‘De CD&V bleef hopen dat Pieter De Crem in de coulissen zou blijven opereren en zo de rechtervleugel van de partij zou blijven versterken. Maar in de werkelijkheid speelde hij al in een ander theaterstuk, dat van het radicaal-rechtse populisme’, schrijft Mark Van de Voorde na het vertrek van Pieter De Crem uit de partij. in zijn nieuwe boek Niet in onze naam roept hij op tot christelijk verzet tegen populisme en antidemocratie.
Of CD&V al vóór de Pano-reportage op de hoogte was van de strapatsen van de Aalterse burgemeester, weet ik niet. Indien wel, heeft de partij Pieter De Crem daar toen al op aangesproken? Dat weet ik evenmin. Dat signalen over wat gaande was in Aalter nooit Brussel zouden hebben bereikt, is erg onwaarschijnlijk. Maar dat weet ik helaas ook niet. Wat ik dan wel weet?
Dat het discriminerend woon- en inschrijvingsbeleid van de gemeente Aalter niet alleen in strijd was met de wetgeving maar ook in tegenspraak met een van de fundamenten van de rechtsstaat en de democratie, namelijk het gelijkheidsbeginsel. Alle burgers hebben recht op een gelijke behandeling.
Dus ook op een zelfde administratieve afhandeling van hun vraag tot inschrijving in de gemeente. Dat was in Aalter niet het geval. Wie een naam droeg die ‘een vreemde origine’ kon doen vermoeden, werd onderworpen aan onderzoek en bezoek die autochtonen niet moesten ondergaan.
Kortom, het beleid van burgemeester De Crem was illegaal én ondemocratisch. Dat zou voor zijn christendemocratische partij voldoende moeten geweest zijn om hem ter orde te roepen, nog vóór er een mediazaak van kwam. Of de partij dat heeft gedaan, weten wij niet. Maar dat hadden wij mogen weten. Dat hadden we als burgers van een democratische rechtsstaat zelfs te horen moeten krijgen.
De afbraak van de rechtsstaat en de democratie – dat was gaande in Aalter – door een bestuurde die via verkiezingen zijn ambt heeft gekregen, is een zaak die niet in de beslotenheid van een partijcenakel mag worden afgehandeld. De schending van wet en institutie had men – de partij dus – meteen publiek moeten maken, toen duidelijk werd dat betrokkene niet bereid was een knieval te doen maar zijn fout beleid ‘een goed beleid’ bleef noemen.
Uiteraard is het allemaal best te begrijpen dat men liever wachtte tot het onderzoek van Audit Vlaanderen was afgerond. Al was het maar wegens de gemeentelijke autonomie (ingeschreven in artikelen 41 en 162 van de Belgische Grondwet).
Gemeenten zijn autonoom voor alle taken van gemeentelijke belang. Daar valt de inschrijving in de gemeente ook onder. Maar gemeenten zijn niet zonder meer autonoom in hun beleid, ze zijn ook aan toezicht onderworpen (van de Vlaamse overheid). Vandaar het onderzoek van Audit Vlaanderen. Helaas, vandaar ook dat CD&V liever dat onderzoek afwachtte.
En toch, de discriminatie ven bepaalde burgers was in Aalter zo flagrant onwettelijk en zo inherent ondemocratisch, dat wachten wel juridisch en procedureel te verdedigen viel maar ethisch en politiek helemaal niet te aanvaarden.
Ik weet wel dat alle politieke partijen, van links tot rechts, zich liever gedeisd houden en zwijgen wanneer eigen mandatarissen hun boekje te buiten gaan, terwijl ze zo graag hetzelfde gedrag van mandatarissen van andere partijen luidkeels en indiscreet aanklagen.
Van een christendemocratische partij verwacht ik evenwel dat ze het gelijkheidsbeginsel niet alleen wettelijk en bestuurlijk onderschrijft, maar ook daadwerkelijk toepast voor zichzelf: even streng of even mild oordelen over de wandaden van eigen partijleden als over de wandaden van leden van andere partijen.
De vraag kan worden gesteld of Pieter De Crem inhoudelijk nog wel een partijlid was, zijn partijkaart buiten beschouwing gelaten. Nadat hij zich eerst heel lang in de buitenbaan van CD&V had bewogen, was hij al jaren in denken en handelen geen christendemocraat meer.
De partij bleef hopen dat De Crem in de coulissen zou blijven opereren en zo de rechtervleugel van CD&V zou blijven versterken. De Crem speelde echter in de werkelijkheid al in een ander theaterstuk, dat van het radicaal-rechtse populisme.
Moet ik het lichtgelovigheid, zelfbegoocheling of opportunisme noemen dat CD&V dit niet wou inzien? Nochtans had Pieter De Crem duidelijke symbooldaden gesteld die moesten laten verstaan dat hij afscheid had genomen van de christendemocratie en zich stilaan aan het distantiëren was van de democratische rechtsstaat.
In 2019, na de voor CD&V desastreuze verkiezingen, weigerde De Crem de eed van kamerlid af te leggen. In 2024, na de breuk van de gemeentelijke kartellijst CD&V/N-VA, kwam hij in Aalter op met een nieuwe, in de realiteit fictieve kartellijst, CD&V/DU. De kartelpartner DU (Democratische Unie) was gewoon een creatie van hemzelf. Door die zogenaamde kartellijst kon hij ontsnappen aan eventuele bemoeienissen van het CD&V-hoofdkwartier.
Het aarzelen van CD&V na de Pano-uitzending is verklaarbaar, maar is ten gronde een foute inschatting. Wilde men voorzichtig te werk gaan, omdat men de rechtervleugel van de partij niet wilde voor het hoofd stoten? Wellicht. Maar Pieter De Crem was niet meer rechts, zijn discriminerende woon- en inschrijvingsbeleid was extreemrechts: populistisch en antidemocratisch.
In mijn boek Niet in onze naam (uitgeverij Otheo Books) dat deze week verschijnt, roep ik op tot christelijk verzet tegen populisme en antidemocratie. Van de christendemocratische CD&V, waarvan de personalistische mens- en maatschappijvisie christelijke wortels heeft, verwacht ik ook verzet tegen populisme en antidemocratie. Op de eerste plaats in eigen rangen.