De regering-De Wever verhoogt het defensiebudget en hop, meteen volgt een eerste clash met de Franse vliegtuigproducent Dassault. Alsof de onzalige tijd van de Koude Oorlog, toen de wapenlobby de politieke agenda mee bepaalde, ook op dat vlak terug is.
‘We hebben geen lessen te krijgen van arrogante industriëlen.’ Dat was eergisteren de laatste, bewust hautain geformuleerde zin uit het antwoord van minister van Defensie Theo Francken (N-VA) op een bitse kritiek van Éric Trappier, de topman van de Franse vliegtuigbouwer Dassault. Trappier was boos omdat België beslist heeft tot de aankoop van elf extra F-35-gevechtstoestellen. Die zijn van Amerikaanse makelij. De Fransman deed alsof hij het vanzelfsprekend vond dat België de Rafale-toestellen zou kiezen, met als enige goede argument: omdat ze Frans zijn. Want op Europees niveau was toch overeengekomen dat men om minder afhankelijk te zijn van de Amerikanen een eigen defensie-industrie zou ontwikkelen?
Natuurlijk hebben Europese wapenproducenten – Dassault trouwens op kop – niet gewacht op de herverkiezing van Donald Trump met afde verdere uitbouw van een eigen Europese militaire industrie. Al in 2017 stonden Frankrijk en Duitsland, in nauwe samenwerking met gespecialiseerde bedrijven uit hun land, aan de wieg van een eigen initiatief om militaire state-of-the-arttechnologie af te leveren: het Next Generation Weapon System / Future Combat Air System (FCAS). Dat moet zorgen voor de ontwikkeling van een eigen gevechtsvliegtuig van de zesde generatie.
FCAS werd dus opgericht om op termijn technologisch voorsprong te nemen op de Amerikanen en anderen, of op zijn minst om gelijkwaardige toestellen te kunnen bouwen. Vandaar dat de Europese samenwerking verder versterkt werd. In 2019 trad ook Spanje toe tot FCAS, en in 2023 werd ook België aanvaard als ‘waarnemer’. Toenmalig minister Ludivine Dedonder (PS) kondigde trots aan dat dit een tijdelijk statuut was, want dat België ‘in juni 2025 België officieel zal toetreden tot het FCAS-programma’.
‘België zou ons belachelijk maken’
Bij die ambitie zet Éric Trappier nu een groot vraagteken. ‘Mocht België van het idee afstappen om F-35’s te kopen, dan zou het welkom zijn. Als het dat niet doet, dan maken ze ons echt belachelijk.’ Trappier is niet de minste. Al sinds 2013 is hij zowel algemeen directeur als voorzitter van Fde ranse vliegtuigbouwer Dassault Avation. Binnen (of boven) de Dassault Group is hij sinds januari 2025 zelfs voorzitter geworden van de controlerende familieholding Groupe industriel Marcel Dassault. Vanuit die functie is Trappier verder voorzitter in ongeveer elke beroeps- of belangengroep van de Franse luchtvaart-, defensie- en metaalindustrie.
Trappiers dreigement illustreert hoe groot de strategische én financiële belangen zijn die voor de defensie-industrie op het spel staan.
Trappiers dreigement illustreert hoe groot de strategische én financiële belangen zijn die voor de defensie-industrie op het spel staan, en hoe hoog dat ‘spel’ dus ook gespeeld wordt.
‘Arrogante industriëlen’
Dat geldt ook omgekeerd. De Belgische regering gaat er echt wel van uit dat ons land zal kunnen deelnemen aan FCAS. Vraag is of het laconieke antwoord van Theo Francken aan Trappier (‘De regering zal haar positie in het FCAS-project evalueren. Als founding father van de NAVO en de EU, loyale bondgenoot en hoofdkwartierhouder hebben we geen lessen te krijgen van arrogante industriëlen.’) helemaal de waarheid dekt, of dat het een manier is om de Franse kritiek te ontzenuwen.
Want als het Francken echt menens zou zijn om de Belgische regering – en in de praktijk natuurlijk ook de generale staf van het Belgische leger – ervan te overtuigen níét mee te doe naan FCAS, dan komt hij terug op gloednieuwe bepalingen uit zowel het zomerakkoord als uit het Strategisch Plan Defensie. Dat dateert van 18 juli. Dat is dus pas vorige week. De details ervan staan opgesomd in de ‘Strategische Visie Defensie 2025’, een lijvig document van 118 pagina’s.
In die visienota wordt tweemaal ingegaan op de Belgische rol in FCAS – hier evenwel in het Frans ‘SCAF’ genoemd: Système de Combat Aérien du Futur.
Het is interessante want onverwacht genuanceerde lectuur. ‘Hoewel de noodzaak van de ontwikkeling en ondersteuning van een Europese defensie-industrie wordt herbevestigd, zal Defensie een pragmatische aanpak hanteren’, staat er. Er zal namelijk ‘rekening worden gehouden met de aanschaf van Europese systemen wanneer deze beschikbaar zijn en voldoen aan de operationele behoeften van Defensie. Dit is nu al grotendeels het geval. Deze aanpak sluit de aankoop van niet-Europese uitrusting echter niet bij voorbaat uit, aangezien momenteel niet alle soorten onmisbaar materieel en munitie op de Europese markt beschikbaar zijn.’
Dat slaat ongetwijfeld op de aanschaf van de nieuwe gevechtsvliegtuigen, waarop de NAVO aandringt. Het enige concurrentiële Europese gevechtsvliegtuig, de Franse Rafale van Dassault (sinds 2001 in productie) is een zogenaamde ‘vierdegeneratietoestel’. De Amerikaanse F-35 is een toestel van de vijfde generatie.
‘Vandaar dat ik helemaal achter de beslissing sta om geen Rafales maar wel bijkomende F-35’s aan te kopen’, zegt Kamerlid Axel Weydts, de defensiespecialist van Vooruit. ‘De Rafale is al enige jaren verouderd geraakt, de F-35 is vandaag het enige betaalbare gevechtsvliegtuig van de vijfde generatie.’
F-35 niet de enige piste
Daarvan gaat ook het Strategisch Plan uit: in een eerste fase – en die zal blijkbaar nog lang duren – zal België alles inzetten op de F-35. Al is dat toestel op termijn niet de enige piste. De luchtcomponent van het leger droomt van ‘een gemengde vloot van twee verschillende types gevechtsvliegtuigen’, want die ‘zou een toegevoegde waarde kunnen betekenen op het vlak van strategische flexibiliteit.’ Dus ja, naast de reeds aangeschafte Amerikaanse F-35’s is er mogelijk plaats voor nog een ‘Europees gevechtsvliegtuig van de zesde generatie’.
Maar níét nu: ‘Een tweede vloot vereist een investering, zowel in termen van budget als personeel, die de capaciteiten van Defensie binnen de tijdshorizon van deze Strategische Visie ver overstijgt.’ Als het ervan komt, dan ‘na 2040, en op voorwaarde dat de situatie op het gebied van personeel en defensiebudget zich in gunstige zin blijft ontwikkelen.’
Pas tegen dan hoopt men toestellen te kunnen aanschaffen die ontwikkeld zijn in het kader van het FCAS-programma, ‘waarin een gevechtsvliegtuig van de nieuwe generatie slechts een onderdeel is van een systeem van systemen’. Vandaar dat de Belgische regering het SCAF-consortium vraagt ‘om België zo snel mogelijk als volwaardige partner op te nemen’. (Wellicht kennen de Fransen deze nota al, of zeker het Belgische voornemen, en proberen ze extra druk uit te oefenen met het dreigement dat België niet mag meedoen.’
En dan zouden ze toch de financiële inbreng van België mislopen, want er werd reeds ‘een budget van 300 miljoen euro uitgetrokken om ons land als volwaardige partner te laten deelnemen aan de volgende ontwikkelingsfase, die momenteel gepland is voor de periode 2026- 2030, en vervolgens moet leiden tot de realisatie van een technologisch demonstratiemodel’.
Peperduur
Want duur is het allemaal wel, op lange termijn zelfs peperduur (zoals dat blijkbaar altijd is met militaire innovatie). Maar met de door de Amerikanen opgelegde groeivoet voor Defensie is (zeer) veel geld blijkbaar geen punt meer: ‘In de huidige stand van zaken worden de totale kosten van deze ontwikkelingsfase voor alle partners geraamd op ongeveer 5 miljard euro. Na 2030, en waarschijnlijk tot ongeveer 2040, zal de operationele ontwikkeling van het SCAF-programma naar verwachting nog eens 40 tot 50 miljard euro extra kosten voor alle partners.’
Sophie Ostyn, hoofdredacteur van RateOne Magazine, een in ‘recreatieve, civiele en militaire luchtvaart’ gespecialiseerd magazine, heeft op 22 juli haar lezers laten weten dat de FCAS-piste ook op regeringsniveau ter sprake is gekomen tijdens de onderhandelingen over het zomerakkoord, met name over de veelbesproken hogere militaire investeringen. Volgens haar heeft de luchtcomponent vier prioriteiten. Eén daarvan: ‘België wordt volwaardig partner in het Future Combat Air System (FCAS).’ Dat wordt door het leger en de regering dus blijkbaar beschouwd als verworven. Want: ‘Op termijn wil Defensie evolueren naar een gemengde vloot van Amerikaanse en Europese toestellen.’ Dat is het plan.
Het is ook het beste plan. Theo Francken heeft zich al voor hij minister werd, laten ontvallen: ‘Bij oefeningen delft de Rafale 9 op de 10 keer het onderspit tegen de F-35. Het zou een onverantwoord risico zijn voor onze piloten om hen in zo’n vliegtuig in een gevechtssituatie te brengen.’
Koude oorlog revisited
Een ander verschil zou erin bestaan dat de F-35 ‘nucleaire capaciteit’ heeft, en de Rafale niet. Maar dat is natuurlijk een technisch aspect met verregaande politieke consequenties.
Begin dit jaar schreef de doorgaans uitstekend geïnformeerde vredesactivist Ludo De Brabander op De Wereld Morgen dat de VS op militaire basissen in vijf Europese landen, waaronder Kleine-Brogel in Limburg, de nucleaire zwaartekrachtbom B61-12 hebben geïnstalleerd. De B61-12 is een thermonucleaire bom met een explosiekracht van 50 kiloton, driemaal de kracht van de atoombom die de Japanse stad Hiroshima vernietigde. Ze kan getransporteerd en afgeleverd worden door de F-35’s, dus de nieuwe Amerikaanse toestellen waarmee België zijn militaire luchtvloot moderniseert.’
Officieel komt over dit nucleaire luik nooit bevestiging, want gezien de internationale non-proliferatieakkoorden hoort het Belgische leger zich niet te bedienen van nucleaire wapens. Zelfs de Franse militaire industrie weet dat er over dit delicate aspect niet gecommuniceerd wordt. Men hoeft dus niet toe te geven dat de eigen Rafales ook daarom niet zo aantrekkelijk zijn als de toestellen van de Amerikaanse concurrent.
België nu al onder druk zetten en intussen verongelijkt doen, hoort blijkbaar tot de psychologische oorlog die tegenwoordig blijkbaar ook tussen bondgenoten en buurlanden wordt gevoerd.
Maar België nu al onder druk zetten – er staan de volgende jaren nog ontzettend véél militaire aankopen op de agenda – en intussen verongelijkt doen, zodat Frankrijk in een ander dossier misschien een streepje voor krijgt, dat hoort blijkbaar tot de psychologische oorlog die tegenwoordig blijkbaar ook tussen bondgenoten en buurlanden wordt gevoerd.
Het is andermaal de Koude Oorlog revisited. Ook in de jaren zestig en zeventig van vorige eeuw beslisten opeenvolgende Belgische regeringen om zowel Franse Mirages 5 (overigens ook van Dassault) als Amerikaanse F-111 Starfighters aan te kopen. Ook toen deed de aankoop van peperdure straaljagers de militaire uitgaven exploderen. Al was de Mirage destijds wel een betrouwbaarder en veiliger toestel dan de uiterst onveilige Starfighter. Die werd zelfs ‘the widow maker’ genoemd, ‘de weduwenmaker’. Wat onveranderd bleef, is het gegeven dat zelfs aan oorlogsdreiging alleen hoe dan ook miljarden te verdienen vallen. Destijds in franken, nu in euro’s.