Wouter Zwysen

‘Een weerbare economie begint bij goede jobs’

Wouter Zwysen Europees Vakbondsinstituut (ETUI)

‘Goed werk is de basis waarop een gezonde en weerbare samenleving rust’, schrijft Wouter Zwysen van denktank Minerva. Hij staat in deze bijdrage stil bij het belang van goede, kwaliteitsvolle jobs voor een weerbare economie.

In zijn rapport van eind vorig jaar over de competitiviteit van Europa, legde Mario Draghi de focus op de nood aan inclusieve groei en productiviteit binnen Europa, opdat de Europese markt zich opnieuw zou kunnen meten met die van andere grote machtsblokken. Een belangrijke vraag die daarbij onderbelicht blijft is echter: wat maakt het Europese model uniek? Het antwoord kent meerdere facetten, maar belangrijk om te benadrukken is dat Europa, en zeker België, zich onderscheidt door haar sociaal-economische model met goede jobs en een relatief lage inkomensongelijkheid.

Maar wat is een dat dan, een ‘goede’ job? Een éénduidige definitie is moeilijk te geven, maar een aantal zaken zijn wel duidelijk: een goede job biedt zekerheid, stabiliteit, maakt niet ziek, en beschermt tegen armoede. In het ideale geval biedt een job ook een vorm van zingeving en zelfwaarde.   

Goed werk is niet alleen goed voor de werkende mensen, maar ook voor de economie. Werknemers die meer betrokken zijn, zijn namelijk ook productiever. Goed werk is de basis waarop een gezonde en weerbare samenleving rust.

Het gevoel dat goede jobs verdwijnen door een grotere flexibilisering  en onzekerheid – minder duidelijkheid over het loon, de uren, of het volgende contract – ligt mee aan de basis van de opkomst van radicaal-rechtse alternatieven.

Dit is zeker van belang bij het opnieuw inschakelen of activeren van mensen, en bij langer aan het werk blijven. De huidige krapte op de arbeidsmarkt toont dit mooi aan: sectoren en bedrijven die betere arbeidsvoorwaarden bieden, vinden wel degelijk makkelijker personeel terwijl laag betalende sectoren het steeds moelijker krijgen om nog werknemers te vinden. Terwijl de toestand in België, en Europa meer algemeen, niet perfect is, is het wel zo dat de kwaliteit van jobs, inspraak van werknemers, en bescherming tegen armoede onze sterke punten zijn.

Er zijn natuurlijk ook problemen en die krijgen erg veel aandacht.  Er  is een duidelijk en nijpend gebrek aan productiviteitsgroei, gecombineerd met een hoge loonkost. Die loonkost is relatief hoog in België, maar stijgt in heel de Europese Unie, mede door de sterk stijgende levensstandaarden in Centraal- en Oost-Europa na de toetreding tot de Unie. En een loon is natuurlijk niet enkel een ‘kost’: het vormt ook de basis van koopkrachtige vraag en verzekert bedrijven van een stabiele afzetmarkt. Hoge lonen zijn net de bron van een competitieve en aantrekkelijke werkomgeving.

En daarmee botsen we op het fundamentele probleem: de vaak aangehaalde ‘oplossingen’  – meer loonlastenverlagingen en subsidies voor bedrijven, het gebruik van detachering van derdelanders, het flexibeler maken van de arbeidsmarkt (door een uitbereiding de flexijobs of het verminderen van de bescherming tegen asociale uren en slechte werkomstandigheden) –  dreigen de ware kracht en steunpilaar van het Europese (en Belgische) model onderuit te halen, namelijk goede en stabiele arbeidsomstandigheden.

Het kan ook anders: het Belgisch model zou mee als voortrekker kunnen dienen in Europa. De bescherming van goede jobs wordt expliciet naar voor geschoven door de Europese Unie, en hierin kan ons land een voorbeeldfunctie vervullen. Eerder zijn er al stappen genomen naar een sterkere minimumstandaard, vanuit het idee dat een job iemand duurzaam uit de armoede moet kunnen houden. In de recente EU richtlijn voor adequate minimumlonen werd veel nadruk gelegd op collectieve arbeidsovereenkomsten als een manier om een goede minimumstandaard en bescherming van de lagere lonen te bekomen.

België is een van de weinige landen in Europa, waar de dekkingsgraad hoger ligt dan de grens van 80 percent die de commissie naar voren schuift. Wij hebben inderdaad ook een relatief gelijke verdeling van lonen, zelfs vergeleken met andere Europese landen.

In de herfst zal de Europese commissie haar plan voor kwalitatieve jobs naar voren schuiven. Dit is nodig, want tewerkstelling vandaag is grondig veranderd, met meer variatie in types, zoals uitzendarbeid, onder-aanneming, of zelfs platformwerk. Dit toenemende gebrek aan duidelijkheid leidt ook tot een verzwakking van de positie van werknemers.

Wat is er nodig om dit Belgische model, van kwalitatieve jobs die opportuniteiten bieden aan werknemers en voor hoge(re) productiviteit zorgen, te beschermen? Ten eerste, het behouden van onze goede vormen van arbeid, en dit centraal stellen. Er vallen nog steeds te veel mensen af op de arbeidsmarkt, en activering is nodig en kan veel beter, zeker tussen regio’s. Hoewel er al een grote stijging geweest is in de werkzaamheid onder oudere werknemers, van 43% in 2014 naar 59% in 2024, is hier ook nog ruimte voor verbetering.

Activering is belangrijk, maar moet mensen ook naar goed werk leiden dat niet ziek maakt en zekerheid biedt. Meer flexibiliteit kan niet betekenen dat we het aantal precaire, en slecht betaalde jobs fors uitbreiden. Bij het centraal stellen van arbeid en kwalitatieve jobs, is het ook belangrijk om in acht te nemen dat niet alleen de werkzaamheid redelijk laag ligt, maar ook dat de waarde van arbeid en lonen in de totale inkomensverdeling daalt. Lonen zouden dus verder moeten kunnen stijgen dan vandaag het geval is om onze toekomstige welvaart te veilig te stellen.

Verder blijft de beste methode om te bouwen op het Belgisch overlegmodel, en vrijheid te geven aan werknemers en werkgevers om te onderhandelen, wat de laatste jaren steeds minder vaak het geval is. Dit vereist dat beide partijen, en de politiek, centraal stellen dat mensen kans moeten hebben op kwalitatief goede jobs binnen een sterke en groeiende economie, en dat werknemers en werkgevers daar best samen over beslissen.

 Wouter Zwysen is senior onderzoeker aan het Europees Vakbondsinstituut (ETUI).

Partner Content