Tijdens de regering-Michel verbeterde onze werkzaamheidsgraad allerminst

Minister van Werk Kris Peeters (CD&V) en premier Charles Michel (MR). © BelgaImage
Ewald Pironet

De regering-Michel pakt uit met jobs, jobs, jobs, maar nog veel belangrijker is of deze jobs er ook echt voor zorgen dat meer mensen aan het werk zijn. En dat is een treurig verhaal.

Vorig jaar kwamen er in ons land 66.000 banen bij, en dat is heel mooi. Sinds het aantreden van de regering-Michel in 2014 groeide het aantal jobs met meer dan 180.000, ook puik. En anders dan in het verleden gaat het niet zozeer om door de overheid gesubsidieerde banen, maar vooral om jobs in de privésector. Dat is belangrijk, want die banen leveren de overheid meer op dan ze kosten. En ook niet onbelangrijk: het gaat vaak om viervijfde- en voltijdse banen. Dat is allemaal goed nieuws waarmee de regering-Michel heel graag uitpakt. Maar achter de mooie cijfers gaat een veel minder opbeurende ontwikkeling schuil.

In hoeverre die jobgroei de verdienste is van het regeringsbeleid onder leiding van premier Charles Michel (MR) of veeleer moet worden toegeschreven aan de goede internationale conjunctuur, was de afgelopen maanden voer voor discussie. Het was de Gentse econoom Gert Peersman die vorig jaar oktober in Knack de kat de bel aanbond. Op basis van vergelijkend cijferwerk kwam hij tot de conclusie dat de aangroei van jobs in ons land ‘niet zozeer te danken is aan het regeringsbeleid, als wel aan de Europese conjunctuur’.

Tijdens de regering-Michel verbeterde onze werkzaamheidsgraad allerminst

Natuurlijk neemt deze regering maatregelen die voor meer banen zorgen. Zo was er de taxshift, die de loonkosten deed dalen, maar wel veel overheidsgeld opslokte. Volgens berekeningen van de Nationale Bank kost iedere job die dankzij de taxshift tot stand kwam, 25.000 tot 30.000 euro per jaar aan de belastingbetaler. De jobgroei kwam er dus vooral dankzij de internationale economische heropleving, en de banen die er toch kwamen dankzij het regeringsbeleid, kosten veel geld. Dat plaatst de prestaties van de regering-Michel inzake ‘jobs, jobs, jobs’ toch in een ander licht.

Nog veel belangrijker dan de jobgroei is hoeveel mensen aan de slag zijn. Hoeveel mensen dragen bij aan ons welvaartssysteem? Van de mensen tussen 25 en 64 jaar is in ons land slechts 71,6 procent aan het werk. Als we dat vergelijken met onze buurlanden, wordt duidelijk hoe desastreus onze werkzaamheidsgraad is: in Duitsland is 80,9 procent van de bevolking tussen 25 en 64 jaar aan het werk, in Nederland 79,1 procent, en zelfs Frankrijk – op dit vlak bezwaarlijk een gidsland te noemen – steekt ons met 73 procent de loef af. Niet iets waarmee een regering kan uitpakken.

Is er sinds het aantreden van de regering-Michel beterschap? Sinds eind 2014 steeg de werkzaamheidsgraad in ons land met 1,4 procentpunt. Dat is wel iets meer dan Frankrijk (plus 1,2), maar iets minder dan Duitsland (plus 1,5), dat al erg hoog zat, en Nederland (plus 2,5). Vier jaar geleden stonden we met onze werkzaamheidsgraad op de achttiende plaats van de 28 EU-landen, ook al niet om over naar huis te schrijven. Nu staan we op de 24e plaats en laten we alleen Kroatië, Italië, Spanje en Griekenland achter ons. Je kunt niet anders dan besluiten dat onze werkzaamheidsgraad tijdens de regering-Michel allerminst verbeterde in vergelijking met de rest van Europa.

‘Jobs, jobs, jobs’ is een ding, maar ‘aan de slag, aan de slag, aan de slag’ is nog iets heel anders – en véél belangrijker

België zit met een grote groep inactieven, zoals de Gentse arbeidseconoom Stijn Baert vorige week in Knack uit de doeken deed. Je vindt hen niet terug in de werkloosheidsstatistieken – onze werkloosheidsgraad is nu met 7 procent relatief laag – want ze zijn niet (meer) actief op zoek naar werk en ontvangen dus ook geen werkloosheidsuitkering. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die huisman of huisvrouw zijn, in de ziekteverzekering zitten of met vervroegd pensioen zijn.

Vaak wordt onze lage werkzaamheidsgraad toegeschreven aan de weinige 55-plussers die nog aan de slag zijn, maar dat verklaart lang niet alles. We kampen met een lage werkzaamheidsgraad in alle leeftijdscategorieën. In ons land zijn er minder 25- tot 40-jarigen aan de slag dan in Nederland of Duitsland, en vanaf de 40-jarigen ook minder dan in Frankrijk.

Dat er bij ons zo weinig mensen werken, heeft talloze redenen. Vooral de laaggeschoolden, allochtonen en 40-plussers vallen uit de boot. Onze veel te lage werkzaamheidsgraad is een complex probleem waarvoor geen eenvoudige oplossing bestaat. Het gaat dan over investeren in opleiding en onderwijs, niet-EU-burgers meer inschakelen op de arbeidsmarkt, nog betere activering, sleutelen aan de werkloosheidsuitkeringen, maar ook bijvoorbeeld over goedkopere en flexibelere kinderopvang. De bevoegdheden hiervoor liggen verspreid, maar afgaande op de povere verbetering van onze werkzaamheidsgraad heeft zowel de Vlaamse als de federale regering op dit cruciale front te weinig gepresteerd. ‘Jobs, jobs, jobs’ is een ding, maar ‘aan de slag, aan de slag, aan de slag’ is nog iets heel anders – en véél belangrijker.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content