Na meer dan 400 dagen is het nu wel genoeg geweest, vindt Vista-voorzitter Jan Wostyn. ‘Wanneer basale principes van politieke samenwerking niet langer gerespecteerd worden door bepaalde partijen, moet ingegrepen worden. De Brusselse PS kan en mag nooit beloond worden voor haar anti-democratische houding.’
Afgelopen week speelde er zich de zoveelste onverkwikkelijke episode af in de Brusselse formatiesoap. Na weken van relatieve stilte, had George-Louis Bouchez al dan niet toevallig op de Vlaamse Feestdag opnieuw groot nieuws. Een magische oplossing, uiteraard uit zijn hoed getoverd, zou eindelijk voor een oplossing in Brussel zorgen. Zijn voorstel had inderdaad de mérite creatief te zijn, maar minder dan 24 uur na de lancering ervan, was het eigenlijk alweer morsdood.
Bouchez stelde voor dat een “N-VA compatibele persoonlijkheid” als Franstalige staatssecretaris op conto van de MR zou worden aangesteld om N-VA zo toch half in de regering te krijgen. In ruil zou N-VA dan effectief een soort gedoogsteun verlenen aan Nederlandstalige kant, zodat daar ook een meerderheid zou zijn, die nodig is om een Brusselse regering op de been te brengen.
Alleen bleek al heel snel zoveel onduidelijkheid over de interpretatie van die regeling te bestaan, dat het voorstel meteen in de prullenmand mocht. Ten eerste bleef het voor de Brusselse PS absoluut ondenkbaar om ook maar met iemand van N-VA aan tafel te zitten. Geen kopstuk, zelfs geen “sherpa” of medewerker. Blijkbaar is elk lid van N-VA nog steeds een soort lepralijder waarmee elk contact ten stelligste moet vermeden worden, op gevaar voor eigen leven.
Ten tweede bleek er ook onenigheid over wie die “N-VA compatibele” staatssecretaris dan zou aanduiden. N-VA wilde die uiteraard zelf aanduiden, terwijl PS blijkbaar van Bouchez de indruk had gekregen dat zij die min of meer mochten goedkeuren.
Slinks manoeuvre?
Bovendien loste het voorstel van Bouchez eigenlijk een probleem op dat niet bestond. De 4 Nederlandstalige partijen aan tafel (Groen, N-VA, Open VLD en Vooruit) hadden namelijk al een akkoord gesloten over de postenverdeling langs Nederlandstalige kant. Groen en N-VA zouden een minister krijgen, Vooruit een staatssecretaris en Open VLD stelde zich tevreden met een regeringscommissaris op begroting. Waarom moest N-VA dan zo nodig een staatssecretaris krijgen langs Franstalige kant? De enige reden die ik kan bedenken is dat een staatssecretaris minder zwaar weegt dat een minister. Juridisch gezien betekent consensus binnen de Brusselse regering namelijk consensus tussen de 5 ministers, niet de staatssecretarissen. Was dit een slinks manoeuvre om de N-VA later te kunnen passeren bij onenigheid in de schoot van de regering?
Wat er ook van zij, na meer dan 400 dagen is het nu wel genoeg geweest. Het is werkelijk hemeltergend dat na bijna 200 jaar België, de grootste Vlaamse én Belgische partij, die vandaag zelfs de premier levert, moet smeken om misschien eventueel als het eventjes kan toch een medewerkertje aan tafel te mogen hebben bij de regeringsonderhandelingen in de eigen hoofdstad. Wie verzint zoiets?
Wie kan zoiets langer tolereren? Waarop wacht de federale regering nog om zelf in te grijpen in Brussel? Hoe is het zelfs mogelijk dat N-VA kopstuk Cieltje Van Achter zich zo onderdanig opstelt dat ze zelfs bereid is om een medewerker in haar plaats te sturen? Politici hebben soms een te groot ego, maar een totaal gebrek aan zelfrespect is soms nog ergerlijker.
Onaanvaardbaar veto van de PS
Het is nu echt wel tijd dat álle Vlaamse partijen éénduidig stelling innemen: het veto van de Brusselse PS om zelfs maar aan tafel te gaan bij onderhandelingen is principieel onaanvaardbaar. Je kan 101 compromissen maken over de inhoud van een politiek akkoord, over de snelheid van een besparingstraject, over waar precies moet ingegrepen worden, over wie welke ministerportefeuille krijgt, etc… Maar je kan geen compromis sluiten over het basale principe dat je elkaar als gelijkwaardige partners aanvaardt en met elkaar aan tafel gaat. Het is tijd dat ook partijen als Groen, Vooruit, CD&V en Open VLD dat standpunt innemen. Ook zij kunnen hier niet blijven van wegkijken.
Finaal moet de Brusselse PS dan voor de keuze gesteld worden. Ofwel laat die partij eindelijk dat onaanvaardbare veto vallen en gaat ze aan tafel met de 4 partijen die de Nederlandstalige meerderheid in Brussel gevormd hebben. Ofwel blijft ze dat weigeren en dan komt er tot aan de verkiezingen van 2029 geen nieuwe Brusselse regering en blijven we 5 jaar in lopende zaken.
Dat is geen goed nieuws voor Brussel, maar basale principes zijn niet onderhandelbaar. Als de Brusselse politici in lopende zaken ervoor kiezen om de schulden gewoon verder te laten oplopen, dan is dat hun verantwoordelijkheid. Bij een volgende staatshervorming zullen ze dan niet anders kunnen dan een verregaande herziening van het statuut van het Gewest te ondergaan, in ruil voor een gedeeltelijke federale overname van de schuld.
Onder federale voogdij
In tussentijd moet de federale regering zich klaarmaken om zelf in te grijpen indien de zaken in Brussel verder budgettair uit de hand blijven lopen. Volgens grondwetspecialist Quinten Jacobs zijn hiervoor twee mogelijke pistes. Ten eerste kan de federale regering bepaalde bevoegdheden zoals mobiliteit en openbare werken “usurperen”. Dat betekent dat zij die bevoegdheden overneemt maar dan ook zelf moet instaan voor de financiering ervan.
Concreet kan zo bijvoorbeeld het budget van de MIVB en de investeringsplannen tijdelijk onder federale voogdij komen. Aangezien de MIVB een budget heeft van meer dan 1 miljard euro, komt dit Brussel zelfs ten goede en kan de totale financiële instorting voorkomen worden. Uiteraard moet dit budget ook wel dringend herbekeken worden. Het budget van de MIVB steeg over de periode 2016-2022 met maar liefst 46%. Een rationalisatie zowel aan de inkomsten- als de uitgavenzijde dringt zich op.
Ten tweede kan de federale regering door een bepaling in de Bijzondere Financieringswet (BFW) de leencapaciteit van een deelstaat inperken. Het Brussels Gewest leent vandaag zo´n 2,1 miljard per jaar, waarvoor 1,6 miljard voor zijn torenhoge deficit en 500 miljoen herfinanciering. Het tekort bedraagt zo´n 28% van de eigen inkomsten, terwijl Europa hiervoor een maximum van 6% hanteert. Brussel en vooral de Brusselse belastingbetaler moeten dringend tegen zichzelf beschermd worden.
Hiermee bewegen we ons wel op onbekend terrein want deze bepaling uit de BFW werd nog nooit gebruikt. Een eerste stap is dat de Minister van Financiën, Jan Jambon (N-VA) een (niet-bindend) advies moet vragen aan de Hoge Raad van Financiën. Het lijkt me nuttig alvast die eerste stap te zetten bij de herneming van het politieke jaar in september.
De Brusselse situatie kan na meer dan 400 dagen niet langer oogluikend getolereerd worden. Wanneer basale principes van politieke samenwerking niet langer gerespecteerd worden door bepaalde partijen, moet ingegrepen worden. De Brusselse PS kan en mag nooit beloond worden voor deze anti-democratische houding. Er zijn grenzen aan het geduld en de welwillendheid. Daarna is het aan de kiezer om in juni 2029 aan te geven welke toekomst men wil voor het Brussels Gewest.
Jan Wostyn is voorzitter van Vista, een politieke beweging die een Vlaams sociaal-liberaal alternatief voorstaat, dat de particratie doorbreekt en de band tussen Brussel en Vlaanderen versterkt.