Slachtoffers watersnood getuigen: ‘Is het nu zo moeilijk om één dienst alles te laten regelen?’

Christiane: 'Elders in het dorp wordt er geplunderd, hier niet. Kijk eens rond: wat kunnen ze nog meenemen?' © FRANKY VERDICKT

Eerst kwam het water, daarna kwamen de vragen. ‘Waar blijft die grootschalige hulpactie?’ Een maand na de overstromingen zijn Evelyne en Catherine, buurvrouwen in het zwaar getroffen Pepinster, het wachten beu.

Terwijl de Vesder onverschillig verder stroomt, ‘in de mooiste vallei ter wereld’, zoals Victor Hugo ooit schreef, zoeken Evelyne Delmelle en Christiane Mathanet-Sluse steun bij elkaar.

De Quai Ferdinand Nicolaï waar de twee vrouwen staan te keuvelen, in het hart van Pepinster, is een maand na de overstromingen nog altijd een postapocalyptische scène: ingestorte huizen, ontwortelde bomen, de geur van natte hond en olie.

Stapels vuilnis wachten op een ophaaldienst. Tussen de kieren van de straatstenen groeit modder. ‘Ik heb vandaag mijn coup de blues‘, zegt Evelyne – roodgelakte vingernagels, piercing in haar lip. ‘Ik heb het gevoel dat ik in een cirkel ronddraai. Verzekeringen, gemeentebestuur, we worden van het kastje naar de muur gestuurd. Is het nu zo moeilijk om één dienst alles te laten regelen?’

Iedereen is nu bang voor ratten. Er zijn er al een paar gezien, hopelijk begint het er straks niet van te krioelen.

Evelyne

‘Maak je geen illusies’, haakt Christiane in, met een schriftje in haar linkerhand geklemd. ‘Binnen drie maanden zijn ze ons helemaal vergeten.’

*

Vier weken is het nu geleden dat de Vesder een spoor van verwoesting door zijn vallei trok. Evelyne was met vakantie, die 14e juli. Op bezoek bij haar zus in Frankrijk. Christiane kan de gebeurtenissen nog navertellen tot in de kleinste details.

‘Ik heb het allemaal opgeschreven in mijn schriftje’, zegt ze. ‘Rond twee uur ’s middags ben ik die dag thuisgekomen. Ik zag dat het water begon te stijgen en ik heb snel wat waardevolle spullen naar de eerste verdieping gebracht. Het water bleef maar stijgen, ik kon mijn huis al snel niet meer uit. Het licht viel uit, de verwarming, mijn gsm, op een gegeven moment werkte er niets meer. Maar om elf uur ’s avonds zag ik dat het water aan het dalen was. ‘Oef,’ dacht ik, ‘morgen is het gedaan.’ Ik ben gaan slapen, in de gedachte dat we er bijna van af waren. Maar toen ik de volgende ochtend rond 6 uur wakker werd, zag ik dat het water ineens ongelooflijk hoog stond.’

Evelyne: ‘Twee meter en twintig centimeter, kijk maar naar de sporen op de muren.’

Christiane: ‘Het kolkte en kolkte, zo angstaanjagend. Al mijn meubels waren tegen de muren en vensters geschoven, ik kon geen kant meer uit. Uiteindelijk heb ik vier dagen in mijn slaapkamer boven gezeten. Tot 18 juli. Met alleen een banaan, een bonbon en een fles limonade.’

Evelyne: ‘Ondertussen zag ik de beelden van de overstromingen op de Franse televisie. Verschrikkelijk. Je ziet je eigen huis, je eigen dorp vernield worden en je kunt niets doen.’

Christiane: ‘Ik hoorde de hele tijd helikopters boven mijn huis. Maar pas de 16e, ’s avonds, kwam er een brandweerman aan mijn venster vragen of ik het koud had. “Ik ben in veiligheid”, heb ik hem gezegd. “Ga liever kijken bij mijn moeder, wat verderop in de straat.” Mijn man, die negen jaar geleden gestorven is, heeft veertig jaar lang bij de brandweer gewerkt: ik raak niet zo snel in paniek. Tot ik een dag later voor het eerst naar buiten kon kijken en zag dat het huis van mijn moeder er niet meer stond. Toen werd de situatie ineens een stuk dramatischer.’

Evelyne: ‘Daar stond haar huis, bij de brug, waar die brokstukken liggen.’

Christiane: ‘Uiteindelijk is mijn broer me komen bevrijden, de 18e. Hij vertelde me dat mama meegesleurd was door het water. (zwijgt) 89 was ze. Ze verdiende toch een waardigere dood dan deze?’

Evelyne: ‘Ik ben op 22 juli terug naar huis gekomen. Het was ongelooflijk om mijn huis zo aan te treffen: beneden was alles verwoest, overal lag modder. Boven viel de schade gelukkig mee. Maar waar moet je in hemelsnaam beginnen, als vrouw alleen?’

*

Na het water kwamen de vragen. En zo te horen laten de antwoorden op zich wachten.

Christiane: ‘We zijn onze moreel aan het verliezen. In het begin probeer je zo goed mogelijk op te ruimen en schoon te maken. Maar al snel werd duidelijk dat we er alleen voor stonden. Niemand kwam ons helpen.’

Evelyne: ‘Eén keer is hier iemand van het Rode Kruis geweest. Met een bakwagen om wat te helpen opruimen. En in de sporthal is nu een voedingspost opgericht, waar we eten kunnen halen. Maar wat heb je aan een pak pasta als je geen elektriciteit hebt om te koken? We zijn vier weken verder, waar blijft die grootschalige hulpactie?’

Al snel werd duidelijk dat we er alleen voor stonden. Niemand kwam ons helpen.

Christiane

Christiane: ‘De gemeentedienst en de politie zijn zelf ook getroffen. Het duurt eeuwen voor je iemand aan de lijn krijgt. En op al je vragen krijg je hetzelfde antwoord: “Bel naar de verzekeringen, mevrouw.” Op een dag is hier iemand komen kijken die zei dat hij van de verzekeringen was, en een beetje later iemand die mijn huis “solide” verklaarde. Maar wanneer gaan wij ons geld zien? Dat kan nog maanden duren. Meneer Di Rupo (Waalse PS-minister-president Elio Di Rupo, nvdr) is hier ook geweest. “We gaan jullie helpen”, zei hij. “Dat komt in orde.” Maar voor ik van de overheid iets krijg, kan ik nog tien jaar wachten. En mijn moeder ben ik hoe dan ook kwijt, die krijg ik niet meer terug.’

Evelyne: ‘Iedereen is nu bang voor ratten. Er zijn er al een paar gezien, hopelijk begint het er straks niet van te krioelen. Ik probeer in elk geval zo weinig mogelijk kruimels achter te laten.’

Christiane: ‘Elders in het dorp wordt er geplunderd. Hier niet, hier is niets meer. Kijk eens rond: wat kunnen ze hier nog meenemen?’

Evelyne: ‘Jouw ontvochtiger misschien? Die zijn naar het schijnt moeilijk te vinden, nu iedereen er een wil.’

Christiane: ‘Ze mogen hem hebben. Zonder elektriciteit kan ik er toch niet veel mee aanvangen.’

Evelyne: ‘Gelukkig kan ik voorlopig bij mijn kleine broer terecht, die een beetje hogerop woont. Maar dat kun je ook geen maanden volhouden. En straks begint de herfst, waar moeten we dan naartoe?’

Christiane: ‘Ik logeer momenteel ook bij mijn broer en ik heb het geluk dat ik drie maanden in het huis van een vriendin mag gaan wonen, die in Canada zit. Maar wat daarna?’

Evelyne: ‘Sowieso wil ik in Pepinster blijven. Ik heb hier mijn sociale leven opgebouwd, mijn werk als manicure, ik zie het niet zitten om ergens anders weer helemaal opnieuw te beginnen.’

Christiane: ‘Ik woon hier al sinds mijn tiende en nu ben ik te oud om te verhuizen. Ik blijf ook. (zwijgt even) Maar wanneer gaan we eindelijk weten wat er precies gebeurd is, die nacht van 14 op 15 juli? Gaan we het ooit weten? Iedereen in het dorp is ervan overtuigd dat er fouten zijn gemaakt bij het openzetten van de stuwdam van Eupen. Iedereen. Maar voorlopig hoor je van de verantwoordelijken alleen maar dat het niet hun fout is. Het zal dus onze fout zijn, zeker?’

*

We stappen nog even tot bij het huis van haar overleden moeder. Een ruïne is het nu. ‘Alleen al in deze straat zijn er zes mensen gestorven’, zegt Christiane. ‘De anderen zijn allemaal vertrokken, vraag me niet waarnaartoe.’

Tussen de brokstukken ligt een boeket gekleurde bloemen. ‘Op de begrafenis van mijn moeder hebben we Nous nous reverrons un jour ou l’autre van Charles Aznavour gespeeld’, vertelt Christiane. ‘Dat vond ze mooi.’

Of ze ook de komende maanden in haar schriftje zal blijven schrijven, weet ze nog niet. Waarom ook niet, lacht ze. Als eerbetoon aan haar man, die ook graag schreef. ‘Zo zal deze hele toestand me dan toch iets goed gebracht hebben.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content