Valère Pirard schetst de moeilijke uitdaging waar de regering van Bart De Wever vandaag tegenaan kijkt. ‘Kunnen begrotingsdiscipline, productieve investeringen en sociale cohesie wel tegelijk gerealiseerd worden?’
In de vroege jaren zestig introduceerde econoom Robert Mundell de inmiddels klassieke theorie van de onmogelijke drie-eenheid. Die stelt dat een land nooit tegelijk een vaste wisselkoers, volledige kapitaalmobiliteit en autonomie over het monetair beleid kan behouden. Sindsdien gebruiken economen dit model vaak om beleidskeuzes te analyseren waarin drie doelstellingen elkaar wederzijds uitsluiten: je kunt er twee combineren, maar nooit alle drie.
Ook in België dringt zich vandaag een dergelijke driehoek op, tegen de achtergrond van geopolitieke spanningen en structurele veranderingen in de economie, zoals vergrijzing en technologische transitie. De federale regering moet keuzes maken.
Kernachtig samengevat: Kunnen begrotingsdiscipline, productieve investeringen en sociale cohesie wel tegelijk gerealiseerd worden? Of staan we voor een onmogelijke opdracht, een typisch Belgische evenwichtsoefening?
Schulden stabiliseren terwijl de uitgaven stijgen
Premier Bart De Wever en zijn ministers onderstrepen geregeld dat begrotingsherstel een speerpunt van hun beleid is. Tegen 2029 moet het tekort onder de 3% van het bbp zakken en de overheidsschuld onder controle blijven. Dat vergt hervormingen die de overheidsuitgaven terugdringen.
Tegelijk maakt de geplande verhoging van het defensiebudget die doelstelling moeilijker haalbaar. Die verhoging is op dit moment niet structureel gefinancierd, en daarbovenop zal België moeten investeren in innovatie en klimaattransitie als de Europese Unie het Draghi-rapport volgt.
Aan de legitimiteit van die extra uitgaven wordt nauwelijks getwijfeld. Maar de vraag is of ze te verzoenen zijn met het streven naar begrotingsdiscipline, zonder bijkomende structurele hervormingen. En zelfs dan: is het maatschappelijk nog realistisch om verder te besparen op sociale bescherming?
De impact van de geplande besparingen is bovendien onzeker. Het Rekenhof heeft al laten verstaan dat de huidige maatregelen mogelijk minder opleveren dan gehoopt. De premier zal dus hervormingen moeten doorvoeren die meer opleveren dan tot dusver op tafel ligt, om zijn begrotingsdoel te halen.
De Belgische triade en het belang van duidelijkheid
De regering staat hoe dan ook voor een lastige keuze. Wil ze vooral inzetten op begrotingsdiscipline, op strategische investeringen (zoals defensie, innovatie en klimaat), of op sociale cohesie?
Elke keuze impliceert risico’s. Een ontsporend begrotingstekort zadelt de volgende generaties op met een zwaardere schuldenlast en verhoogt automatisch de rentekosten. Maar niet investeren in een veranderende wereld waarin de technologishce ontwikkelingen elkaar in hoog tempo opvolgen, bedreigt onze toekomstige welvaart, en bemoeilijkt het halen van klimaatdoelen.
Het sociale luik van het regeerakkoord – met onder meer lagere lasten op lage lonen en een sterkere focus op preventieve zorg – zou pas op langere termijn renderen. Intussen dreigt het vertrouwen in het sociaal contract te eroderen, met meer maatschappelijke polarisatie als gevolg.
De Belgische driehoek dwingt dus tot helderheid. Twee van de drie ambities zijn nog haalbaar, maar niet alle drie tegelijk.
Daarom is het van belang dat de regering haar prioriteiten duidelijk en geloofwaardig uittekent, nu het politieke momentum er nog is. Wie alle beloften in stand houdt zonder keuzes te maken, riskeert snel ongeloofwaardigheid of zelfs bestuurlijke stilstand.
Valère Piérard is, student aan de John F. Kennedy School of Government van de Universiteit van Harvard. Hij is lid van de Vrijdaggroep.