Vandenbroucke vs. Engelaar, of de lange oorlog tussen partij en vakbond

In de Wetstraat benadert Frank Vandenbroucke het meest van al het beeld van een Vietnam-veteraan, een krijger van vele, altijd hard uitgevochten oorlogen.
Walter Pauli

De Vlaamse socialisten van Vooruit reageren opgelucht op het zomerakkoord van de regering-De Wever. De socialistische vakbond ABVV is boos en roert de oorlogstrom. De tweespalt kristalliseert zich uit in de figuur van Frank Vandenbroucke, niet voor het eerst en evenmin voor het laatst.

De grootste sociaaleconomische hervorming van deze eeuw’, vond premier De Wever van zijn zomerakkoord. Zijn viceministers knikten instemmend, Frank Vandenbroucke (Vooruit) nog het meest nadrukkelijk van allen. ABVV-topman Bert Engelaar zette die beoordeling op zijn kop: ‘De grootste sociale afbraak van deze eeuw.’

‘Een drache aan antisociale maatregelen’, vond PS-Kamerfractieleider Pierre-Yves Dermagne – een drache is een zomerse stortbui die iemand kletsnat maakt voor men het beseft. Tot aan de vorming van het kabinet-De Wever waren Vandenbroucke en Dermagne drie jaar lang de socialistische collega-vicepremiers in de federale regering-De Croo. Vandaag is er nog amper dialoog.

Vandenbroucke kent de kritiek van de vakbonden en van de PS nog voor die is uitgesproken. Het is namelijk niet de eerste keer dat dit conflict zich binnen de socialistische beweging voordoet. Het zal ook niet de laatste keer zijn.

Harde logica

In de Wetstraat benadert Frank Vandenbroucke het meest van al het beeld van een Vietnam-veteraan, een krijger van vele, altijd hard uitgevochten oorlogen. ‘Het was soms hard knokken’, zei hij ook nu. Tegelijk kent hij ook de belangrijkste voorwaarde om te overleven: choose your battles.

Ga dus geen gevechten aan die je nooit kan winnen. Daarom houdt Vandenbroucke enige afstand van het terrein van vicepremier en minister van Werk David Clarinval (MR). In ruil komt Clarinval (en met hem MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez) ook minder op Vandenbrouckes terrein dan de Franstalige liberalen zouden willen. Inzake volksgezondheid bepaalt Vandenbroucke de lijn, inzake werk Clarinval. Die is rechts en volgt openlijk een steeds hardere werkgeverslogica. Hij is ook minister van Economie.

De grootste zwakte van Vooruit is niet de eigen aanwezigheid als ‘slechts’ vierde regeringspartij op vijf, maar de afwezigheid van de PS.

De grootste zwakte van Vooruit is niet de eigen aanwezigheid als ‘slechts’ vierde regeringspartij op vijf (in zetels, niet in stemmen), maar de afwezigheid van de PS. En, niet in het minst, de gewijzigde attitude van CD&V. Voorheen waren de christendemocraten zeer geïnteresseerd in het beheren van sociale departementen. Jean-Luc Dehaene werd pas echt bekend als daadkrachtig politicus toen hij minister van Sociale Zaken (1981-1988) was. Miet Smet was een sterke minister van Werk – toen nog Tewerkstelling en Arbeid (1992-1999).

Dat is zo goed als voorbij. In de Vlaamse regering bezet de CD&V geen enkel belangrijk sociaaleconomisch departement. Caroline Gennez (Vooruit) op Welzijn en zeker Zuhal Demir (N-VA) op Onderwijs én Werk zijn daar de sterkhouders. Voor de laatste christendemocraat op een groot sociaal departement in de federale regering, moeten we al terug tot Kris Peeters (Werk) in de regeringen-Michel I en II. In de zwakke opvolg-kabinetten Wilmès I en II mocht Nathalie Muylle hem opvolgen, zij het pas na een overbodige passage van Wouter Beke. Eigenlijk interesseerde het CD&V toen al niet meer echt.

Dus kiest Vandenbroucke in de eerste plaats voor de eigen departementen Volksgezondheid en Sociale Zaken. Het bij de regeerverklaring al sterk opgetrokken budget voor volksgezondheid staat (voorlopig) nog altijd overeind. Met de dokters wordt het nog een robbertje onderhandelen over de erelonen.

Bonus-malus

Maar in het departement Pensioenen heeft hij zich zo te zien wél nog stevig gemoeid. Anders dan in het regeerakkoord stond, wordt in het zomerakkoord de tijdelijke werkloosheid beschouwd als gewerkte dagen bij de berekening van het pensioen. En voor de berekening van het minimumpensioen tellen de ziektedagen mee. Dat zijn niet onbelangrijke sociale correcties.

De basisfilosofie was: alleen door met zijn allen langer te werken kan het pensioen voor allen betaalbaar blijven. En dan nog.

Het is sterker dan hemzelf. Niet Jan Jambon maar wel Frank Vandenbroucke geldt als dé politicus-specialist inzake pensioenen. Bovendien maakt Vandenbroucke al jaren naam met een visie die zeker niet exclusief ‘socialistisch’ is. Hij was tussen 2013 en 2014 een van de twaalf experts van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040, al snel de Commissie-Vandenbroucke genoemd. De rapporten van deze Commissie uit 2014 en 2015 werden — zelfs over de (meeste) grenzen van oppositie en meerderheid — vrij algemeen aanvaard als een uitstekende basis voor een toekomstige pensioenhervorming.

Sommige cruciale voorstellen zijn nooit doorgevoerd, zoals het pensioen met punten. Dat sneuvelde in januari 2018 op het sociaal overleg in de schoot van het nationaal pensioencomité. De vakbonden waren tegen. Andere bekommernissen zijn wel degelijk in wetteksten omgezet, zoals maatregelen om de pensioenleeftijd en de werkzaamheidsgraad te verhogen. De basisfilosofie was: alleen door met zijn allen langer te werken kan het pensioen voor allen betaalbaar blijven. En dan nog.

Om de filosofie van Frank Vandenbroucke inzake pensioenen te begrijpen, grijpt men best terug naar het 54 pagina’s tellende verslag van een memorabele hoorzitting in de Kamercommissie Sociale Zaken op 20 mei 2015. Vandenbroucke werd toen aangesproken met ‘professor Vandenbroucke’, want tussen 2011 en 2020 (’He’s back, bitches.’) had hij de politiek ingewisseld voor een academische loopbaan aan de universiteiten van Leuven, Antwerpen en Amsterdam.

Wat Vooruit inzake pensioenen mee heeft beslist in de schoot van de regering-De Wever, is in wezen weinig anders dan wat Vandenbroucke exact tien jaar geleden al voorstelde.

Wat Vooruit inzake pensioenen mee heeft beslist in de schoot van de regering-De Wever, is namelijk in wezen weinig anders dan wat Vandenbroucke toen, exact tien jaar geleden, al voorstelde aan de verzamelde Kamerleden. De waardering voor zijn uiteenzetting was toen groot, zij het nog explicieter bij de meeste centrumrechtse interpellanten dan bij de linkse.

Vandenbroucke sprak toen al over de pensioenbonus en de wenselijkheid om een pensioenmalus in te voeren. Hij was vóór de pensioenbonus, legde hij omstandig uit, toch zoals de regering van Elio Di Rupo die hervormd had: ‘Men moet werken om de pensioenbonus te krijgen. Gelijkgestelde periodes zijn niet van toepassing. Bovendien is de pensioenbonus gebaseerd op een notie van loopbaanduur. Hij is immers als volgt geformuleerd: “Als iemand langer doorwerkt dan hij eigenlijk moet, dan begint hij de pensioenbonus te krijgen.”’

Politieke keuze

Vandenbroucke voegde eraan toe: ‘Ik zou de bonus integreren in een mechanisme waarbij er ook een negatieve correctie is. Als u dat een malus wilt noemen, dan kan dat. Eigenlijk moet men dus een bonus-malus hebben.’

De kloof tussen vakbond en partij inzake pensioenen is fundamenteler dan een verschil in tactiek of strategie. Het gaat ook niet om het stugge karakter van Vandenbroucke of de profileringsdrang van Engelaar. Het gaat om een wezenlijk politiek, haast ideologisch meningsverschil.

Er was slechts één openlijke dissident. Marco Van Hees (PVDA) vond (en vindt): ‘Les pensions sont parfaitement payables.’ Het enige punt waarop de PVDA’er Vandenbroucke volgde, was diens suggestie om de financieringsbasis voor de pensioenen te verruimen: ‘Een financiering op basis van het vermogen moet een rol kunnen spelen’, vond ook Van Hees.  Daar dook al een meerwaardebelasting op.

De uitleg van de PVDA toen is bijna woordelijk hetzelfde als wat de vakbonden vandaag bepleiten. Zoals ABVV’er Bert Engelaar in Het Laatste Nieuws zei: ‘Het riedeltje dat de pensioenen onbetaalbaar worden klopt niet. Besparen op de pensioenen is een politieke keuze.’

Dat geeft aan dat de kloof tussen vakbond en partij inzake pensioenen fundamenteler is dan een verschil in tactiek of strategie. Het gaat ook niet om het stugge karakter van Vandenbroucke of de profileringsdrang van Engelaar. Het gaat om een wezenlijk politiek, haast ideologisch meningsverschil.

Royale steun

Vandenbroucke heeft nooit anders gedacht en gehandeld dan vandaag, en SP/SP.A/Vooruit eigenlijk ook niet.  Toen Jean-Luc Dehaene in 1992 als nieuwe premier aan zijn reusachtig besparingstraject begon om België de eurozone in te loodsen, was dat – anders dan wat de mythevorming er later van heeft gemaakt – geen lange zegetocht van begin tot het einde. Zeker in 1992 en 1993 was er binnen die rooms-rode meerderheid weinig animo om te besparen en te hervormen. Met name de twee grootste partijen, CVP en PS, lagen dwars, tot groot misprijzen van Dehaene zelf. Gelukkig was er de royale steun van de Vlaamse socialisten, schreef hij in zijn Memoires: ‘De SP had begrepen dat blindelings de vakbonden volgen, neerkwam op politieke zelfmoord. Zowel vicepremier Willy Claes als minister van Pensioenen Freddy Willockx binnen de regering, als partijvoorzitter Frank Vandenbroucke buiten de regering stoffeerden het debat met constructieve voorstellen en probeerden de PS tot rede te brengen.’

Het werd nooit zo bizar als bij de regering van Elio Di Rupo in 2011. Nog voor hij zijn eed als eerste PS-premier zou afleggen, stonden de vakbonden, ABVV op kop, al te betogen tegen de aangekondigde maatregelen om de pensioenleeftijd op te trekken.

Het ABVV bekeek dat anders dan Dehaene. In de herfst van 1993 organiseerde (vooral) het ABVV een algemene staking tegen de regering-Dehaene, waar de PS én de SP dus deel van uitmaakten.

Dat gebeurde opnieuw in 2005-2007. De paarse regering-Verhofstadt II (opnieuw met PS en SP.A erbij) stak al haar Latijn in het Generatiepact, het eerste plan om de sociaaleconomische gevolgen van de vergrijzing aan te pakken. Het werd een pijnlijk conflict. Een groep ABVV’ers trok in 2005 zelfs naar een SP.A-partijcongres in Hasselt om daar ostentatief de rug te keren naar de socialistische ministers.

Het werd nochtans nooit zo bizar als bij de regering-Di Rupo. Al enkele dagen voordat Elio Di Rupo op 6 december 2011 zijn eed als eerste PS-premier in bijna veertig jaar zou afleggen, stonden de vakbonden, ABVV op kop, al te betogen tegen de aangekondigde maatregelen om, bijvoorbeeld, de pensioenleeftijd op te trekken.

Wat vandaag gebeurt, is een nieuwe krachtmeeting in een conflict dat blijkbaar geen einde kent.

Broos

In de harde Wetstraatcultuur is het bij het mee regeren zaak om zowel de rug recht te houden als toegevingen te doen, om compromissen te sluiten zonder principes op te geven. Maar politiek gaat ook, en altijd, over mensen. Omdat Vooruit het zonder PS moet doen en ook met minder steun van de CD&V, is de matigende invloed op een aantal verregaande maatregelen inzake werk minimaal geweest. Dus komen ze harder aan in de samenleving.

Dan is het niet verwonderlijk dat vakbonden in het verweer komen. Dat is namelijk ook hun rol in ons sociale overlegsysteem. En vandaag gaat het snel en vaak hard. Steeds meer grootwarenhuizen zijn ook op zondag open. Dat is fijn voor ‘de hardwerkende Vlaming’. Maar mogen de even hardwerkende werknemers uit de distributie straks nog netjes betaald worden voor die extra prestaties? Of wordt dat een sector die zeker in het weekend op goedkope flexi-jobbers draait? Moeten ernstige loononderhandelingen vooraf, in de toekomst zo goed als onmogelijk worden gemaakt? Dat is toch waar de nieuwe maatregelen van Clarinval op aansturen?

Wat als Rousseau’s favoriete kassierster Deborah uitvalt met een burn-out, door al die extra overuren en flexibele roosters? Zeker, de gezondheidszorg blijft overeind, maar langdurig zieken zullen zich sneller moeten verantwoorden, net als hun dokters als die te meegaand zouden zijn met hun patiënten.

Hoe zou het inmiddels zijn tussen Vooruit-voorzitter Conner Rousseau en zijn favoriete kassierster Debora van de supermarkt in Nieuwpoort? Als nieuwe partijvoorzitter verwees Rousseau graag naar haar om aan te tonen dat Vooruit opnieuw de partij is van de werkmens, de ‘kleine of gewone man of vrouw’. Wat zou ons Debora vandaag vinden van nog meer flexibiliteit, minder zekerheid en niet zo veel extra loon voor een pak extra werk? Wat als Deborah uitvalt met een burn-out door al die plotse overuren en steeds flexibelere roosters? Zeker, de gezondheidszorg blijft overeind, maar langdurig zieken zullen zich sneller moeten verantwoorden, net als hun dokters als die te meegaand zouden zijn met hun patiënten. Is dat niet wat Frank Vandenbroucke zelf beoogt?

En wordt daarbij een aantal kleine mannen en (vooral) vrouwen geen onrecht aangedaan? Een pensioenmalus is theoretisch zeker te verantwoorden, als onderdeel van een globaal model. Maar het wordt een ander verhaal als kassiersters, vaak laaggeschoolde vrouwen met kinderen die soms moeilijk anders kunnen dan deeltijds werken (bijvoorbeeld na een echtscheiding), straks a posteriori afgerekend worden op hun voorbije loopbaan. Dus op een leven van hard werken – voed maar eens een paar kinderen op – waarbij ze overigens geen enkele wettelijke bepaling hebben overtreden. Erger, ze kunnen die deeltijdse jaren nooit meer ‘goedmaken’, zelfs al zouden ze willen of kunnen. Alsof ze ineens vastzitten in een pas geplaatste fuik.

Dat is natuurlijk een verantwoordelijkheid die alle regeringspartijen aangaat. Ook Vooruit.

 

  

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content