Pascal Debruyne

‘Vlaamse middenveld moet zijn politieke functie weer voorop zetten’

Pascal Debruyne Onderzoeker aan Odisee Hogeschool en voorzitter van Uit De Marge VZW en Samenlevingopbouw Gent

‘Het is tijd om wat minder De Tocqueville te zijn en wat meer Antonio Gramsci: minder defensieve strategie tegen de autoritaire staat, maar een offensieve politiek om vanuit het middenveld terug vorm te geven aan de samenleving’, schrijven Pascal Debruyne en Jan Naert, die pleiten voor een Staten-Generaal van het Vlaamse middenveld.

In 2013 schreef Jaak Billiet een bijdrage in De Standaard onder de titel “Hoe cruciaal is het sociaal kapitaal“, met het besluit dat “het middenveld zal politiek zijn of niet zijn.” Het was een van de vele bijdrages die in het geheugen zijn gegrifd waar publieke intellectuelen het Vlaamse middenveld uitdagen zich te vernieuwen op al haar functies: ontmoeting en dienstverlening maar ook vooral haar politieke opdracht scherp te stellen.

Het middenveld is niet te reduceren tot de partijpolitieke voorkeur voor sociale cohesie en maatschappelijke verzoeting. In de jaren ’90 was dit thans hoe er vanuit partijpolitiek en overheid naar het middenveld werd gekeken: niet langer een politieke ruimte die weegt op het beleid maar een instrument om mensen bijeen te brengen (denk aan ‘sociale cohesie’) en ‘de vervreemding’ en ‘verzuring’ te bestrijden. Zoals Jaak Billiet in 2004 aangeeft, ging het middenveld van ‘verwerpelijke verzuiling tot geprezen middenveld’.

Vlaamse middenveld moet zijn politieke functie weer voorop zetten.

Die enge visie op het middenveld moeten we vandaag dringend in vraag stellen. De autonome politieke functie van het middenveld is prangend, in de zin van Tocqueville: het middenveld als een bescherming tegen een politiek project dat de liberale democratie afbouwt en totaliserende trekken heeft. Met totalitarisme bedoelen we, Hannah Arendt volgend, een politiek systeem dat vrijwel altijd gebaseerd is op het absolute geloof aan één enkel idee of één enkel volk. Binnen een dergelijk systeem is er geen plaats meer voor open politieke debat of afwijkende mening. Dringend tijd voor een Staten-Generaal van het Vlaamse middenveld.

Quo vadis politisering?

Vanaf rond 2008, na de bankencrisis en de eerste Vlaamse regering met N-VA in 2009, organiseerden geëngageerde onderzoekers roadshows langs middenveldorganisaties en Vlaamse parochiezalen, om het denken en handelen over politiserend denken en handelen ’terug’ op de kaart zetten in het Vlaamse middenveld. Dat er een partij mee aan de macht kwam die negatief staat tegenoverde verzuiling en een autonoom middenveld, en pleit voor de participatiesamenleving in tijden van besparing, had alarmsignalen moeten doen afgaan.

Ondanks de nood aan het opnemen en aanscherpen van de politieke functie van het middenveld tegen de achtergrond van die omwenteling, is het middenveld gevoelig aan het terugtrekken op haar ontmoetingsfunctie die de sociale cohesie versterkt of op dienstverlening die vandaag sterker dan ooit gedepolitiseerd is: het doet er niet toe waar je je ziekenfonds hebt of werkeloosheidsuitkering regelt. Ook nieuwe dienstverlening die werd uitgebouwd is sterk gericht op integratie in het bestaande kader en maatschappelijk weefsel, eerder dan de transformatie van de bestaande maatschappij en politieke orde.

Kortom, die politieke functie is een gevoelige kwestie. Wat “politisering” echt betekent komt weinig naar boven in onderzoek. In het onderzoek van CSI Flanders komen we dat niet echt te weten: het is een zelfevaluatie van het middenveld zelf. Heel wat bevraagde middenveldorganisaties oordelen dat zij vandaag meer streven naar “maatschappelijke of politieke verandering” dan tien jaar geleden . Maar wat dat “streven” dan precies betekent is weinig duidelijk. “Alles van waarde is weerloos“, zei Lucebert ooit. Dat geldt ook ironisch genoeg voor de politieke functie van het middenveld. We kunnen eruit besluiten dat die waarde van de politieke functie net scherp moet gesteld worden, en maatschappelijk moet (uit)gedragen worden, om de weerloosheid te overstijgen.

Politisering, als de kern van de politieke functie van het middenveld, is een proces van tegensprekelijkheid cultiveren, van dissensus over de invulling van democratie in een maakbare samenleving. Politisering betekent dat het middenveld in politiek conflict gaat over de toekomst van de samenleving, vanuit verhalen, noden en behoeftes die verdonkeremaand worden. Maar het is evengoed doordenken over de emancipatie van de doelgroep, als dragers van dat “politieke”. Zij zijn maar al te vaak burgers die niet gehoord en gezien worden. Vaak wordt dat laatste deel vergeten, door de doorgedreven professionalisering waarbij de sociaal werker ‘het best weet’ voor de doelgroep. De politieke opdracht opnemen is dus meer dan ‘we praten met het beleid’. Het is zelfs eerder de bestaande orde van ‘het beleid’ openbreken, om nieuwe inzichten, verhalen en toekomstbeelden toe te laten.

The times, they are a changin’

Waar Billiet nog poogde de diverse functies van het middenveld als gelijkwaardig op de kaart te zetten, is de ruimte om daarmee te experimenteren sterkafgenomen . De tijd dat er kan gereflecteerd worden over ‘wat te doen met die politieke functie’ is gestaag weggetikt, in een tijd waar partijenrichting politieke sanering van de civiele samenleving inslaan.

Ook de analyse van Stijn Oosterlynck in De Standaard lijkt de precieze tijdsgeest en strategische noden te onderschatten Wie wil men politiek overtuigen van die belangrijke politieke opdracht van het middenveld? Alsof de kern van het probleem een tekort aan inzicht is. Alsof een analytisch en moreel pleidooi voor politieke ruimte en autonomie voor het middenveld volstaat?

De bijdrage stimuleert het middenveld om ‘het politieke’ terug op te zoeken, en vooral zelf mee vorm te geven, in een tijd waarin ‘de politiek’ de slagkracht van dat middenveld wil ondermijnden. Goed dat er analyses gemaakt worden, maar laat dat geen excuus zijn voor het middenveld om aan de kant te blijven te staan. Ze is niet zomaar het ‘object’ van politiseringsonderzoek- en debat, maar vooral het ‘subject’ dat er zelf invulling aan moet geven in de context waarbinnen de ‘uitvoerende macht’ voortdurend aan die ruimte zit te knippen.

Het voordeel van de duidelijkheid

Met N-VA bezet er een partij het politieke veld die een groot deel van het dienstverlenende en politiserende middenveld wil wegvegen. Het wegvegen van het Minderhedenforum en het op de schop laten gaan van alle minderheidsorganisaties als de vrouwenorganisaties is geen plots breukmoment. Het is het sluitstuk van een proces dat al quasi tien jaar aan de gang is.

Waar men tot voor kort nog twijfel als zand in de ogen kon strooien, en via gericht lobbywerk aan ‘harm reduction’ kon doen, is de strategie die op tafel ligt nu eindelijk duidelijk. Vanuit partijpolitieke middens strooit men zand in de machine, om die te blokkeren. Dat was lang niet altijd zo duidelijk omdat de machtsevenwichten ook politiek niet waren uitgedistilleerd. Maar dat N-VA politiek-ideologisch aanstuurt op het wegsaneren van een deel van het al te politieke middenveld was nochtans zichtbaar.

In haar voorlaatste Vlaamse legislatuur was het N-VA die de diversiteit van de integratiesector wegveegde, en er een eengemaakt Extern Verzelfstandigd Agentschap (EVA) van maakte, gesteund door SP.A en CD&V. Een ooit experimentele sector van zogenaamde “integratiepioniers” en haar autonomie gingen op de schop. Een trend die zich nog doorzet met verdere afbouw en instrumentalisering tot gevolg. Totaal onverantwoord in tijden van superdiversiteit.

Ook klassieke partijen hebben dus een hand in het fnuiken van het middenveld: de fusie van de integratiesector in een EVA kwam tot stand mét sp.a en CD&V in de Vlaamse regering. Ook de fusie van diverse organisaties zoals Samenlevingsopbouw Vlaanderen met andere spelers als het steunpunt Algemeen Welzijnswerk en Vlastrov in VZW SAM, of de CAW’s kwam mee met CD&V tot stand met meer controle en marktefficientie tot doel. Of de vermarkting van arbeidsmarktspelers in het middenveld, die tot stand kwam met SP.a & CD&V, met klassieke tenders die VDAB nu uitschrijft. Niet alleen vanuit de Vlaamse regering, maar ook in Antwerpen zette NVA, gesteund door anderen, een aanval in op het middenveld door de vermarkting van de daklozenopvang, die zogenaamd mislukte maar wel degelijk impact had op de uiteindelijke convenant met CAW.

Niet alleen zorgden mainstream partijen zo mee voor de normalisatie van het discours en praktijk van N-VA ten aanzien van het middenveld. Maar ze namen er ook deel aan. De morele shock over besparingen of doorgedreven fusies is dus minstens bedenkelijk.

Proeftuinen voor collectieve afbraak

Er is geen alternatief meer dan collectief politiek handelen voor het Vlaamse middenveld. Na de vorige legislaturen is het duidelijk dat de doelstelling in politieke kringen is om meer controle te krijgen over- en instrumentalisering van het middenveld. Met die nuance dat de zuilenorganisaties nog altijd meer politieke dekking hebben, al is de band tussen partijen en zuilen brozer geworden.

Wat er gebeurt in één deel van het middenveld is een experiment ter inspiratie om toe te passen in een ander deel van het middenveld. De EVA-operatie van het Agentschap Inburgering en Integratie, zijn een voorzet voor het aan banden leggen van de armoede- en welzijnsorganisaties in een soortgelijke EVA. En het is maar de vraag of verdere fusie-operaties van het opbouwwerk en welzijnswerk (CAW’s) nog circuleren? Fusies, besparingen, vermarkting en verstaatsing zijn allemaal schijnbaar contradictorische instrumenten geworden in een proces van het aan banden leggen van een al te politiek middenveld. De ene sector waarin men met verstaatsing of fusies experimenteert, is een proeftuin voor een volgende sector.

TINA en TAMARA

De politieke realiteit toont ons dat de liberale democratie onder vuur ligt. De rechtstaat en rule of law wordt aangevallen, in het bijzonder diegenen die er de belichaming van zijn (zowel de rechtssubjecten, de rechtelozen, als diegenen die de rechten verdedigen),

We zien al te vaak beleidsvoorstellen die de wettelijke toets niet doorstaan – niet voor de Raad van State of bij het Grondwettelijk Hof. De startnota van Bart De Wever en de nota inburgering en integratie spreken daarover boekdelen. Om het maar niet te hebben over de illegale asielquota die federaal werden doorgedrukt of de bedenkelijke omhang met asiel en migratie via identificatieteams vanuit schurkenstaten. Onwettelijk beleid is het nieuwe normaal. De tijden waarin dergelijke voorstellen nog ethisch en politiek een shock door de politieke en civiele samenleving stuurden, zoals het 70-puntenprogramma, liggen achter ons. Vaak gesteund door een nieuw emergent middenveld op extreemrechts, zoals Schild & Vrienden en delen van de Vlaamse beweging.

Het is hoog tijd om die politieke functie loepzuiver te krijgen en voorop te zetten in het Vlaamse middenveld. In een solidaire strategie om grondrechten en mensenrechten te beschermen. In die zin gaat het niet zomaar over het overtuigen van de meerwaarde van het middenveld, maar als middenveld mensen te overtuigen van de meerwaarde van grondrechten en mensenrechten, die de liberale democratie stutten. En moeten worden bewaakt door een civiele samenleving tegen een totalitariserend staatsproject dat toenemend dominant wordt. Vanuit die vaststelling lijkt er geen alternatief “dan” politiek te handelen. Om te tonen dat ‘there are many and real alternatives‘ (TAMARA), die we moeten uitbouwen

Een Staten-Generaal van het Vlaamse middenveld

Kiezen we er echt voor om de verdere uitbouw van een totaliserend staatsproject te relativeren? Om democratie te verengen tot brute machtsopbouw, die wordt ingezet om het middenveld te fnuiken? Leggen we ons neer bij een politiek project dat vandaag aanstuurt op een eenduidige identiteit, burgers die zich als hardwerkende Vlamingen onderwerpen aan de markt, en ‘de Ander’ die voortdurend als bedreiging uit de kast wordt gehaald om angst en vervreemding erin te pompen?

Dat soort totaliserend staatsproject was de vrees die Alexis De Tocqueville had over de Amerikaanse staat die als een herder burgers zou benaderen als “a flock of timid and hardworking animals.”. Het ideaal soort ongewapende en ontwapende burger in de handen van populistisch rechts.

Het is tijd om wat minder De Tocqueville te zijn en wat meer Antonio Gramsci: minder defensieve strategie tegen de autoritaire staat, maar een offensieve politiek om vanuit het middenveld terug vorm te geven aan de samenleving. Antonio Gramsci’s legde de nadruk op politiek als machtsopbouw vanuit de civiele samenleving naar de politieke samenleving toe. Tegen die achtergrond lijkt het ons tijd voor een Staten-Generaal van het Vlaamse middenveld, om solidariteit overheen domeinen en velden om te zetten in de praktijk. Een Staten-Generaal van het middenveld als plaats van waaruit men collectief druk kan zetten, kan overtuigen en bruggen kan bouwen met die politici en partijen die het middenveld als partners beschouwen in het bouwen aan een solidair en duurzaam Vlaanderen. Dat politieke project is het sterkst door hetsmeden van allianties met ‘de ander’; allerlei burgers wiens noden en behoeften niet gehoord en gezien worden.In plaats van ‘de ander’ te reduceren tot “de doelgroep” is het terug tijd om aan machtsopbouw te doen samen met die ander, en die ander als politiek burger mee te wapenen tegen schendingen van rechten. Pas dan komt de democratie ten volle tot haar recht.

Pascal Debruyne is onderzoeker aan de Odisee Hogeschool. Jan Naert is lector aan de Artevelde Hogeschool en UGent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content