‘Religies zijn geen merken, het zijn talen’

‘Willen we het concept ‘religie’ beter begrijpen, dan laten we de bedrijfsmetaforen beter varen en kunnen we beter een vergelijking maken met taal’, schrijft Jonas Slaats in zijn nieuwste boek Religie Herzien.

Wanneer we over religies spreken, dan doen we vaak alsof het aanbiedingen zijn uit een supermarkt: pakketjes van geloofsovertuigingen, gedragsregels, symbolen en rituelen die door verschillende merken worden aangeboden. Die merken adverteren dan met hun eigen specificaties en productengamma. In het pakket van het ene vind je reïncarnatie, in dat van het andere een hemel; in het pakket van het ene vind je gebed, in dat van het andere meditatie; in het pakket van het ene vind je priesters, in dat van het andere rabbijnen. Sommige merken bieden ook meerdere varianten van de eigen koopwaar, zoals een soennitische versie en een sjiitische versie of een Japanse zeneditie en een Thaise theravada-editie. Maar tussen de merken worden onderling geen producten uitgewisseld, laat staan bedrijfsgeheimen. Elk merk wil immers de andere merken wegconcurreren en zichzelf verzekeren van een monopolie in de religiemarkt.

Religies zijn geen merken, het zijn talen.

Zo’n kijk op religie is echter problematisch. De meeste religies hebben immers geen eenduidig ‘aanbod’, ze worden helemaal niet als bedrijven ‘gerund’ en er worden wel degelijk aan de lopende band ‘producten’ uitgewisseld. In mijn nieuwste boek Religie Herzien geef ik daarvan een hele resem voorbeelden: hekserij in het christendom, joodse boeddhisten, hindoes die samen met moslims rituelen uitvoeren in dezelfde tempels, eeuwenoude sjamanistische praktijken die vandaag nog steeds doorleven in gevestigde tradities, atheïsten in verschillende religieuze stromingen, enzovoort. Wie ze wil zien, kan zonder problemen allerhande religieuze fenomenen op het spoor komen die de gangbare kijk op religie grondig aan het wankelen brengen.

Willen we het concept ‘religie’ beter begrijpen, dan laten we de bedrijfsmetaforen beter varen en kunnen we beter een vergelijking maken met taal. Zo’n vergelijking kan gemakkelijker verduidelijken waarom de grenzen van de verschillende religies veel poreuzer en fluïder zijn dan meestal verondersteld wordt. We beseffen immers dat talen zich op verschillende manieren met elkaar kunnen vermengen. Dat kan gaan om enkele leenwoorden (zoals de vele Engelse woorden in het hedendaagse Nederlands), om een volledige tussentaal (zoals het Creools) of om een bewust gecreëerde mengtaal (zoals het Esperanto). Net zo kunnen religies specifieke rituelen overnemen (zoals, bijvoorbeeld, het gebruik van gebedssnoeren in verschillende tradities), kan soms een volledige ’tussenreligie’ ontstaan (zoals, bijvoorbeeld, het sikhisme dat zowel elementen uit het hindoeïsme als de islam in zich opnam) of kan men bewust een syncretische religie uitwerken (zoals, bijvoorbeeld, de Din-i-Ilahi van de Mogolkeizer Akbar, die een poging ondernam om de ideeën uit verschillende tradities van zijn tijd en regio tot één leer te verwerken).

Ook met het concept van meertaligheid hebben we weinig moeite. Niet alleen kun je opgroeien in een gezin waar meerdere talen gesproken worden, je kunt er evengoed zelf voor kiezen om een taal te leren. Op dezelfde manier hoeft het ons helemaal niet te verwonderen dat de hedendaagse academische term ‘meervoudig religieus toebehoren’ eigenlijk al eeuwenlang op een grote hoeveelheid mensen van toepassing is. Je kunt opgroeien in een context waar meerdere tradities je dagelijks omringen, of je kunt ervoor kiezen om je te verdiepen in een traditie die je niet van huis uit meekreeg. In het geval van taal blijft je moedertaal daarbij meestal de taal die je veruit het best spreekt en op de intuïtiefste manier. Ook dat kun je toepassen op meervoudig religieus toebehoren: zelfs al bekeer je je, dikwijls blijven concepten uit jouw ‘moederreligie’ je denken nog steeds beïnvloeden.

Een andere mooie parallel kunnen we trekken aan de hand van accenten. In elke taal zorgt een lappendeken van accenten immers voor een grote interne diversiteit. De accentverschillen kunnen soms zelfs zo ver gaan dat personen die dezelfde taal spreken elkaar niet meer verstaan. Net zo kun je in een religie soms zo’n diversiteit aantreffen dat de beleving van de ene groep voor de andere totaal onbegrijpelijk wordt. Een Japanse zenboeddhist weet hoegenaamd niet hoe hij de rituelen moet uitvoeren in een Thaise tempel, en een protestantse christen die een uiterst sober kerkgebouw gewend is, voelt zich niet meteen thuis tussen de vele iconen en heiligenbeelden in een orthodox klooster.

Ook kunnen we van talen zonder problemen aanvaarden dat ze niet zozeer ‘uitgedacht’, ‘voorgeschreven’ of ‘opgelegd’ worden, als wel ‘ontstaan’, ‘groeien’ en ‘veranderen’. Zelfs al bestaan er boeken die bepalen wat de juiste spelling is en al wordt de grammatica van de zogenaamde ‘standaardtaal’ door taalkundigen in regels vastgelegd en door taalleerkrachten aangeleerd, toch beseffen we dat talen steeds in ontwikkeling zijn in de dagelijkse communicatie van mensen. Voor religies geldt hetzelfde: zelfs al erkent een specifieke religieuze gemeenschap een of meer heilige boeken en zelfs al kennen ze een soort van priesterklasse – wat zeker niet in elke religieuze traditie van toepassing is – toch blijft hun religie sterk evolueren in de dagelijkse geloofsbeleving.

En tot slot, net zoals je in religies fundamentalisten hebt die hun religie zo ‘zuiver’ mogelijk willen houden, heb je in elk taalgebied ook taalpuristen. Die ‘puurheid’ wordt dan niet door priesters verkondigd, maar bijvoorbeeld door taalleerkrachten of door politieke leiders die hun macht baseren op het bestendigen van een culturele identiteit. Zij kijken veelal neer op dialecten en straattaal, en negeren bijgevolg hoezeer die dialecten en straattaal een onmiskenbaar onderdeel vormen van de reële taaldiversiteit. Ook doen ze soms alsof het altijd duidelijk was wat de juiste taalregels waren, en dat die taal maar op één specifieke manier gesproken kan worden. In het licht van de geschiedenis is dat natuurlijk onzin. Het Middelnederlands is bijvoorbeeld voor Nederlandstaligen wel herkenbaar, maar slechts moeizaam leesbaar. Laat staan dat ze Middelnederlands kunnen spreken. Evenzo zou een bijeenkomst van de apostelen in de vroege christelijke gemeenschap weinig herkenbaar zijn voor hedendaagse christenen. Om daarvan enkele voorbeelden te geven: het Nieuwe Testament bestond nog helemaal niet (waardoor de eerste christenen vooral thuis waren in de joodse Thora), van een belangrijk doctrinair concept als de drie-eenheid was in de eerste twee eeuwen van het christendom hoegenaamd geen sprake, en de latere kerkvaders doorspekten hun leer met allerhande Grieks-Romeinse filosofische concepten die niet aanwezig waren in het joodse gedachtegoed van Jezus’ leerlingen.

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat alles dan maar los zand is. Er bestaan wel degelijk bepaalde elementen die een religie samenbinden, alleen zijn ze steeds flexibel. En ook dat is net zoals taal. Want talen bezitten zonder twijfel een eigenheid. Ze hebben hun eigen woorden en grammatica. Maar tegelijkertijd zijn die woorden en grammatica steeds aan verandering onderhevig.

Kortom, je kunt religies beschouwen als talen die niet uit woorden en grammaticale regels bestaan, maar uit symbolen, rituelen, verhalen, leefwijzen en ideeën. En in die optiek wordt de inherente flexibiliteit van religie – die in onze maatschappelijke debatten al te vaak over het hoofd wordt gezien – heel wat gemakkelijker te begrijpen. Want hoewel die symbolen, rituelen, verhalen, leefwijzen en ideeën de eigenheid van een traditie bepalen, tegelijkertijd zijn ze ook steeds aan verandering onderhevig.

Fragment uit Religie Herzien: voorbij het wij-zij denken van seculier versus religies, dat in februari verscheen bij Davidsfonds. De tekst werd lichtjes aangepast om de leesbaarheid als afzonderlijk artikel te verhogen.

Jonas Slaats, Religie Herzien, Uitgeverij Davidsfonds
Jonas Slaats, Religie Herzien, Uitgeverij Davidsfonds© .

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content