Streng in Vlaanderen, onduidelijk in Wallonië: inburgeringstraject verschilt sterk in beide landsdelen

Het inburgeringstraject dat nieuwkomers moeten afleggen, verschilt in Vlaanderen en Wallonië. Joséphine Jones Nkunzimana volgde de cursus aan beide kanten van de taalgrens. ‘In Wallonië miste ik communicatie, in Vlaanderen zijn ze strenger.’

De Burundese Joséphine Nkunzimana kreeg in 2020 haar tijdelijke verblijfstitel en volgde het inburgeringstraject in beide landsdelen. ‘Ik begrijp nu de twee verschillende systemen in dit land.’

Verveeld

In Frameries, een gemeente bij Mons, begon Joséphine haar inburgeringstraject. ‘Vanaf ik mijn voorlopige verblijfsvergunning had, schreef ik me in. Ik wou het zo snel mogelijk achter de rug hebben en beginnen met werken.’ Na de migratiecrisis van 2015 maakte de Waalse regering, 12 jaar na Vlaanderen, het traject verplicht.

Omdat ze al Frans sprak, hoefde Joséphine enkel de lessen rond burgerschap te volgen. ‘Ik verveelde me, eerlijk gezegd. Ik heb twee masterdiploma’s, maar in mijn klas zaten mensen die amper Frans spreken, of niet eens een bankoverschrijving met hun gsm kunnen doen. Ik moest aan anderen tonen hoe ze online treinen of vacatures opzoeken, want zulke dingen leerden ze ons niet.’

De weg vinden

Of Joséphine er dan toch iets van heeft opgestoken? ‘De geschiedenis van België vond ik interessant, en het onderdeel “rechten en plichten”. Maar het fijnste was om anderen te leren kennen, de lessen in Wallonië waren warm en menselijk. Op het einde dronken we allemaal samen een glas.’

Volgens het IWEPS, een evaluatie-instituut dat het Waalse integratiebeleid onder de loep nam, hangt de kwaliteit van de lessen sterk af van waar je als nieuwkomer terechtkomt. Meer dan 200 lokale integratie-initiatieven nemen de uitvoering van de burgerschapslessen of taalcursussen op zich. Die concurreren elk jaar voor een deel van de subsidiekoek en hebben vaak een erg verschillende aanpak. ‘Veel inburgeraars vinden maar moeilijk hun weg in het verbrokkeld integratielandschap’, aldus het IWEPS.

Waals referentiekader

‘Ik moest alles zelf uitzoeken’, bevestigt Joséphine. ‘De communicatie van de Waalse overheid laat te wensen over. Zo ben ik aan ex-inburgeraars gaan vragen welke stappen ik moest ondernemen.’ Een groot verschil met Vlaanderen, zegt ze, waar ‘mijn begeleider me telkens zelf opbelde en alles duidelijk uitlegde’.

Een persoonlijke aanpak is vaak niet mogelijk door de financiële druk op de sector, verklaart Anne-Sophie Deghilage van het Luiks onthaalbureau. ‘We krijgen subsidies voor de verplichte inburgeraars, maar ook de vrijwillige groep groeit sterk. Vorig jaar hadden we 2000 deelnemers voor zeven fulltime medewerkers. We moeten dus noodgedwongen als robots de dossiers beheren.’

‘Een update is broodnodig’, vindt Joséphine. ‘Mijn lesgeefster was nog maar één keer in Brussel geweest, en gaf les vanuit haar Waals referentiekader. Ook de inhoud is eenzijdig: in plaats van te vertrekken van onze vragen, kregen we vooral te horen wat zij belangrijk vinden. Leer eerst iemand naar de bank gaan voor je de geschiedenis van je land uitlegt.’

Om meer grip te krijgen op het integratiebeleid, komt Waals minister voor Werk Christie Morreale (PS) met een nieuw decreet. Inburgeraars mogen het traject in 3 jaar afleggen in plaats van 18 maanden, en lokale integratie-initiatieven krijgen meer subsidievoorwaarden opgelegd. Ook zal een centraal observatieorgaan toezien op de sector.

Resultaatsgericht

Toen Joséphine verhuisde van het landelijke Frameries naar Gent, moest ze daar ook inburgeren. In de omgekeerde richting had dat niet gehoeven. Joséphine kon wel de lessen maatschappelijke oriëntatie overslaan met een test. ‘In Vlaanderen willen ze duidelijk geen tijd verliezen, ze houden daar van efficiëntie.’

De lessen Nederlands vond ze niet mals. ‘In Wallonië volstaat je aanwezigheid in de les, in Vlaanderen moet je slagen voor twee taalniveaus. Omdat ik aan het werk was, kon ik minder goed studeren en moest ik een test opnieuw doen. Ze zijn er duidelijk resultaatsgerichter en strenger dan in Wallonië.’

De testen maatschappelijke oriëntatie en Nederlands zijn sinds september vorig jaar gecentraliseerd en betalend. Dat stootte op verzet van Ligo, de koepel voor basiseducatie, en de CVO’s (Centra voor Volwassenenonderwijs). De vrijheid van lesgeven en de gepersonaliseerde aanpak van lesgevers zou in het gedrang komen.

Joséphine woont tegenwoordig in Brussel, en heeft haar kennis van het Nederlands niet meer nodig. ‘Toen ik in Vlaanderen als orderpicker werkte, was ik het gewoon om de taal te spreken, nu geraak ik niet veel verder dan mezelf voorstellen. Het basisniveau Nederlands dat ik geleerd heb, heeft me dus niet echt geholpen om me meer geïntegreerd te voelen.’

Deuren openen

Werken is essentieel voor iemands integratie in de samenleving, dat vindt ook minister van Integratie en Inburgering Gwendolyn Rutten (Open VLD). Hoewel het traject afgelopen legislatuur uitbreidde met een participatietraject van 40 uur, moeten inburgeraars volgens haar sneller aan de slag. Dat moet gebeuren met het ‘turboplan’: inburgeraars kunnen al voor hun aankomst in België maatschappelijke oriëntatie volgen en hun diploma’s moeten sneller erkend worden.

‘Mijn bachelorsdiploma is vlot erkend, maar toch lukt het niet om een job te vinden’, aldus Joséphine. ‘Werkgevers vinden me overgekwalificeerd of nemen liever iemand aan die in België gestudeerd heeft. Daarom volg ik nu een halftijdse masteropleiding aan de UCLouvain. De integratietrajecten hebben tot dusver geen deuren geopend voor mij.’

Dit interview vond plaats in het kader van ‘Inburgeringstrajecten in België’: één land, drie visies’, een artikel in samenwerking met Augustin Dechamps en Pauline Borissov voor Media Latitudes.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content