‘Verdeelt onze veeteelt voorgoed het platteland?’

‘We moeten samen met alle betrokkenen vastleggen welke rol de veestapel nog kan spelen in ons landbouwsysteem’, schrijft Laurens De Meyer van Bond Beter Leefmilieu (BBL). Hij hoopt dat het Vlaams landbouwbeleid kan leren uit de fouten van het verleden.

Ik groeide op in Kerksen. Een Oost-Vlaams plattelandsdorpje dat even klein is als het klinkt. Op een steenworp van mijn ouderlijk huis stond een boerderij. Een gemengd bedrijf met aardappelen, tarwe, bieten, maïs, een twintigtal melkkoeien, een handvol varkens en veel grasland. De veestapel was afgestemd op het aantal hectaren grond nodig voor mestafzet en voederproductie. Kringlopen werden zo veel mogelijk gesloten op het bedrijf. Hij boerde goed en innoveerde graag. Hij had de eerste melkrobot van de streek, een zelf ontworpen ‘kalverkruiwagen’ maakte het gemakkelijker als een koe beviel in de wei.

Als kleine jongen hielp ik er vaak en graag. Als een koe in de weide achter ons op kalven stond liep ik naar de boerderij en hielp met de bevalling. Ik leerde dat de boer niet enkel voedsel kweekt. Maar ook hagen, knotwilgen en de eeuwenoude linde met kapelletje onderhield. De bron en meerdere poelen op zijn weiland zag de boer als een sterkte. Op een dag helde een boom in de tuin van mijn ouders gevaarlijk dicht naar ons huis. Boer en tractor kwamen te hulp. Als het sneeuwde trok diezelfde tractor vastgereden auto’s los en strooide het eerste zout. Op het weiland recht tegenover de boerderij verrees elke zomer een tent met springkasteel voor de zomerse ‘kermis’. De boer in mijn straat was naast landbouwer ook landschapsbouwer en gemeenschapsbouwer.

Geen plaats voor familiale landbouw

Eind jaren ’90 sprak hij me geëmotioneerd aan: ‘Ik stop ermee. Ze dwingen ons om altijd maar groter te worden. De gemengde familiale bedrijven moeten eruit.’ Schaalvergroting, industrialisering en specialisatie was een model waarin hij niet geloofde. Hij stopte als boer en werd handelaar in tuinmateriaal. De gemengde akkers en werden korrelmaïs in contractteelt. Toen Joke Schauvliege in 2017 het individueel referentieareaal voor grasland afschafte, verdween ook het resterende grasland onder de ploeg.

Ik kloeg wel eens over deze eindeloze maïsvlaktes als uitwas van onze intensieve veehouderij. Want de Vlaming legt zelden zelf maïs op zijn bord, hij verdwijnt in veevoeder. Vandaag weet ik dat mijn ouders met maïsakkers als buur van geluk mogen spreken. Had de landbouwer geïnvesteerd en gespecialiseerd, dan stond er nu misschien een melkstal met 1.000 koeien. Of een batterij varkensstallen voor meer dan 10.000 ongelukkige dieren. In dat geval was er nu misschien ruzie in de straat. En kregen mijn ouders in plaats van een kermis, een stalgeur op hun zomerse terras.

Van mega naar giga

Mijn persoonlijk verhaal illustreert perfect het pad dat ons landbouwbeleid de afgelopen decennia heeft bewandeld. Veefabrieken schieten als paddenstoelen uit de grond in het Vlaamse landschap in de hopeloze poging om tegen bodemprijzen te concurreren op de wereldmarkt. In China verrijzen bedrijven met een miljoen dieren. Wij spreken hier over megastallen, elders is de term gigastal meer geschikt. De impact van deze keuze is niet min: onze natuur kraakt onder de stikstofdepositie, onze waterkwaliteit boert mede dankzij het mestoverschot achteruit, buren klagen over geurhinder en Vlaanderen ligt onder een dekentje fijn stof. Wat minder gezellig is dan het klinkt, het veroorzaakt vele voortijdige overlijdens. En veruit het grootste slachtoffer: de familiale landbouwer die wil ondernemen en innoveren, maar de laatste milieugebruiksruimte voor zijn neus weggekaapt ziet door industriële concerns.

Van bashing naar begrip

Hoe raken we hieruit? We doen er goed aan te erkennen dat ons landbouwbeleid fouten heeft gemaakt. Enkel een dialoog met alle actoren die actief zijn in de Vlaamse open ruimte, kan soelaas bieden. Helaas lijken landbouworganisaties zich eerder terug te trekken in de loopgraven. Boerenbond parkeert de commotie rond veestallen achteloos als ‘boerenbashing’. CD&V galmt het filterloos na in het Vlaamse parlement. Van de plattelandspartij bij uitstek zou je nochtans begrip verwachten voor alle plattelandsbewoners. Niet enkel diegene die eigenaar zijn van een veestal.

Gelukkig ontstaan stilaan ook andere geluiden. De voorzitter van CD&V, Joachim Coens, houdt een vurig pleidooi tegen gigantisme, neoliberalisme en globalisering. Hierin zitten kansen voor ons landbouwbeleid. De Vlaamse open ruimte is meer dan alleen een economische productieruimte die we tot de laatste druppel moeten uitpersen. Ook wonen, ontspanning en natuur hebben er hun plaats. Veel coronawandelaars hebben het belang van een aangenaam platteland dicht bij huis herontdekt. De hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) kan de boer waarderen voor het leveren van maatschappelijke diensten die hierbij aansluiten. Zoals het onderhouden van ons landschap, het ondersteunen van de biodiversiteit of de opslag van water en koolstof in de bodem.

Optimalisatie veestapel

We moeten samen met alle betrokkenen vastleggen welke rol de veestapel nog kan spelen in ons landbouwsysteem. Een duidelijk beleidskader kan zekerheid voor de boer en rechten voor omwonenden en milieu verzoenen. Binnen een duurzaam voedingssysteem past een veeteelt die op een gebalanceerde manier instaat voor het sluiten van kringlopen en het begrazen van grasland. Onafhankelijk onderzoek moet duidelijk maken hoeveel vee we daarvoor in Vlaanderen nodig hebben. Het uitvoeren gaat niet over het van vandaag op morgen afbouwen van de veestapel. Wel over het op lange termijn optimaliseren van de hoeveelheid dieren die we nodig hebben voor een duurzame en gezonde voedselproductie. Het is een langetermijnplan waarin ecologische, economische en sociale aspecten worden verzoend. Minder dieren in een alternatief verdienmodel, of ondersteund voor de landschappelijke functies die ze realiseren zal net een beter inkomen opleveren in vergelijking met blinde productie voor de wereldmarkt.

De eerste stap? Een open dialoog zonder taboes. De verdwenen landbouwers zullen er niet mee terugkomen. Maar het minste wat we kunnen doen is leren uit de gemaakt fouten van het verleden. Niet om terug te gaan naar de landbouw van toen, maar wel door hem opnieuw op te waarderen voor zijn waardevolle rol in ons landschap en maatschappij. Een betere voeding, gezondheid en milieu. Een hechtere plattelandsgemeenschap en een beter inkomen voor de boer. Wie kan daar tegen zijn?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content