Peter Verluyten

‘Verlies de emanciperende kracht van volwassenenonderwijs niet uit het oog’

Peter Verluyten Leerkracht in het volwassenenonderwijs

In dit verkiezingsjaar staat Peter Verluyten stil bij de uitdagingen voor het tweedekansonderwijs, een sector die in alle debatten over onderwijs nog te vaak een blinde vlek blijft.

De onderwijsliteratuur lijkt het volwassenenonderwijs niet te kennen. Ook vanuit de sector zelf zijn er wellicht te weinig impulsen om hier onderbouwde theorieën voor te ontwikkelen. Toch is het, volgens mij, noodzakelijk dat het volwassenonderwijs vaker terug te vinden is in de literatuur rond onderwijsdidactiek en pedagogiek. Heel concreet wil ik in deze bijdrage ingaan op de sector van het tweedekansonderwijs.

In Vlaanderen gaat het vooral over het aanbod dat kan gevolgd worden in een CVO of een Ligo (de vroegere centra voor basiseducatie). We hebben het hier dus over volwassenen die een nieuwe impuls aan hun leven willen (of soms moeten) geven via een opleiding.

De huidige (wetenschappelijke) onderwijsliteratuur is vandaag te exclusief gericht op kinderen en jongeren. Hierdoor gaan er kansen verloren en dreigt een pak expertise te verdwijnen. Ik meen zelfs dat de overheid op die manier te weinig gevoed wordt om een coherent en passend beleid te voeren.

Ik wil in deze tekst alvast enkele vragen opgooien en een bescheiden bijdrage leveren aan de plaats voor het volwassenenonderwijs in de theorie over onderwijs.

Wat is de plaats van het volwassenenonderwijs?

Over de plaats van onderwijs voor kinderen en jongeren wordt zeer veel geschreven en in deze veelheid aan stemmen klinken er zeker verschillende bezorgdheden, maar er zijn toch ook gelijkenissen.

Voor Masschelein en Simons vormt de school een oefenplaats, waar de leerling zich lichamelijk, cognitief, affectief en emotioneel in goede conditie kan brengen. Deze vorming heeft een maatschappelijke dimensie maar wordt niet gedicteerd vanuit de maatschappij. In de school krijgt de leerling de kans om zich te verhouden tot de maatschappij.

Voor hen gaat het hier om basisvaardigheden en basiskennis, niet om concrete (economische) vaardigheden en kennis. Kinderen en jongeren worden dus, zoveel mogelijk, nog even weg gehouden van de concrete vragen van een schreeuwende, producerende en functionele maatschappij. De school haalt kinderen en jongeren ook uit het gezin, wat hen een zekere vrijheid en ook gelijkheid geeft. Iedereen is leerling, iedereen kan iets leren.

Dit gaat samen met een aantal inzichten van Hannah Arendt. In feite stelt zij de positie van de school nog wel het meest op scherp. Zij spreekt over de school als tussenruimte. Op school maakt het kind voor het eerst kennis met de wereld. De school is niet de wereld en mag er zich ook niet voor uitgeven, ze is de institutie tussen de private sfeer van het ouderlijk huis en de werkelijke wereld. De school heeft als functie om de overgang van familie naar de wereld mogelijk te maken. Stapsgewijs wordt het kind en de jongere vertrouwd gemaakt met deze wereld. Onderwijs bereidt de leerlingen dus voor op de echte wereld, maar beschermt hen nog.

De leraar staat tegenover het kind als volwassen bewoner van de wereld, hij legt de dingen uit en zegt: dit is onze wereld. Ze wil dat de opvoeding en het onderwijs conservatief is, zegt hoe de zaken lopen. Juist deze behoudende aanpak maakt het mogelijk dat het kind, de jongere zich er tegen kan afzetten en op zoek kan gaan naar nieuwe en betere wegen.

Deze plek kan onderwijs niet hebben voor volwassenen. Zij zitten volop in de echte wereld. De bescherming is volledig weg gevallen. Ze hebben een bepaalde plaats in de samenleving verworven (misschien geen al te aantrekkelijke), ze hebben werk gezocht (al dan niet gevonden). Als ze werk vonden was dat mogelijks niet de fijnste job. Ze ervaren misschien dagelijks de uitdagingen van een (complex) gezinsleven. Misschien zijn ze moeten vluchten uit een ander land en hebben ze daarbij ontberingen en grote onzekerheid gekend. Kortom, een heleboel grote en kleine uitdagingen hebben hun pad gekruist en doen dat nog dagelijks. Voor deze mensen is het onderwijs zeker geen tussenruimte of een voorbereiding op het echte leven.

Op adem komen

Voor de cursisten uit het tweedekansonderwijs kunnen we beter spreken over een relatieve rust- en reflectieplek, een tijdelijke vluchtheuvel. Het onderwijs kan hen de kans bieden om even op adem te komen en bij te tanken. Ik benadruk ‘kan’, omdat de verwachtingen vanuit de maatschappij (gezin, job, financiële onzekerheid, mogelijke schulden, onzekerheid over statuut,…) voortdurend aanwezig blijven. Zij vormen een blijvende kopzorg voor de cursist die ruimte en tijd wil vrijmaken om zijn positie te versterken. Als alles goed loopt, zal de school rekening houden met deze specifieke context en begeleidt ze de cursist.

Dit alles maakt dat we in het volwassenenonderwijs te maken krijgen met een grote variatie in leertrajecten, tempo’s en ondersteuning op maat. De structurele plaats van de school/het centrum kan echter nooit zo sterk zijn als die is in het leven van het kind of de jongere. Het krachtenveld waarin de volwassene zich bevindt, is immers veel lastiger. Daartegenover staat dat de intrinsieke motivatie van de cursist en de levenswijsheid hem ook sterker kan maken.

Voor de lesgever in het volwassenenonderwijs is dat eveneens een verhaal met twee kanten. De cursisten tonen meestal een constructieve en gemotiveerde houding tijdens de lessen, maar dagen de lesgever ook uit met afwezigheden, opdrachten die niet of later worden gemaakt of vermoeidheid in de les.

Een goede lesgever heeft begrip voor deze wisselende omstandigheden en past zich aan. Hij begrijpt dat de cursist zich niet altijd kan aanpassen. Het spreekt voor zich dat een verbindende relatie leraar-lerende hier misschien nóg belangrijker is dan in het leerplichtonderwijs.

Functies van onderwijs

De meest geciteerde en gebruikte omschrijving van de functies van het onderwijs is die van Gert Biesta. Hij spreekt over kwalificatie, socialisatie en subjectwording. De functie van kwalificatie is degene die traditioneel verbonden wordt met het onderwijs. Het gaat hier over het overbrengen van specifieke kennis en vaardigheden die verbonden zijn met een beroep of meer maatschappelijk verwachte competenties (bijvoorbeeld politieke of financiële geletterdheid).

Deze functie is het meest verbonden met de economische verwachtingen van het onderwijs. De tweede belangrijke functie van het onderwijs noemt Biesta socialisatie. Bewust, maar ook onbewust bevestigt onderwijs de sociale, culturele en politieke orde. Het katholieke onderwijs zal bijvoorbeeld bewust een christelijke inspiratie trachten te stimuleren via haar scholen, maar ook het officiële onderwijs zal bepaalde principes willen uitdragen (bijvoorbeeld actief burgerschap).

De derde functie kan je beschouwen als het tegenovergestelde van socialisatie, namelijk subjectwording. De bedoeling is net dat de leerling een zekere onafhankelijkheid verwerft tegenover de bestaande orde. De lerende neemt een eigen, unieke positie in tegenover de anderen en de wereld. Hij wordt gestimuleerd om autonoom en onafhankelijk te denken.

Een job leren, maar ook jezelf versterken

Vanuit historisch perspectief zien we twee tegenstrijdige functies van het volwassenenonderwijs. Enerzijds werd de focus gelegd op het handhaven van een statisch hiërarchisch standenmodel, waarin ieder plichtsbewust in zijn staat berustte. Uitgangspunt was het beeld van de moreel inferieure lagere klasse die via moralisering en disciplinering ingepast diende te worden in de bestaande orde.

Een andere benadering ging net uit van sociale verheffing. Ontwikkeling van kennis werd gezien als een route naar sociale promotie. Het UNESCO-rapport ‘Learning to be’ (1972) formuleert levenslang en levensbreed leren als een samenspel tussen persoonlijke ontplooiing, economische mogelijkheden en politieke mogelijkheden.

Nog veel meer dan het leerplichtonderwijs wordt het volwassenenonderwijs gedwongen om economisch te denken. Cursisten worden door directie en communicatiediensten beschouwd als klanten. Dit is logisch, want elke gewonnen of verloren cursist heeft een effect op de toekomstige subsidiëring. Ook bij de opmaak van de opleidingsprofielen heeft de arbeidsmarkt een grote invloed via de beroepskwalificaties.

In Vlaanderen vormen deze de basis voor het opleidingsprofiel en worden ze mee opgesteld door vertegenwoordigers van de arbeidsmarkt. We zien dat de lengte van een opleiding stelselmatig korter wordt, wat zeker tegemoet komt aan de wensen van de VDAB – want ‘mensen moeten zo snel mogelijk aan het werk‘.

Ik vind dat het volwassenenonderwijs ook het bredere emanciperende karakter van een opleiding moet blijven waarderen. Uiteraard kan dit maar alleen als de subsidiërende overheid hier ook in volgt. Ik pleit vooral voor realistische (dus niet te grote) klasgroottes en daarmee corresponderende subsidie.

Het is bovendien niet denkbeeldig dat cursisten nu geduwd worden in een opleiding, enkel omdat het een knelpuntberoep is. Ook bij de opmaak van nieuwe of de actualisering van opleidingsprofielen pleit ik voor voldoende lesruimte voor bredere thema’s en competenties naast de aandacht voor specifieke beroepscompetenties.

Ik wil in deze bijdrage een oproep doen om het volwassenenonderwijs terug meer in de richting van het oude UNESCO-rapport te sturen. Ik zal dit doen door een alternatief te formuleren voor de drie functies van onderwijs die Biesta formuleerde.

Ik stel deze drie functies voor: kwalificatie, subjectwording en (her)opbouw van zelfvertrouwen.

De eerste twee functies zijn identiek aan diegene door Biesta geformuleerd. Het onderdeel ‘socialisatie’ kan uiteraard aan bod komen, maar het lijkt me voor volwassenen niet meteen een must om hen te stimuleren richting bepaalde tradities en gewoontes. Volwassenen hebben immers al een positie binnen de maatschappij verworven en zijn reeds ‘ingebed’.

De derde functie vind ik echter cruciaal en bovendien heel specifiek aan het volwassenenonderwijs, namelijk (her)opbouw van zelfvertrouwen. Heel wat cursisten in het volwassenenonderwijs hebben negatieve ervaringen met het onderwijs. Hun zelfbeeld als ‘lerende’ is mogelijks danig geknakt. Ze hebben de school (regelmatig) niet afgemaakt en trachten via het volwassenenonderwijs een nieuwe adem te vinden. Ook de grote groep anderstalige cursisten is hiermee gebaat. Ze komen uit onzekere situaties en zijn op zoek naar grond onder hun voeten, vertrouwen in onze maatschappij en de plek die ze daar kunnen innemen.

Peter Verluyten geeft les in het volwassenenonderwijs, en stond vroeger in het middelbaar onderwijs.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content