.

Als het over een oordeel over de kwaliteit van het leven gaat, zou een ethische commissie baat hebben bij een sterkere stem van andere profielen, naast artsen en filosofen. Van psychologen, sociologen en antropologen bijvoorbeeld. Eventueel van wat dichters en levensgenieters. De groep bestaat liefst uit leden met een enigszins gemengde achtergrond, met meer en minder levensjaren op hun teller, en graag ook min of meer gender-evenwichtig. Mensen die over de schoonheid van het leven nadenken, en over wat lijden is. In alle kleuren en vormen. Want een richtlijn die oordeelt over levenskwaliteit kan onmogelijk steunen op rekenkunde en logica, ook al is ze op objectief klinkende economische afwegingen gebaseerd. Dat kán (en mag) ook niet. Deze richtlijn gaat over wat een mensenleven menselijk maakt. Ze beantwoordt de vraag wat een leven kwaliteitsvol maakt, wat een leven het leven waard maakt. En dat is voor iedereen anders.

Hoewel wij er rotsvast van overtuigd zijn dat onze levensvisies ontspringen uit doordachte, intelligente, rationele overwegingen, is onderzoek redelijk ontnuchterend: dat is eerder uitzondering dan regel. Daniel Kahneman kreeg een Nobelprijs voor het egokrenkend inzicht dat wij slechts af en toe het intelligente stuk van ons brein gebruiken om ons gedrag te sturen. We gaan vooral af op eerste indrukken, we reageren op triggers, en we verklaren ons gedrag achteraf, vooral aan onszelf.

Ook onze levensfilosofie en politieke voorkeuren zijn veel minder weloverwogen dan we zelf denken. Ze worden vooral bepaald door wat we voelen voor ideeën en visies. En dit gevoel wordt beschamend veel bepaald door onze opvoeding, al dan niet aangeboren karaktereigenschappen, neuropsychologische eigenschappen van ons brein, levensomstandigheden, wie ons omringt, de buurt waarin we opgroeien. En niet zozeer door ons rationeel denkvermogen zoals onze hoogmoed ons inpraat. Dat geldt ook voor wat we waardevol vinden in een leven.

Een mathematische evaluatie van de levenskwaliteit houdt dus geen steek. Een ethische richtlijn hierover nog veel minder, want ieder heeft zijn eigen ethiek. En die is gefundeerd in ons gevoel. Richtlijnen zijn absoluut nodig om reeds overbevraagde hulpverleners niet nog meer te (over)belasten. Om hen niet de zware taak te geven god te spelen en te beslissen over leven en dood. Om hun mentale integriteit te helpen bewaken zodat ze niet getraumatiseerd raken door hun noodzakelijke beslissingen. Maar die richtlijnen kunnen niet enkel gefundeerd zijn in helder denken van een selecte groep. Ook helder voelen is op zijn plaats, door mensen met een verscheidenheid aan visies op wat een leven kwaliteitsvol maakt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content