In het St John’s College in Oxford kon minister Frank Vandenbroucke vrijdag eens echt ‘de professor’ zijn. Als spreker van de prestigieuze Sydney Ball-lezing had hij het over sociale zekerheid en verantwoordelijkheid, en eigenlijk dus ook over de rol van Vooruit in de regering-De Wever: ‘Zal het lukken? Oprecht: ik weet het niet.’
‘Responsibility and the demands of solidarity: Defending the welfare state in hard times.’ Dat was de lange titel van een lezing die minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) vorige vrijdag gaf aan het impressionante St John’s College in Oxford. Het thema van zijn academische lezing bevatte meteen de drive van zijn politiek engagement als minister.
Het was een lezing die tegelijk academisch uitleggend was, maar ook brandend actueel. Het was ook een lezing die handelde over de grote, wezenlijke vragen die Vandenbroucke bezighouden sinds hij een sociaaldemocratisch politicus is. Zoals hij het zelf zei: ‘Het verdedigen van de voordelen van solidariteit is an uphill battle geweest gedurende het grootste deel van mijn professionele en politieke carrière, en zeker in de jaren 1980.’
In die zin was zijn lezing ook een terugkeer naar zijn jonge jaren. In de vroege jaren 1980 was de jonge Frank Vandenbroucke student economie in Cambridge. Het waren de Thatcher-jaren, de hoogtijdagen van de neoliberale afbraak van de welvaartsstaat.
Vandenbroucke ziet die oude demonen vandaag terug opduiken, zelfs in de schoot van de regering waarvan hij zelf vicepremier is: ‘Er is een zorgwekkende terugkeer naar een eenzijdige nadruk op oneigenlijk gebruik van de sociale zekerheid’, geeft hij toe. Maar Vandenbroucke is niet van plan om die tendens te counteren met harde en zogezegd zeer linkse retoriek. ‘Ik wil niet terug naar imaginaire opvattingen van solidariteit zonder voorwaarden. We moeten de eisen van solidariteit steeds opnieuw bekijken en toepassen op de uitdagingen van onze tijd.’ Het is inmiddels een levensgrote uitdaging geworden, als enige linkse vicepremier in een zeer rechts kabinet.
‘De hoogst bizarre alternatieven van de MR voor de begroting zijn allemaal absolute onzin. Dat is het hele drama.’
Dat deert hem niet. Zijn carrière in de Wetstraat omspant ondertussen vier decennia. Dat is langer dan die van bijvoorbeeld zijn partijgenoot Willy Claes, die afzwaaide na ‘slechts’ 37 jaar. Met dat voorbehoud dat Vandenbroucke tweemaal de politiek achter zich liet voor een intermezzo aan de universiteit. Tot hij weer teruggeroepen werd. ‘He’s back, bitches’: ook dat plakt aan Vandenbroucke.
Het leverde hem zijn vaste bijnaam op: ‘de professor’. In de Wetstraat heeft het een karikaturale bijklank. Die van de politicus met het vingertje, de slimmerik die het altijd beter weet.
In Oxford werd echter duidelijk dat professor Vandenbroucke inderdaad een echte academicus is. Jawel, een professor, en niet de minste ook. Vandenbroucke mocht dit jaar de waarlijk prestigieuze Sidney Ball Memorial Lecture geven. De rij sprekers van deze meer dan honderdjarige lezingenreeks ‘eminent’ noemen is een understatement. Onder meer John Maynard Keynes en William Beveridge, toch twee godfathers van de interventionistische welvaartsstaat en de sociale zekerheid, gingen Vandenbroucke vooraf.
Om het plaatje compleet te maken: deze Sidney Ball-lezingen vinden onveranderlijk plaats in het St John’s College, waar de ene renaissance-koer uitgeeft op weer een andere laatmiddeleeuwse binnenplaats, met een Dining Hall die doet denken aan de iconische eetzaal van toverschool Zweinstein uit de Harry Potter-boeken.
Na de lezing was de waardering en het respect voor de Belgische minister-academicus zeer algemeen bij het selecte maar erg diverse en internationale publiek van oudere en jongere sociale wetenschappers uit Oxford. Het zegt iets over de renommee van Vandenbroucke dat een kleine honderdvijftig mensen hun vrijdagavond willen besteden aan een overigens bevlogen lezing van een sinds kort zeventigjarige politicus-academicus uit brave little Belgium.
Sidney Ball zelf was in zijn tijd trouwens een vooraanstaand lid van de Fabian Society. Dat was een politieke club die de Britse samenleving in sociaaldemocratische richting wilde bijsturen. In 1896 hield Ball de intellectuele linkerzijde een spiegel voor met een paper met als titel The Moral Aspects of Socialism. Laat dat nu net een kwestie zijn die Vandenbroucke al zijn hele politieke leven bezighoudt. Zijn doctoraatsthesis, die hij in 1999 in ditzelfde Oxford verdedigde, heette al Social Justice and Individual Ethics in an Open Society: Equality, Responsibility, and Incentives’.
Iedereen moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Maar dan echt wel iedereen.
Dat neemt niet weg dat het hem de voorbije weken nachtwerk heeft gekost om een voldragen paper te schrijven, en dat terwijl hij als vicepremier al zijn energie moest steken in het – overigens voorlopig vruchteloze – beslechten van uitputtende begrotingsdiscussies in de schoot van de regering-De Wever.
Frank Vandenbroucke: Het ergerlijke van de voorbije weken is dat er door de positionering van de MR gewoon niet ernstig onderhandeld is. We zaten daar met een partij die afkwam met oekazen. We moesten luisteren naar hun hoogst bizarre alternatieven voor de begroting, zoals de legalisering van wegwerpvapes, waarop we vervolgens accijnzen zouden kunnen heffen die ons meer dan 100 miljoen euro zouden opbrengen. Dat heeft de MR verschillende keren herhaald. We zouden ook nicotinezakjes opnieuw moeten legaliseren en ook daarop accijnzen heffen. En dat andere voorstel, om de accijnzen op alcohol te verlagen, zou ertoe leiden dat we 300 miljoen euro meer zouden innen. Dat is natuurlijk allemaal absolute onzin. Dat is het hele drama.
Terwijl er natuurlijk zeer ingrijpende en zelfs pijnlijke hervormingen op tafel liggen, ook in de sociale zekerheid.
Vandenbroucke: Dat we de werkloosheid in de tijd beperken, is niet noodzakelijk het einde van een solidair systeem. België is zowat de enige welvaartsstaat ter wereld waar dat níét zo is. In alle andere welvaartsstaten – Duitsland, Nederland, noem maar op – vallen werklozen na een bepaalde periode terug op een ondersteuningssysteem dat lokaal gemanaged wordt en dat een middelentoets heeft – je wordt geholpen naargelang van je inkomen en vermogen. Op die manier valt solidariteit dus ook te organiseren, en goed.
Wij en Les Engagés hebben binnen de regering gevochten om de OCMW’s heel wat extra middelen te geven om de mensen te begeleiden die hun werkloosheidsuitkering zullen verliezen. Desondanks ben ik er niet gerust op, eerlijk gezegd. Ik weet niet of de VDAB, Forem, Actiris en de lokale besturen in staat zijn om deze nieuwe uitdaging snel en goed te organiseren. Want dat wil zeggen: mensen ondersteunen, opvolgen en kansen zoeken voor hen op de arbeidsmarkt. Dus ook en vooral voor mensen die al langer werkloos zijn, en dat zijn vaak mensen met een rugzak vol persoonlijke problemen.

Maar u plaatst vele honderdduizenden mensen wel voor hun ‘verantwoordelijkheid’, overigens ook in uw lezing een van de cruciale begrippen. Dat klinkt behoorlijk hard. Of op zijn minst erg streng.
Vandenbroucke: Solidariteit is een kostbaar goed. Vandaar ook dat iedereen inderdaad zijn verantwoordelijkheid moet opnemen. Maar iedereen is echt wel iedereen. Het begint natuurlijk bij onze collectieve verantwoordelijkheid: het is mijn plicht jou te helpen als je tegenslag hebt, en die van jou als het mij overkomt. Tegelijk hebben steuntrekkers ook de verantwoordelijkheid om de samenleving rekenschap te geven. Werklozen hebben bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid en de plicht om werk te zoeken.
Maar er zijn ook andere vormen van verantwoordelijkheid. Artsen hebben bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid om hun patiënten te helpen opnieuw zinvolle taken op te nemen in de samenleving. Dat inzicht is in die beroepsgroep nog niet algemeen doorgedrongen, heb ik de indruk, maar we hebben daar een nuttig overleg over opgestart. Diensten als de VDAB hebben de verantwoordelijkheid hun uiterste best te doen om ook de ‘moeilijkste gevallen’ vooruit te helpen in het leven. Bedrijven hebben als architecten van werkgelegenheid de verantwoordelijkheid om voldoende kansen te scheppen.
Ten slotte hebben rijken de verantwoordelijkheid om het systeem van sociale bescherming mee te ondersteunen. Niet alleen omdat zij er mogelijk ook zelf baat bij hebben, maar omdat het niet meer dan rechtvaardig is dat wie veel heeft, ook bijdraagt aan de collectieve bescherming.
Verantwoordelijkheid geldt dus evengoed voor de getalenteerden en de machtigen als voor de armen en de machtelozen. Dat inzicht is mij onder meer bijgebracht door Pierre Rosanvallon en zijn machtig goede boek genaamd La nouvelle question sociale. Daarin stelt hij dat mensen recht hebben op insluiting in de samenleving. Prachtig toch? Dat is een veel rijkere opvatting van rechten en plichten dan louter het streng controleren en zo nodig straffen van mensen die een beroep doen op de sociale zekerheid.
Het kan niet de bedoeling zijn dat we nog eens zwaar in de zakken gaan zitten van mensen met een uitkering.’
‘Verantwoordelijkheid’ klinkt in het politieke discours van een aantal van uw coalitiepartners vooral negatief: bij veel langdurig zieken en werklozen ‘ligt het aan henzelf’.
Vandenbroucke: Er is inderdaad een zorgwekkende, eenzijdige nadruk op het begrip moral hazard – moreel risico – en op allerlei ‘strafvoorwaarden’ die aan het recht op sociale voorzieningen worden gekoppeld.
Moral hazard is een begrip dat afkomstig is uit het verzekeringswezen. Vandaar dat het steeds opnieuw terugkeert in de sociale zekerheid: ook dat stelsel is een vorm van collectieve verzekering tegen ongeluk en ongemak. Als een verzekeraar iemand verzekert tegen een risico, dan is het heel logisch dat die persoon ertoe geneigd is om een beetje meer risico te nemen. Op zichzelf is dat trouwens een zeer goeie zaak. Niemand zou in zijn wagen durven te stappen als er geen verzekeringspolissen bestonden tegen ongevallen.
In de sociale wetenschap en in de politieke discussie krijgt moral hazard evenwel een overwegend negatieve bijklank. Namelijk dat mensen hun gedrag aanpassen en helaas vaak niet op een wenselijke manier. Omdat ze weten dat ze verzekerd zijn tegen werkloosheid, zullen sommigen misschien niet hun best doen om zich tijdig bij te scholen. Als ze hun job verliezen, zullen ze niet al te ijverig zoeken naar ander werk.
Het is niet eens onlogisch dat ze zo reageren. Het systeem laat het toe en maakt het zelfs mogelijk. Het probleem stelt zich pas als te veel mensen dat doen, of wanneer het systeem daardoor, en ook om allerlei andere redenen, onbetaalbaar dreigt te worden. Dan moet de overheid natuurlijk maatregelen nemen.
De maatregelen van deze regering lijken wel heel ‘sterk’. Het kan niet anders dan dat ze zullen leiden tot regelrechte sociale drama’s. Dat is de kritiek van de vakbonden.
Vandenbroucke: Vandaar dat wij met Vooruit pleiten voor mitigatie: we moeten dat fenomeen niet willen uitschakelen, maar beheersen.
Een deel van mijn lezing ging over de vraag of we echt geobsedeerd moeten zijn door moral hazard, zoals ook bij sommige regeringspartijen het geval is, of dat we moral hazard gewoon moeten beheersen? Wie geobsedeerd is door misbruik, sluit uiteindelijk geen verzekering meer af. Die bouwt uiteindelijk de sociale zekerheid helemaal af.

Dat is toch dé oerdiscussie binnen dit kabinet?
Vandenbroucke: In deze tijd is een groot deel van de samenleving en dus van de politiek inderdaad nogal geobsedeerd door vermeend misbruik. Helaas, door overdreven te hameren op de nadelen, namelijk dat onwenselijk en inefficiënt gedrag de overheid veel geld kost, heeft men de neiging de nog veel grotere voordelen te vergeten. Terwijl Vooruit vindt: de welvaartsstaat is niet zomaar een last die veel kost. Integendeel, door de vele voordelen die eraan verbonden zijn, brengt de sociale zekerheid ons vooral veel op.
Dat is pas helemaal duidelijk geworden tijdens de covidcrisis. Toen was het overduidelijk dat er geen persoonlijke fout in het geding was bij wie getroffen werd door covid. Nooit werd er minder gesproken over moral hazard, want nooit was het voor iedereen zo duidelijk dat ‘tegenslag’ soms ook niets te maken heeft met individuele schuld. Vandaar die enorme maatschappelijke en politieke consensus om veel financiële middelen vrij te maken voor de bestrijding van de epidemie. Het was overigens de enige manier om de economie te stabiliseren.
Van dat gevoel blijft weinig over. Een kabinetschef die pocht dat hij de uitkeringen van mensen die pas werkloos geworden zijn achter de rug van de coalitiepartners wist te verminderen: dat getuigt toch van misprijzen voor wie behoeftig is?
Vandenbroucke: Vooruit is de enige en bovendien een kleine linkse partij in een veel rechtser geheel. Andere regeringspartijen hebben niet alleen andere opvattingen, maar zelfs een ander mensbeeld dan het onze. Vandaar dat ik de voorbije weken aan Bart De Wever – overigens in alle vriendschap – heb gezegd wat het narratief moet zijn van een regering met Vooruit erbij. En vooral: wat niet.
‘We zeggen ja tegen meer mensen aan het werk en tegen minder mensen met een uitkering. Maar dat betekent toch niet: alle uitkeringen omlaag?’
Ik heb hem gezegd: ‘Wij vragen al langer aan de mensen om langer door te werken, want dan zullen wat minder mensen met pensioen gaan. We vinden ook dat er te veel mensen lang afwezig blijven na ziekte. Een aantal van hen moet daarom terug aan het werk kunnen. We zijn ook van oordeel dat veel mensen te lang leven van een werkloosheidsuitkering. Dus ook die groep moet kleiner. Dus zeggen we ja tegen meer mensen aan het werk en tegen minder mensen met een uitkering. Maar dat betekent toch niet: alle uitkeringen omlaag? Waarom zouden werklozen, zieken en gepensioneerden geen recht meer mogen hebben op een fatsoenlijk inkomen? Het kan niet de bedoeling zijn dat we nog eens zwaar in de zakken gaan zitten van de mensen met een uitkering. Dat is niet ons model.
Vandaar ook dat wij in de regering gesteigerd hebben toen er werd voorgesteld een indexsprong te maken voor alle gepensioneerden, voor alle invaliden en natuurlijk voor alle werklozen. En daarbovenop nog eens de belastingen voor die groep mensen te verhogen. Dat lag op een bepaald moment namelijk ook op tafel.
Het zit nochtans diep. Vandaag doet pensioenminister Jan Jambon (N-VA) alsof het een verspreking was, maar hij vond eerst dat vrouwen met kinderen zelf maar moesten bewijzen dat ze niet langdurig ziek waren, maar van hun wettelijk bevallingsverlof genoten.
Vandenbroucke: Dat is inderdaad is pure backward-looking. Twintig jaar geleden nam je zorgverlof op, maar vandaag zijn we daarover van gedachte veranderd en gaan we je daarvoor straffen in je pensioen, want nu vinden we dat het niet ernstig was wat je toen deed. Dat is wel zeer unfair, en bovendien haalt het niets uit. Daarom zijn we ook nog aan het onderhandelen over de gelijkstelling van ziektedagen in een aantal regelingen met betrekking tot het pensioen. We zijn er nog niet uit.
Water en vuur verzoenen: het is nooit vanzelfsprekend geweest.
Vandenbroucke: Toch denk ik dat Vooruit in staat moet zijn om hervormingen te onderschrijven die wij zeker niet perfect vinden, maar die wel verdedigbaar zijn omdat de solidariteit in stand wordt gehouden. Zal dat lukken? Oprecht: ik weet het niet. Maar we doen ons best.
Bio Frank Vandenbroucke
1955: Geboren in Leuven.
1978: Licentiaat economische wetenschappen (KU Leuven).
1982: Master of Philosophy on Economics (Cambridge).
Vanaf 1985 tot 2025: diverse keren lid van Kamer, Senaat en Vlaams Parlement
1989-1994: Partijvoorzitter SP.
1994-1995: Vicepremier en Minister van Buitenlandse Zaken regering Dehaene I.
1996: Doctoreert aan de Faculty of Social Studies (Oxford).
1999-2003: Minister van Volksgezondheid en Pensioenen regering Verhofstadt I
2003-2004: Minister van Werk en Pensioenen regering-Verhofstadt II.
2004-2009: Vlaams Viceminister-president en minister van Onderwijs en Werk, Vlaamse regeringen Leterme en Peeters I.
2009: Minister van Staat.
EXTRA Vanaf 2011: docent en/of hoogleraar aan de universiteiten van Leuven, Antwerpen Amsterdam en Oxford
2013: Voorzitter van de Commissie Pensioenhervormingen (‘Commissie-Vandenbroucke’).
2020-2025: Vicepremier en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid (regering-De Croo).
2025: Vicepremier en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid (regering-De Wever).