Hendrik Schoukens

‘Tijdelijke natuur kan een lichtpuntje zijn in deze duistere tijden voor de biodiversiteit’

Hendrik Schoukens Milieujurist verbonden aan de UGent, schepen voor Groen in Lennik

‘Natuur en economie blijven ook in Vlaanderen nog te vaak mekaars tegengestelden’, schrijft milieujurist Hendrik Schoukens (UGent). ‘Het concept van tijdelijke natuur toont dat dat niet altijd het geval moet zijn.’

De natuur doet het niet goed op onze planeet. Habitatvernieling en stroperij drijven heel wat soorten tot uitsterven. En met de klimaatopwarming wacht de bedreigde biodiversiteit nog een grotere uitdaging. De bestaande aanpak van natuurbescherming lijkt niet de gewenste resultaten op te leveren. Tijd om het roer om te gooien en de natuur ook buiten beschermde gebieden een kans te geven. Zelfs industriegebieden kunnen een tijdelijke push geven aan de natuur. Want een kans op 10.000 hectare extra ruimte voor tijdelijke natuur, die moeten we toch niet laten liggen?

Tijdelijke natuur kan een lichtpuntje zijn in deze duistere tijden voor de biodiversiteit.

Newt fencing is hot in het Verenigd Koninkrijk. Verschillende bedrijven hebben zich toegelegd op het plaatsen van afsluitingen op bedrijventerreinen om te voorkomen dat er zich beschermde kamsalamanders zouden vestigen. De projectontwikkelaars zijn de beestjes liever kwijt dan rijk. Een variant op de ‘shoot, shovel and shut up‘-aanpak, die een zekere meneer Cone, een landeigenaar uit North Carolina, nog propageerde. Hij haalde in de jaren negentig de voorpagina’s met het dreigement om de bomen aanwezig op zijn eigendom te kappen. Deze vormden immers het habitat van een beschermde spechtensoort, die beschermd was onder de Endangered Species Act. En hij wou niet dat die hem in de weg zouden staan bij de verdere ontwikkeling van zijn eigendom. Ook bij ons in Vlaanderen leidt de strikte toepassing van de natuurwetgeving in bepaalde gevallen tot contraproductieve resultaten. Natuur en economie blijven mekaars tegengestelden. En projectontwikkelaars willen een ‘Essers-scenario’ te allen prijze vermijden. Met als gevolg dat men veeleer kiest voor veelvuldig maaien en preventief kappen van boompjes op braakliggende gronden.

Verschillende studies hebben uitgewezen dat strikte natuurbeschermingswetten resultaten opleveren wanneer zij effectief worden gehandhaafd – denk maar aan de terugkeer van de wolf in onze streken. Niettemin lijkt in bepaalde gevallen sprake van een mismatch. Door exclusief te focussen op handelingen die schadelijke voor de natuur zijn, laat de klassieke visie op natuurbescherming immers ook kansen liggen op onverwachte win-wins. Want ook op bedrijventerreinen dienen zich heel wat opportuniteiten voor natuurwinst aan.

Braakliggende gronden, opgespoten bouwwerken of tijdelijke zanddepots oefenen een grote aantrekkingskracht uit op bedreigde padden, vogels en orchideeën. Zelfs als tijdelijke ‘hub‘ kunnen ze het verschil maken tussen leven en dood. Een rugstreeppad houdt van nieuwe plasjes en oeverzwaluwen bouwen graag nesten in tijdelijk beschikbare zandhopen. Ironisch genoeg biedt ons huidige human-dominated landscape net binnen haven- en industriegebieden het meeste kansen voor het voortbestaan zo’n bedreigde soorten.

Maar deze terreinen worden onderbenut door de natuur. Zij blijven immers vaak buiten de scope van de traditionele visie op natuurbeheer, die geld en middelen focust op de afbakening van strikt beschermde gebieden in een redelijk uitgekleed ecologisch landschap. Maar zo’n beleid is niet alleen tijdrovend, het slaagt er ook onvoldoende in om de natuur kansen te bieden buiten de afgebakende natuurreservaten.

Dit terwijl ecologisch onderzoek heeft aangetoond dat op populatieniveau tijdelijk beschikbare habitats het duurzame voortbestaan van een populatie kunnen garanderen. Zelfs wanneer zo’n terrein uiteindelijk zou verdwijnen, hebben de soorten er toch even van kunnen profiteren. Het vormt immers een nuttige stapsteen voor een groeiende populatie, die later kan uitwijken naar andere terreinen, en die er door de natuurlijke successie sowieso zou verdwijnen.

Tijdelijke natuur

Het is hier dat het concept ’tijdelijke natuur’ op de proppen komt. Net om de natuur meer kansen te bieden op privé-gronden heeft men in Nederland een beleidslijn uitgedacht die meteen ook de nodige rechtszekerheid biedt aan ontwikkelaars die hun terrein tijdelijk beschikbaar stellen voor natuurontwikkeling. De onderliggende gedachte was eerder ook al in de Verenigde Staten was uitgeprobeerd, maar dan onder een verschillende benaming. Men heeft het daar over een ‘safe harbor agreement‘, dat de overheid afsluit met landeigenaren in functie van toekomstig natuurbeheer.

Hoewel er twijfels waren gerezen omtrent de juridische houdbaarheid van dit systeem, hebben de Nederlandse rechters enkele jaren terug geoordeeld dat het verenigbaar is met de Europese natuurrichtlijnen.

Voor beide partijen zit er een win in. De overheid profiteert van de natuurontwikkeling op privé-gronden. In plaats van die dure gebieden aan te kopen met overheidsmiddelen, zet de privésector zich nu zelf mee in voor méér natuur. En met zo’n agreement krijgt de eigenaar dan de juridische garantie dat hij later de extra-natuur alsnog kan wegnemen, indien gewenst. Hij kan zich immers beroepen op de eerder verleende ontheffing, die enkele jaren geldig blijft in functie van toekomstige stedenbouwkundige ontwikkelingen.

Hoewel er twijfels waren gerezen omtrent de juridische houdbaarheid van dit systeem, hebben de Nederlandse rechters enkele jaren terug geoordeeld dat het verenigbaar is met de Europese natuurrichtlijnen. Ook de Europese Commissie ziet er géén graten in, net omdat het kansen biedt voor natuur op plaatsen die anders géén tijdelijke ‘safe haven‘ voor de natuur zouden vormen.

Boost voor beschermde soorten

Ondertussen ligt in Nederland al meer dan 2000 hectare onder ’tijdelijke natuur’-beheer. Vooral in woonontwikkelingsgebieden en havenzones. En ook in de Verenigde Staten boomt deze meer samenwerkingsgerichte aanpak van natuurbeheer. De vakliteratuur duidt het aan als ‘reconcilation ecology‘. Het nieuwe paradigma levert ook concrete resultaten op. Waar de vrees bestond dat zo’n terreinen zouden fungeren als ecologische val, blijken ze een belangrijke boost te geven aan heel wat beschermde soorten. Zelfs de otter is al gesignaleerd in enkele gebiedjes met tijdelijke natuur in Nederland.

Koudwatervrees?

Ook in Vlaanderen ligt zo’n 17.000 hectare aan braakliggende grond te wachten op een economische bestemming. Maar tot voor kort toonde minister Joke Schauvliege zich een koele minnaar van het Nederlandse model. Terwijl de minister zich in bepaalde ruimtelijke dossiers niet echt leek te bekommeren om Europese natuurwetgeving, zag zij hierin plots het voornaamste struikelblok bij tijdelijke natuur. Verschillende horrorscenario’s passeerden de revue. Want wat als het gebiedje met tijdelijke natuur plots de laatste locatie wordt waar een bedreigde soort in Vlaanderen voorkomt? Kan men in zo’n geval 100% juridische zekerheid aan de eigenaar bieden?

De omzendbrief voor tijdelijke natuur bleef op die manier jarenlang stof vergaren in de gebouwen van de Vlaamse administratie.

En dat was jammer. Want verschillende bedrijven stonden in de coulissen te popelen om aan de slag te gaan met tijdelijke natuur. Men had ondertussen proefprojecten kunnen opstarten om de juridische houdbaarheid van het concept te testen.

‘Tijdelijke natuur is een extraatje, géén alternatief voor een performant natuurbeleid gericht op duurzaam veilig gestelde natuur.’

Schauvlieges vrees bleek ongegrond. De dynamiek van de natuur maakt dat men immers nooit sluitende juridische zekerheid aan een projectontwikkelaar kan bieden. Ook buiten de specifieke context van tijdelijke natuur kunnen plots nieuwe soorten opduiken. Om het met een filosofisch getinte boutade te stellen: absolute zekerheid bestaat niet in het leven, ook niet bij tijdelijke natuur. Bovendien garandeert een systeem van voorgaande ontheffing dat de overheid zelf kan beslissen waar tijdelijke natuur gewenst is. Indien er een risico op ecologische val bestaat of het terrein zich eerder leent tot permanente natuurbescherming, kan men eenvoudigweg beslissen géén ontheffing te verlenen. Tijdelijke natuur is immers niet overal zinvol, bijvoorbeeld niet op drassige landbouwgronden die in overstromingsgebied zijn gelegen. Bovendien mag het concept ook niet misbruikt worden als een compensatie voor het verlies van permanente natuur elders. Het is een extraatje, géén alternatief voor een performant natuurbeleid gericht op duurzaam veilig gestelde natuur.

Uiteindelijk is de minister toch overstag gegaan. Het Agentschap voor Natuur en Bos biedt nu meer duiding over het concept op haar website. En de eerste ontheffingen tijdelijke natuur zijn reeds verleend.

Lichtpuntje

Uiteraard zal tijdelijke natuur niet het definitieve antwoord bieden op de biodiversiteitscrisis. Hiertoe is een duurzame transitie, waarbij minder permanente natuur wordt aangesneden of vervuild, wenselijk. Maar dat het concept ook figureert in de Green Deal ‘Bedrijven en Biodiversiteit’ die vandaag wordt afgesloten tussen de Vlaamse Regering en een honderdtal bedrijven in Halle, vormt niettemin een lichtpuntje in deze duistere tijden voor de biodiversiteit.

Elke additionele natuurinspanning moet worden gekoesterd, zeker wanneer zij gebeurt op plaatsen waar tot voor kort géén ruimte was voor natuur.

Tijdelijke natuur toont hoe het ook kan. Zonder aan de beschermingsratio van de natuurbeschermingswetten te raken toch voorbij de klassieke tegenstelling economie-natuur denken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content