Elke Vlaamse partij is bereid om de forfaitaire onkostenvergoeding voor Kamerleden van 2650 euro te belasten. Dat blijkt uit de bevraging van Knack, één jaar na de verkiezingen.
‘De forfaitaire onkostenvergoeding van 2650 euro per maand voor Kamerleden moet ook belast worden.’ Die vraag legden we een jaar na de verkiezingen voor aan de zeven Vlaamse partijen.
Zeven keer luidde het antwoord: ‘akkoord’. Met andere woorden: er is consensus tussen N-VA, Vlaams Belang, Vooruit, CD&V, Open VLD, Groen en PVDA.
Vandaag blijft die forfaitaire onkostenvergoeding volledig onbelast. Kamerleden hoeven bovendien geen onkosten aan te tonen om het bedrag te rechtvaardigen. Volgens de begroting van de Kamer trekt het parlement dit jaar 4.754.000 euro uit voor onkostenvergoedingen aan 150 Kamerleden.
Verkiezingen 2024 – 1 Jaar Later
De vergoeding van 2650 euro netto komt boven op hun brutowedde van 8991 euro per maand. Na belastingen houden ze maandelijks ruim 7000 euro netto over, exclusief vakantiegeld en eindejaarstoelage. Bij meerderheidspartijen N-VA, Vooruit en CD&V groeit de bereidheid om het systeem aan te passen.
De forfaitaire onkostenvergoeding van 2650 euro is volledig onbelast en komt boven op het brutoloon van 8991 euro.
N-VA zegt dat ‘de vermindering van de forfaitaire onkosten bespreekbaar is’, al benadrukt de partij dat ‘het statuut van parlementslid behouden moet blijven’.
Vooruit vindt dat de vergoeding ‘de facto loon is en dus ook zo behandeld moet worden’.
CD&V erkent dat ‘parlementsleden recht hebben op een goede verloning, omdat dat de kwaliteit van onze politiek ten goede komt’, maar wil ‘op termijn kunnen evolueren naar een systeem met een goede basisverloning, waarbij alle mogelijke financiële extraatjes worden afgebouwd’.
Die extraatjes bestaan niet alleen uit forfaitaire onkosten. Zo krijgen leden van het bureau van de Kamer – het orgaan dat de werking van het parlement organiseert – en voorzitters van commissies een bijkomende vergoeding. Volgens de begroting bedraagt het totaal voor die ‘bijzondere functies’ dit jaar ruim 1 miljoen euro.
De hamvraag is nu: als alle Vlaamse partijen akkoord gaan om de onkostenvergoeding te belasten, waarom is dat dan nog niet gebeurd?
Geen Bouchez in Vlaanderen
Een mogelijke verklaring ligt aan de overkant van de taalgrens, zegt begrotingsspecialist Herman Matthijs (UGent/VUB): ‘De debatten over het geld van de partijen leven vooral in Vlaanderen. Langs Franstalige kant bestaat er veel minder animo voor verandering.’
In de vorige beleidsperiode is geprobeerd om de partijfinanciering aan te pakken, maar dat botste op weerstand, onder meer bij Georges-Louis Bouchez (MR). ‘Ook het afschaffen van de Senaat is meer bespreekbaar onder Vlaamse dan onder Franstalige partijen’, zegt Matthijs. Toch staat dat laatste wel in het regeerakkoord van de regering-De Wever, waarin de MR en Les Engagés de Franstalige partners zijn.
‘Zodra ze het inkomen van parlementsleden verminderen, snijden de partijen in eigen vlees.’
Maar dat verklaart slechts een deel van het probleem. Ook de 124 leden van het Vlaams Parlement ontvangen een forfaitaire onkostenvergoeding van ruim 2600 euro per maand. En daar is geen Bouchez om de boel te blokkeren.
Begin dit jaar diende Groen enkele voorstellen in bij Vlaams Parlementsvoorzitter Freya Van den Bossche (Vooruit), ook een over het belasten van de onkostenvergoeding. Volgens fractieleider Mieke Schauvliege is er nog niet in de diepte over gesproken. ‘Maar er is een gespreksronde bezig’, zegt ze, ‘en die geven we alle kansen.’
In de Kamer ligt voorlopig geen enkel voorstel op tafel om de onkostenvergoeding aan te passen. Wel is er witte rook op komst over de pensioenregeling. Het regeerakkoord voorziet dat de maximumtermijn voor de uittredingsvergoeding gehalveerd wordt: van twee jaar naar één.
Afdrachten
Professor Matthijs ziet nog een extra reden waarom het zo moeilijk is om de vergoedingen aan te passen: de partijafdrachten. Zowat elke partij eist een vast percentage op van het inkomen van haar volksvertegenwoordigers. In totaal gaat het om een extra subsidiestroom van ruim 12 miljoen euro. Bij de Open VLD wordt amper iets afgedragen, maar bij de PVDA gaat het gemiddeld om meer dan de helft van het loon. Daartussen zitten Groen (25%), Vlaams Belang (15%), Vooruit (10%), N-VA (7,5%) en CD&V (6%). ‘Zodra ze het inkomen van parlementsleden verminderen, snijden de partijen in eigen vlees’, zegt Matthijs.
Het valt dus niet uit te sluiten dat een hervorming van de onkostenvergoeding gepaard zal gaan met een verhoging van het brutoloon, ter compensatie van het verloren inkomen.
Zou u nog op dezelfde partij stemmen als bij de verkiezingen van juni 2024? Doe de test op knack.be/1jaarlater