Vlinks

‘Staatshervorming? “Efficiëntie” is geen duidelijk uitgangspunt om bevoegdheden te verdelen’

Vlinks Vlinks streeft naar een sociaal, rechtvaardig en inclusief Vlaanderen met maximale autonomie.

‘Het is duidelijk dat iedereen onder de term “efficiëntie” verstaat wat hij of zij wil, afhankelijk van de ideologische voorkeur’, schrijft Jan Wostyn, die vooruit blikt naar een nieuwe staatshervorming.

“Het is gebeurd.” zou Erik van Looy zeggen. We hebben een nieuw record gebroken. Meer dan 550 dagen is het geleden dat dit land een regering kende die de steun had van de meerderheid van het federale parlement. Het record zal echter niet gehomologeerd worden, want tussendoor werden een paar nieuwe regerinkjes gevormd, zoals Michel II, Wilmès I en Wilmès II zowaar. Bij die laatste “regering” steunend op 25% van de zetels, bleek de enige mogelijkheid finaal om het hele parlement naar huis te sturen en via volmachten te regeren. Nu goed, iedereen wist toch al lang dat de partijvoorzitters eigenlijk degenen zijn die het land besturen. Alleen bleek zelfs dat niet goed te werken.

In de vorige column stelde ik daarom dat het initiatief voor een diepgaande hervorming van België beter genomen kan worden door de twee belangrijkste regio’s van dit land: Vlaanderen en Wallonië. Via een rechtstreekse dialoog kunnen zij als legitieme regeringen beter nu al beginnen om de broodnodige staatsomwenteling in 2024 voor te bereiden.

Zowel Di Rupo als Jambon hebben als minister-presidenten namelijk het voordeel dat zij over een ruime parlementaire meerderheid beschikken. Bovendien moeten ze niet vrezen voor hun mandaat want het Vlaams en Waals parlement blijven sowieso 5 jaar zitten.

Wegnemen van angsten

De eerste stap die daarbij genomen moet worden is het wegnemen van de respectievelijke angsten door een aantal gemeenschappelijke uitgangspunten te formuleren. In Vlaanderen bestaan de vrees dat “de Vlaming” opnieuw de factuur zal moeten betalen zonder dat er economisch ook echt iets verandert in Wallonië. In Wallonië leeft dan weer de angst dat een verdere regionalisering zal leiden tot de economische verarming van het Waals Gewest. Daarnaast hebben beide gewesten angst om zich opnieuw te verslikken in een onverteerbare bevoegdhedenlasagne, die tijdens de coronacrisis niet bepaald lekker smaakte.

Daarom volgende eenvoudige uitgangspunten: 1. Een nieuwe staatshervorming moet leiden tot transparante transfers, die gekoppeld worden aan objectieve economische parameters zoals bijvoorbeeld regionale tewerkstellingsgraad of het aantal overheidsjobs. 2. Er moeten voldoende solidariteit en investeringen worden voorzien zodat het Waals Gewest de kans krijgt een economische inhaalslag te maken. 3. Bevoegdheden dienen homogene pakketten te zijn. Geen halve of partiële regionalisering waar finaal niemand nog aan uit raakt.

Daarnaast moeten beide regio’s het er ook over eens worden dat Artikel 35 van de Grondwet eindelijk moeten worden ingevuld. In 2024 zal deze overgangsbepaling 30 jaar in de Grondwet staan. Kan iemand zo’n Grondwet nog ernstig nemen? #tousensemble is gewoon niet hetzelfde als #toutensemble.

Staatshervorming? ‘Efficiëntie’ is geen duidelijk uitgangspunt om bevoegdheden te verdelen.

De centrale vraag blijft dan natuurlijk welke bevoegdheden op het Vlaams-Waals niveau moeten en welke bevoegdheden beter federaal blijven. Dat moet sowieso eerst uitgeklaard worden voor men een ad hoc oplossing voor Brussel en de Duitstaligen kan uitwerken.

Het meest klassieke argument vóór herfederalisering is zonder meer “efficiëntie”. Politici krijgen het aan de bevolking immers niet meer uitgelegd dat er 6 regeringen zijn met eindeloos veel ministers, waaronder 4 ministers van klimaat, 5 ministers voor mondmaskers en 9 voor gezondheid. Dat lijkt toch wel erg hard op verspilling van overheidsmiddelen. “Dat moet toch veel efficiënter kunnen, laten we gewoon alles terug herfederaliseren”, hoor je menig politicus dan pienter voorstellen, alsof men plots het licht heeft gezien.

Tegelijkertijd heb je evenzeer politici die vinden dat net de volledige regionalisering van bevoegdheden tot meer efficiëntie zal leiden omdat de middelen zo veel doelmatiger kunnen worden ingezet.

Het is dan ook duidelijk dat iedereen onder de term “efficiëntie” verstaat wat hij/zij wil, afhankelijk van de ideologische voorkeur. Ik moet ook nog de eerste politicus horen die pleit voor een inefficiënte staat. “Efficiëntie” is dus geen duidelijk uitgangspunt maar een passe-partout waar je nog alle kanten mee op kan.

De reden is dat politici zich bezondigen aan een begripsverwarring tussen beleidsmatige effectiviteit en operationele efficiëntie. Het eerste betekent dat je er op politiek niveau in slaagt tot democratisch gedragen beleidskeuzes te komen met duidelijk afgelijnde bevoegdheden. Het tweede betekent dat je die beleidskeuzes zo efficiënt mogelijk implementeert, zodat zo weinig mogelijk belastingsmiddelen dienen gebruikt te worden.

Beter elk apart vooruitgaan dan samen blijven stilstaan

De regionalisering van de kinderbijslag is hiervoor het perfecte voorbeeld. Het federale Belgische niveau heeft in het afgelopen decennium in die mate aan slagkracht ingeboet dat het niet meer mogelijk bleek op federaal niveau tot een akkoord te komen over een hervorming van de kinderbijslag. De beleidsmatige effectiviteit was met andere woorden zoek.

Zodra de kinderbijslag geregionaliseerd werd, konden in elke regio wel vrij snel meerderheden gevormd worden die tot een hervorming overgingen. Dat we nu met 3 verschillende stelsels zitten die eigenlijk quasi exact dezelfde hervorming hebben doorgevoerd is uiteraard operationeel niet efficiënt. Maar dat is volstrekt onderschikt aan het belang van beleidsmatige effectiviteit.

Wanneer de politieke voorkeuren op regionaal vlak in de toekomst wijzigen en men de kinderbijslag verder wil hervormen om nieuwe accenten te leggen, aangepast aan de regionale noden, zal dat in de toekomst perfect mogelijk zijn. De kinderbijslag terug herfederaliseren zou er daarentegen kunnen voor zorgen dat de beleidseffectiviteit opnieuw wordt ondermijnd indien er federaal geen overeenstemming kan gevonden worden.

De discussie of bevoegdheden al dan niet op federaal of Vlaams/Waals niveau thuishoren kan daarom best op basis volgende twee criteria gevoerd worden: 1. Is er voldoende homogeniteit qua beleidsvisie? 2. Bestaan er substantiële schaalvoordelen op Belgisch niveau?

Enkel indien Vlaanderen en Wallonië in grote lijnen hetzelfde willen én er substantiële schaalvoordelen zijn, lijkt het best bevoegdheden federaal te houden. Denk hierbij mogelijk aan buitenlandse zaken en defensie. Wat justitie betreft blijkt dan weer dat er heel grote verschillen bestaan tussen de Nederlandstalige en Franstalige rechtspraak, wat doet vermoeden dat aan het eerste criterium vaak niet voldaan is. Deze oefening moet hoe dan ook gemaakt worden voor alle bevoegdheden.

De zin en onzin van één federale klimaatminister

Een ander voorbeeld is dat van de vraag naar één federale klimaatminister. Op het eerste zicht lijkt het operationeel veel efficiënter 1 minister te hebben in plaats van 4. Echter, wat baat die operationele efficiëntie indien er geen eensgezindheid is op federaal niveau over het te voeren klimaatbeleid? Los van het feit dat de bevoegdheden die echt een impact kunnen hebben op onze CO2-uitstoot sowieso reeds grotendeels op het niveau van de gewesten zitten. Denk hierbij aan economie, mobiliteit, ruimtelijke ordening en ga zo maar door. Is het beter dat klimaatbeleid federaal blijft stilstaan, of dat het regionaal vooruitgaat?

Gezien de economische, geografische en culturele heterogeniteit tussen de grootste regio’s lijkt het evident dat België nood heeft aan één Vlaamse en één Waalse klimaatminister. Wat Brussel betreft zou één klimaatschepen voor de administratief ééngemaakte grootstad Brussel moeten volstaan. Niet iedereen moet in dit land met de titel van minister willen pronken. De grootsteden Parijs en London, toch tien keer groter dan Brussel, hebben per slot van rekening ook geen eigen klimaatminister.

Daartegenover staat dat onenigheid tussen twee klimaatministers op een internationale conferentie niet bepaald een fraaie indruk zou maken. Zolang België één land is, kan het daarom internationaal beter met één stem spreken. De vraag stelt zich echter of je daarvoor een aparte federale klimaatminister nodig hebt. Zou het niet zinvoller zijn om dan gewoon de premier naar de klimaattoppen te sturen, zeker gezien het grote belang van de klimaatproblematiek?

Dat veronderstelt natuurlijk wel een federaal niveau dat terug normaal functioneert. Daarom moet na de herschikking van de bevoegdheden tussen het Vlaams/Waals Gewest enerzijds, en de Belgische federatie anderzijds, sowieso ook het federale niveau in 2024 volledig hervormd worden.

De federale kieskring

De bevoegdheden die na de volgende staatshervorming in 2024 wel nog op het federale niveau zouden blijven, mogen daarna niet opnieuw lamgelegd worden door de permanente Belgische diplomatieke conferentie. Het huidige federale systeem was de laatste 10 jaar een derde van de tijd bezig met pogingen om een meerderheid te vormen. Welk welvarend land met enig zelfrespect strompelt zo lang kreupel en doelloos rond?

Na de volgende staatshervorming zou men daarom het federale parlement als volgt kunnen hervormen. Het aantal zetels kan teruggebracht worden van 150 naar 50 met regionale kieskringen. Het aantal bevoegdheden waarover politieke en maatschappelijke eensgezindheid bestaat tussen Vlaanderen en Wallonië én dat substantiële schaalvoordelen oplevert, zal immers relatief beperkt zijn. Minder zetels betekent mogelijk ook minder partijen, omdat de kleinste partijen in de regionale kieskringen uit de boot zullen vallen. Dat hoeft echter geen drama te zijn, zolang ze in de regionale parlementen wél nog zetels kunnen halen en daar op het beleid kunnen wegen.

Van deze 50 zetels, kunnen er 25 verdeeld worden tussen de regio’s op basis van het aantal stemmen bij de vorige verkiezingen. In een eerdere column toonde ik reeds aan dat de huidige verdeling op basis van bevolkingsaantallen ertoe leidt dat een Vlaamse stem substantieel minder zwaar weegt dan een Waalse of Brusselse stem. Na bijna 200 jaar België is de tijd toch gekomen om die achterstelling van de Vlaamse kiezer definitief weg te werken. Die achterstelling is niet alleen onrechtvaardig, maar ook de perfecte voedingsbodem voor Vlaamse separatisten.

In de praktijk krijg je dan de volgende verdeling, wanneer het zetelaantal naar boven/beneden wordt afgerond.

'Staatshervorming?
© Vlinks

De andere 25 zetels kunnen dan eventueel verdeeld worden via een federale kieskring, waarin evenzeer elke Belgische stem gelijk gewogen zal worden en iedereen kan stemmen voor alle partijen. Dit is een steeds terugkerend thema waar zowel Groen/Ecolo als ook Open VLD/MR en PVDA/PTB voor pleiten. Op die manier kunnen zij misschien overhaald worden de Belgische staatsomwenteling in 2024 mee te steunen? Indien op die manier België ook democratischer kan gemaakt worden en de Vlaamse stem even zwaar weegt als de Waalse en de Brusselse, lijkt me dat het overwegen waard.

Kristof Calvo kan dan in het Frans campagne gaan voeren in Virton en Jean-Marc Nollet in het Nederlands in Oostende. George-Louis Bouchez kan zijn liefde voor België in het Nederlands komen verkondigen in Antwerpen, en Egbert Lachaert kan de Walen in het Frans charmeren in Mons of Liège. Uit deze nationale campagne zullen dan de 25 meest gesmaakte politici van het land verkozen worden over heel België. De kans bestaat dat dit zal leiden tot één grote mediagenieke ‘maxi pop poll’ met nadruk op personalia in plaats van inhoud, maar dan zijn we tenminste verloste van het gezeur over de federale kieskring.

Aangezien de helft van de parlementsleden in theorie dan het algemeen Belgische belang in acht dient te nemen, zou het daarna ook makkelijker moeten zijn om tot een federale meerderheid te komen. Uiteraard vervallen in dit nieuwe systeem wel alle grendels en pariteiten. Een meerderheid is een meerderheid.

Tot slot kan de Senaat uiteraard opgedoekt worden. De enige bestaansreden van deze tweede kamer lijkt er vandaag in te bestaan om een aantal politici op leeftijd nog een uitloopmandaat aan te bieden. Daar hoeven we trouwens niet mee te wachten tot 2024. In tijden van crisis zouden de partijen beter nu al zélf de verloningen van de senatoren en hun medewerkers voor eigen rekening nemen. Op die manier blijft de Senaat voorlopig juridisch nog wel bestaan, maar kost hij de belastingsbetaler geen cent meer.

Conclusie

Wat de volgende episode wordt in het federale formatiefeuilleton weet voorlopig niemand. Wat wel al duidelijk lijkt is dat we sowieso de 600 dagen zullen overschrijden, aangezien we vóór september geen regering moeten verwachten. Volgens Conner Rousseau zouden “de mensen” dan de ramen van het parlement komen ingooien indien dat niet lukt. Aangezien het parlement zichzelf sowieso al heeft opgeheven ten voordele van de partijvoorzitters, zou dit echter eerder een daad van zinloos geweld zijn. “De mensen” zijn slimmer dan dat en maken hun mening dan wel kenbaar in het stemhokje in de herfst.

Jan Wostyn is gastauteur voor Vlinks

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content